In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen door twee verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen besluiten van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam. De verzoekers stelden dat de besluiten, die betrekking hadden op de herinrichting van de openbare ruimte en de verplaatsing van touringcarhaltes, hen zouden blootstellen aan onaanvaardbare geluidsoverlast, trillingen en verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken behandeld tijdens een zitting op 8 mei 2013, waar zowel de verzoekers als de gemachtigden van de verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoeken en heeft de kern van het geschil geïdentificeerd als de aanwijzing van de touringcarhalteplaatsen. De rechter heeft overwogen dat de verweerder bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt en dat de belangenafweging tussen de verzoekers en de verweerder zorgvuldig moet worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersveiligheid en dat de gevreesde overlast niet aannemelijk is gemaakt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen de zwaarwegende belangen van de verweerder bij de uitvoering van de werkzaamheden. De rechter heeft benadrukt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het bestreden besluit niet in stand zal blijven na heroverweging in bezwaar. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.