ECLI:NL:RBAMS:2013:3101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12-4309 BELEI
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in schadevergoeding verzoek met betrekking tot maatwerkvoorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam, en verweerder. Eiser had een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat was afgewezen door verweerder in een besluit van 12 oktober 2010. Dit besluit werd later door verweerder in een bestreden besluit van 29 mei 2012 bevestigd, waarop eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 april 2013, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.M. Neijzen, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.C. Beijering-Beck. Tijdens de zitting waren ook de echtgenote van eiser en een juridisch adviseur van het stadsdeel aanwezig.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep betrekking heeft op een zuiver schadebesluit. Dit houdt in dat er specifieke connexiteitseisen gelden. De rechtbank heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep tegen het bestreden besluit. Dit vereiste een onderzoek naar welke rechterlijke instantie bevoegd zou zijn geweest om kennis te nemen van het beroep in de procedure tegen de oplegging van de maatwerkvoorschriften, die aan eiser waren opgelegd op 20 mei 2009. De rechtbank concludeert dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd zou zijn geweest om in eerste en enige aanleg kennis te nemen van deze procedure. Daarom verklaart de rechtbank zich onbevoegd en zal zij het beroepschrift van eiser doorzenden aan de Afdeling voor verdere behandeling.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beslissing vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4309 BELEI

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. A.M. Neijzen,
en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam,

verweerder,
gemachtigde: mr. A.C. Beijering-Beck.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 29 mei 2012 (het bestreden besluit), bekendgemaakt aan eisers gemachtigde op 19 juli 2012, heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam echtgenote] de echtgenote van eiser, en[naam medewerker Stadsdeel Nieuw West], juridisch adviseur bij het stadsdeel Nieuw-West.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Bij besluit van 20 mei 2009 heeft verweerder aan eiser, eigenaar van café [naam café] te [vestigingsplaats café], maatwerkvoorschriften op grond van artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM) opgelegd. Deze voorschriften behelzen onder meer dat het verboden is dat live muziek in het café wordt gespeeld, dat de muziekinstallatie van het café moet zijn voorzien van een geluidsbegrenzer, dat deze geluidsbegrenzer moet zijn verzegeld op 71dB(A) en dat de ramen en deuren van het café gesloten moeten zijn wanneer binnen het café muziek ten gehore wordt gebracht, behalve voor het onmiddellijk doorlaten van personen.
1.2.
Bij besluit van 24 maart 2010 heeft verweerder het door eiser tegen het besluit van 20 mei 2009 gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dit besluit en de opgelegde maatwerkvoorschriften ingetrokken en besloten zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van het besluit de gevolgen van de voortijdige uitvoering van het bestreden besluit ongedaan te maken. Tegen het besluit van 24 maart 2010 heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij brief van 1 april 2010 heeft de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam eiser meegedeeld de maatwerkvoorschriften van 20 mei 2009 per direct in te trekken.
1.4.
Bij brief van 6 juni 2010 heeft eiser verweerder aansprakelijk gesteld en verzocht om vergoeding van de schade die hij door de handelwijze van verweerder heeft geleden.
1.5.
Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser heeft in beroep het bestreden besluit gemotiveerd bestreden.
2.
Inhoudelijke beoordeling
2.1.
Het beroep heeft betrekking op een zuiver schadebesluit. Hiervoor gelden zogenoemde connexiteitseisen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een zelfstandig schadebesluit slechts vatbaar is voor bezwaar en beroep als ook de beweerdelijke, schadeveroorzakende handelingen zelf vatbaar zijn voor bezwaar en beroep (materiële connexiteit). Voorts geldt dat een bestuursrechter slechts bevoegd is tot kennisneming van een (hoger) beroep tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over het (hoger) beroep tegen het beweerdelijk schadeveroorzakende besluit (processuele connexiteit). De rechtbank verwijst naar de uitspraken van de Afdeling van 7 september 2011 (LJN: BR6875) en 23 november 2011 (LJN: BU5422).
2.2.
De rechtbank ziet zich gelet op het vereiste van processuele connexiteit ambtshalve voor de vraag gesteld of zij bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het bestreden besluit. Hiertoe dient te worden onderzocht welke rechterlijke instantie bevoegd zou zijn geweest kennis te nemen van het beroep in de procedure tegen de oplegging van de maatwerkvoorschriften. De rechtbank zal voor de beantwoording van deze vraag, gelet op de uitspraken van de Afdeling van 19 januari 2011 en 7 september 2011 (respectievelijk LJN: BP1304 en BR6875), aanknopen bij de datum waarop het beweerdelijk schadeveroorzakend besluit is genomen, te weten 20 mei 2009.
2.3.
Het besluit van 20 mei 2009 tot oplegging van de maatwerkvoorschriften is gebaseerd op het BARIM. Het BARIM is een algemene maatregel van bestuur krachtens artikelen 8.40 en 8.42 van de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wm luidde op 20 mei 2009 als volgt:
1.
Tegen een besluit op grond van deze wet - met uitzondering van een besluit ten aanzien waarvan op grond van deze wet een andere beroepsgang is opengesteld - of een van de in het derde lid bedoelde wetten of wettelijke bepalingen kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.
De in het eerste lid bedoelde wetten of wettelijke bepalingen zijn:
de artikelen 34 en 40 van de Mijnbouwwet,
hoofdstuk VIIa van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,
de Kernenergiewet,
de Wet geluidhinder,
de Grondwaterwet,
de Wet inzake de luchtverontreiniging,
de Wet verontreiniging oppervlaktewateren,
de Wet verontreiniging zeewater,
de Wet bodembescherming,
de Wet bescherming Antarctica,
de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen en
de artikelen 125 van de Gemeentewet, 122 van de Provinciewet, 61 van de Waterschapswet en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het besluiten betreft die betrekking hebben op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wetten waarop hoofdstuk 18 van deze wet van toepassing is.
2.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wm, zoals dat artikel op 1 mei 2009 luidde, komt de rechtbank tot de conclusie dat de Afdeling bevoegd zou zijn geweest om in eerste en enige aanleg kennis te nemen van de procedure betreffende de oplegging van de maatwerkvoorschriften, als in die procedure beroep zou zijn ingesteld. Dat betekent dat de Afdeling ook bevoegd is om in eerste en enige aanleg kennis te nemen van de onderhavige beroepsprocedure. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren en het beroepschrift van eiser op de voet van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorzenden aan de Afdeling ter verdere behandeling.
2.5.
Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Bakker, voorzitter,
mrs. J.H.M. van de Ven en I.W. Neleman, leden, in aanwezigheid van
mr. E.M. de Buur, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2013.
de griffier
de voorzitter
Afschrift verzonden op:
D: B
SB