ECLI:NL:RBAMS:2013:3023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-11_5164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een hulporganisatie als organisatie waarop de Sanctieregeling van toepassing is

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de aanwijzing van eiseres, een hulporganisatie, als organisatie waarop de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is. De minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Financiën, heeft eiseres aangewezen op basis van ambtsberichten die stellen dat eiseres betrokken is bij de financiering van Hamas. Eiseres heeft tegen deze aanwijzing beroep ingesteld, waarbij zij betwist dat er voldoende aanwijzingen zijn voor haar betrokkenheid bij terroristische daden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 december 2012 en heeft de onderliggende stukken van de ambtsberichten ingezien. De rechtbank concludeert dat de conclusies in de ambtsberichten niet kunnen worden gedragen door de bronnen waarop zij zijn gebaseerd. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat eiseres behoort tot de kring van personen of organisaties die terroristische daden plegen of faciliteren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 944,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5164
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. A.M. van Eik,
en

de minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming metde minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Financiën,

verweerder,
gemachtigden mrs. T. de Bey en C. de Munck.

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres aangewezen als organisatie waarop de Sanctieregeling terrorisme 2007-II (de Sanctieregeling) van toepassing is.
Bij besluit van 4 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2012.
Eiseres is vertegenwoordigd door[belanghebbende1] en [belanghebbende2], bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de stukken die ten grondslag liggen aan de door verweerder overgelegde ambtsberichten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (AIVD) in te zien.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de AIVD verzocht om de stukken die ten grondslag liggen aan de ambtsberichten toe te zenden. De AIVD heeft met betrekking tot deze stukken een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb.
Bij beslissing van 31 januari 2013 heeft de rechtbank, in een andere samenstelling, onder toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb geoordeeld dat beperking van de kennisneming van de onderliggende stukken gerechtvaardigd is.
Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op de grondslag van de desbetreffende gedingstukken uitspraak te doen. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze gedingstukken.
Partijen hebben nadien toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Eiseres is een hulporganisatie. Zij heeft volgens haar statuten onder meer ten doel het verlenen van humanitaire steun en financiële hulp aan personen of groepen die worden getroffen door natuurrampen, politieke vervolging, oorlogsmisdaden en vergelijkbare omstandigheden waar ook ter wereld.
2.
In Duitsland is de hulporganisatie[hulporganisatie1] actief. De Duitse autoriteiten hebben in juni 2010 besloten om[hulporganisatie1] te verbieden omdat de organisatie financiële steun heeft verleend aan de organisatie Hamas.
3.
Verweerder heeft eiseres bij het primaire besluit aangewezen als organisatie waarop de Sanctieregeling van toepassing is. In de bijlage bij het primaire besluit is vermeld dat eiseres in Nederland geld heeft ingezameld waarvan een deel is overgemaakt aan[hulporganisatie1], dat door eiseres ingezameld geld de financiële mogelijkheden voor [organisatie3]-Duitsland ter ondersteuning van de activiteiten van Hamas structureel heeft verruimd en dat daarmee de uitvoering van terroristische daden is vergemakkelijkt dan wel bevorderd. In de bijlage is verder vermeld dat eiseres behoort tot de kring van personen of organisaties als bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de VN) van 28 september 2001 (Resolutie 1373) of het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 27 december 2001 inzake terrorismebestrijding (2001/930/GBVB). Dit heeft onder meer tot gevolg dat alle financiële tegoeden van eiseres zijn bevroren.
4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit is onder meer vermeld dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres betrokken is (geweest) bij de financiering van Hamas. Uit het ambtsbericht van 4 maart 2011 blijkt dat eiseres gerekend kan worden tot de kring van personen en organisaties als bedoeld in de Resolutie 1373 of het Gemeenschappelijk Standpunt. Verder is in het bestreden besluit onder meer vermeld dat door eiseres ingezamelde gelden via[hulporganisatie1] ten goede zijn gekomen aan Hamas en dat eiseres op die manier heeft bijgedragen aan de capaciteit van Hamas om terroristische daden te ontplooien.
5.
Bij uitspraak van 18 april 2012 heeft het Bundesverwaltungsgericht, kort gezegd, het verbod van[hulporganisatie1] gehandhaafd.
6.
De rechtbank gaat uit van de volgende relevante regelgeving.
6.1.
In artikel 1, aanhef en onder c, van de Resolutie 1373 is bepaald dat alle staten onverwijld de tegoeden en andere financiële activa of economische middelen bevriezen van de personen die terroristische daden plegen, proberen te plegen, vergemakkelijken of eraan deelnemen, van de entiteiten die aan die personen toebehoren of door hen worden gecontroleerd, en van de personen en entiteiten die in naam of in opdracht van die personen en entiteiten handelen.
6.2. In artikel 2, eerste lid, van de Sanctiewet 1977 is bepaald dat ter voldoening aan verdragen, besluiten of aanbevelingen van organen van volkenrechtelijke organisaties, dan wel aan internationale afspraken, met betrekking tot de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde onderwerpen regels kunnen worden vastgesteld.
In artikel 3, eerste lid, is, voor zover van belang, bepaald dat de in artikel 2 bedoelde regels kunnen betreffen het goederen-, diensten- en financieel verkeer, (…) en al hetgeen overigens is vereist ter voldoening aan de verdragen, besluiten, aanbevelingen dan wel internationale afspraken, bedoeld in artikel 2.
6.3.
In artikel 2, eerste lid, van de Sanctieregeling is bepaald dat indien personen of organisaties naar het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de minister van Justitie en de minister van Financiën behoren tot de kring van personen of organisaties, bedoeld in de Resolutie 1373, de minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de minister van Justitie en de minister van Financiën ten aanzien van deze personen of organisaties een aanwijzingsbesluit kan vaststellen.
In het tweede lid is bepaald dat alle middelen die toebehoren aan de personen en organisaties, bedoeld in het eerste lid, worden bevroren.
In de toelichting bij de Sanctieregeling staat onder meer dat tot vaststelling van een aanwijzingsbesluit kan worden overgegaan indien er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene kan worden gerekend tot de kring van personen als bedoeld in de Resolutie 1373 of het Gemeenschappelijk Standpunt.
7.
Eiseres heeft in beroep, kort samengevat, gemotiveerd betwist dat er voldoende aanwijzingen zijn dat zij behoort tot de kring van personen en organisaties waarop de Resolutie 1373 ziet. Verweerder heeft dit standpunt volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Hiertoe heeft zij onder meer betoogd dat niet nader wordt ingegaan op de gemotiveerde en onderbouwde uiteenzetting omtrent haar doelstellingen, haar werkwijze en haar wereldwijde projecten waarmee is onderbouwd dat zij niet betrokken is geweest bij financiering van Hamas. Uit de ambtsberichten volgt niet dat het geld dat door eiseres aan[hulporganisatie1] is overgemaakt aan [organisatie2] is overgemaakt. Evenmin volgt hieruit dat het geld op andere wijze bij Hamas is terechtgekomen. Verweerder heeft zich niet vergewist van de juistheid van het ambtsbericht van de AIVD, aldus eiseres
.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat het onderhavige besluit een ambtshalve belastende beschikking is. Het is daarom in beginsel aan verweerder om de feiten en omstandigheden waarop het besluit is gebaseerd aan te voeren en aannemelijk te maken. In dit licht dient dan ook het criterium “voldoende duidelijke aanwijzingen” als bedoeld in de toelichting op de Sanctieregeling te worden geïnterpreteerd. Verweerder heeft aan deze bewijslast invulling gegeven door het bestreden besluit te baseren op het door de AIVD uitgebrachte ambtsbericht van 4 maart 2011. In dit ambtsbericht staat dat eiseres het door haar ingezamelde geld heeft overgemaakt naar[hulporganisatie1]. Een substantieel deel van het ingezamelde geld is door[hulporganisatie1] vervolgens overgemaakt naar diverse organisaties die tot [organisatie2] behoren. [organisatie2] betreft een overkoepelende organisatie van fondsenwervers voor Hamas. Verder vermeldt het ambtsbericht dat na onderzoek in juni 2010[hulporganisatie1] door de Duitse autoriteiten is verboden vanwege de langdurige ondersteuning van Hamas. Daarnaast heeft verweerder verwezen naar het ambtsbericht van de AIVD van 20 december 2011. In dit ambtsbericht staat dat de AIVD uit betrouwbare bron informatie heeft verkregen dat ook na het verbod van de [organisatie3] in Duitsland er in juli 2010 nog financiële transacties vanuit eiseres naar[hulporganisatie1] hebben plaatsgevonden.
7.2.
Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 september 2010, LJN: BN8600) volgt dat, indien uit een ambtsbericht van de AIVD op objectieve, onpartijdige en inzichtelijke wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusie vervat in het ambtsbericht ten grondslag zijn gelegd en deze conclusie niet onbegrijpelijk is zonder nadere toelichting, voor verweerder geen aanleiding bestaat om de aan dat ambtsbericht ten grondslag liggende stukken in te zien, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat ambtsbericht naar voren zijn gebracht. In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat door de AIVD verricht onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat vermelding van de aan een ambtsbericht van de AIVD ten grondslag liggende bron, dan wel bronnen, achterwege mag blijven vanwege de vertrouwelijkheid ervan.
7.3.
De rechtbank stelt vast dat in de ambtsberichten enkel conclusies zijn vervat. Uit de ambtsberichten volgt niet welke feiten en omstandigheden aan deze conclusies ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank heeft daarom, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door eiseres van de juistheid van de conclusies in de ambtsberichten, de onderliggende stukken van voormelde ambtsberichten van de AIVD ingezien. De rechtbank is van oordeel dat de in de ambtsberichten vervatte conclusies niet kunnen worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende bronnen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dan ook niet voldoende aanwijzingen dat eiseres behoort tot de kring van personen of organisaties die terroristische daden plegen of proberen te plegen, vergemakkelijken of daaraan deelnemen.
7.4
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken die zij heeft ingezien niet gebleken dat eiseres[hulporganisatie1] heeft gefaciliteerd in het vergemakkelijken van terroristische daden. Het feit dat eiseres (een deel van) haar ingezamelde geld heeft overgemaakt naar[hulporganisatie1] vormt niet een voldoende duidelijke aanwijzing dat eiseres betrokken is geweest bij de financiering van Hamas. Daarbij acht de rechtbank het van groot belang dat door eiseres bij herhaling is gesteld dat zij uitsluitend ter financiering van concrete projecten geld heeft overgemaakt naar[hulporganisatie1], hetgeen door verweerder niet is betwist, terwijl ook uit de aan het ambtsbericht ten grondslag liggende informatie het tegendeel niet blijkt.
Met betrekking tot de verwijzing van verweerder naar de uitspraak van het Bundesverwaltungsgericht van 18 april 2012 overweegt de rechtbank het volgende. Dit feit vormt geen aanwijzing voor de juistheid van de stelling dat eiseres via[hulporganisatie1] Hamas heeft gefaciliteerd ten aanzien van het ondernemen van terroristische activiteiten.
7.5.
Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting nog toegelicht dat euro’s geen zogenoemd earmark hebben. Volgens verweerder is het mogelijk noch noodzakelijk om aan te tonen dat betalingen door[hulporganisatie1] aan Hamas rechtstreeks ten laste zijn gekomen van de middelen die eiseres aan[hulporganisatie1] heeft verstrekt. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat het niet mogelijk is om aan te tonen dat een emmer water, door Hamas geput uit een vat van[hulporganisatie1], waarin eerder door eiseres een emmer is leeggegooid, uitsluitend ander water bevat dan dat afkomstig uit de Nederlandse emmer. Naar het oordeel van de rechtbank kan voormelde toelichting van verweerder geen stand houden. Daartoe wijst de rechtbank er nogmaals op dat door eiseres onbetwist is gesteld dat voor de financiële overmakingen van eiseres naar[hulporganisatie1] specifieke projecten zijn overeengekomen. Niet is gesteld of gebleken dat deze projecten niet zijn uitgevoerd dan wel niet zijn uitgevoerd tegen de overeengekomen prijs. Er is dus niet gebleken dat gelden van eiseres bij Hamas zijn terechtgekomen.
7.6.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet kunnen volstaan met een verwijzing naar de ambtsberichten van
4 maart 2011 en 20 december 2011. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn vergewisplicht. De conclusie is dan ook dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd zoals op grond van artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb wordt vereist. De beroepsgrond van eiseres slaagt.
8.
De rechtbank zal het beroep gelet op het voorgaande gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, onder meer ten aanzien van artikel 1, eerste lid, van het eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM), artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de EU, artikel 8 van het EVRM alsook ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit van de opgelegde maatregel, behoeft geen bespreking meer.
9.
De aanwijzing heeft naar haar aard zeer verstrekkende gevolgen. Nu aan het primaire besluit, waarmee de aanwijzing is opgelegd, hetzelfde gebrek ten grondslag ligt als aan het bestreden besluit, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Dit neemt evenwel niet weg dat verweerder alsnog nader onderzoek zou kunnen verrichten en dat dit in de toekomst tot een nieuwe maatregel zou kunnen leiden.
10.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres, begroot op
€ 944,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt € 472,-- en wegingsfactor 1).Verder zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 302,-- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 944,-- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.P.J. de Graaf, voorzitter,
mrs. C. Bakker en M.C. Eggink, leden, in aanwezigheid van
mr. S.S. Soylu, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB