ECLI:NL:RBAMS:2013:2926

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-12_4767
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar na telefonische hoorzitting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2013 uitspraak gedaan over de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar, naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 24 februari 2012 verweerder verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een snelheidscontrole. Verweerder heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser maakte bezwaar tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding die hem was toegekend na de bezwaarfase. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 augustus 2012 telefonisch is gehoord, wat door de rechtbank gelijkgesteld werd aan een hoorzitting in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder had echter geen punt toegekend voor deze telefonische hoorzitting, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat de telefonische hoorzitting wel degelijk als een voor vergoeding in aanmerking komende handeling moet worden beschouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder voor zover het betreft de vergoeding van de kosten in bezwaar en stelde de proceskostenvergoeding vast op € 944,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld om het griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4767 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: V. Quacken,
en
de korpschef van het korps Nationale politie, als rechtsopvolger van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 21 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2013. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder is eveneens niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Op 24 februari 2012 heeft eiser verweerder verzocht om openbaarmaking van documenten in verband met een snelheidscontrole met behulp van een flitser op 23 februari 2012 te Weesp.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers verzoek toegewezen en een aantal documenten aan eiser toegezonden. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwaarfase is eiser op zijn verzoek telefonisch gehoord op 10 augustus 2012.
1.3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en is het primaire besluit herroepen. Eiser is een vergoeding van proceskosten toegekend ter hoogte van € 437, -. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) is verweerder daarbij uitgegaan van één punt voor het indienen van een bezwaarschrift. Tegen dit besluit is eiser gemotiveerd in beroep gekomen.
2.
Standpunten van partijen
2.1.
Eiser voert in beroep aan dat verweerder bij de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting. Een telefonische hoorzitting dient te worden gekwalificeerd als een voor vergoeding in aanmerking komende handeling conform het Bpb. Een dergelijke hoorzitting dient volgens eiser gelijk te worden gesteld met het bijwonen van een hoorzitting als bedoeld in het Bpb.
2.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat telefonisch horen door hem niet uitdrukkelijk is opengesteld. De telefonische toelichting op het bezwaar heeft plaatsgevonden op initiatief en verzoek van eiser. Tijdens het telefoongesprek heeft eiser volstaan met het voordragen van een pleitnotitie. Verweerder concludeert dat het telefoongesprek aldus niet gelijk te stellen is met het ‘verschijnen ter hoorzitting’ als bedoeld in het Bpb en niet kan worden aangemerkt als een voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling.
3.
Wettelijk kader
3.1.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
3.2.
Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
3.3.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Deze algemene maatregel van bestuur is het Bpb.
3.4.
Ingevolge artikel 1 van het Bpb, voor zover thans van belang, kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
3.5.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb wordt het bedrag ten aanzien van de kosten bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, bij het besluit op het bezwaar vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Volgens onderdeel A4, sub 2, van de bijlage wordt één punt toegekend voor het verschijnen bij een hoorzitting. Volgens onderdeel B2, sub 2, bedraagt de vergoeding voor dit punt € 472,-.
4.
Inhoudelijke beoordeling
4.1.
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat uitsluitend in geding is de vraag of verweerder op goede gronden bij de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar is uitgegaan één punt.
4.3
Met betrekking tot het betoog van eiser stelt de rechtbank vast dat op 10 augustus
2012 op verzoek van eiser een telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden. Van het horen is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Afgezien van de lijfelijke aanwezigheid onderscheidt deze wijze van horen zich niet van een hoorzitting in de zin van artikel 7:2 van de Awb. De gevolgde wijze van horen kan in dit geval naar het oordeel van de rechtbank gelijkgesteld worden met het bijwonen van een hoorzitting als bedoeld in onderdeel A4, sub 2 , van de Bijlage. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2012 (LJN BV3193), waaruit de rechtbank afleidt dat eveneens sprake was van een zaak waarbij de mogelijkheid van telefonisch horen niet uitdrukkelijk was opengesteld.
Verweerders stelling dat tijdens het telefoongesprek op 10 augustus 2012 door eisers gemachtigde is volstaan met het voorlezen van de eerder per e-mail toegezonden pleitnota en het gesprek hierdoor niet gelijk is te stellen aan het verschijnen ter hoorzitting, maakt voornoemd oordeel niet anders.
4.4
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft de vergoeding van de kosten in bezwaar, wegens strijd met onderdeel A4 van de bijlage bij het Bpb. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten van eiser in bezwaar wegens verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden bepaald op in totaal € 944,-, uitgaande van de proceshandelingen bezwaarschrift en het verschijnen hoorzitting (2 x € 472,-). Verweerder dient na verrekening van de reeds toegekende proceskostenvergoeding het restant te voldoen.
4.5
De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 472,-, te weten 1 punt voor het indienen van een beroepschrift.
4.6
Voorts bepaalt de rechtbank dat aan eiser het in beroep betaalde griffierecht van
€ 156,- aan hem dient te worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de vergoeding van de kosten in bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van eiser in bezwaar ten bedrage van in totaal € 944,-, te betalen aan eiser;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 472,-, te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: C