ECLI:NL:RBAMS:2013:3387
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en toetsing tijdigheid bezwaarschrift
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar werd geconfronteerd met een terugvordering van een te hoog uitbetaald bedrag van € 158.119,04 over de periode van 1 juli 1998 tot en met 31 oktober 2011. Dit bedrag was onverschuldigd betaald, omdat eiser niet had gemeld dat hij een hogere uitkering ontving dan hem was toegekend. De rechtbank heeft de tijdigheid van het bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 28 november 2011 beoordeeld en vastgesteld dat eiser dit bezwaar tijdig had ingediend, omdat hij het primaire besluit pas op 20 januari 2012 had ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eiser tegen de terugvordering beoordeeld, waarbij eiser zich beriep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat eiser redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij een te hoog bedrag aan uitkering ontving, aangezien het aan hem uitgekeerde bedrag hoger was dan het bedrag dat bij het herzieningsbesluit van 3 juni 1999 was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat verweerder van terugvordering zou afzien. Eiser had geen dringende redenen aangevoerd die de terugvordering onaanvaardbaar zouden maken.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.