3.Eiser heeft als herplaatsingskandidaat op[datum sollicitatie] gesolliciteerd naar de functie van[functie3] met als aandachtsgebieden Financiën en Control. Eiser heeft op [datum gesprek] een oriënterend gesprek gevoerd. Op[datum telefonisch onderhoud] is eiser telefonisch meegedeeld dat er geen aanleiding bestaat voor een vervolgstap in de selectieprocedure. Dit mondelinge besluit is bevestigd bij het primaire besluit II.
3.1.De commissie heeft het primaire besluit II naar aanleiding van eisers bezwaren heroverwogen en heeft op 22 mei 2012 een advies uitgebracht. De commissie heeft geconcludeerd dat verweerder ook bij deze procedure op diverse punten de vereiste zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen. Ten aanzien van de inhoud heeft de commissie overwogen dat, blijkens de vacaturetekst voor de functie van[functie3], gevraagd werd naar een professional op het gebied van Financiën en Control in een complexe, politieke omgeving, die aantoonbare kennis en ervaring heeft op dat gebied op een academisch werk- en denkniveau. Gezien de grote financiële ombuigingen waar de gemeente voor stond en de wens om de controlfunctie te versterken, is daarbij financiële deskundigheid en slagvaardigheid vereist. Verder werd onder andere gevraagd naar een peoplemanager die gefocust is op kansen en mogelijkheden. Volgens de commissie heeft eiser, gezien zijn cv, niet de vereiste specialistische, maar een generalistische achtergrond. Eiser heeft daarnaast geen toegespitste opleiding genoten, maar is als jurist afgestudeerd en heeft, behoudens één opleiding, geen aanvullende opleidingen op specifiek financieel gebied genoten. Eiser heeft verder duidelijk generalistische werkervaring opgedaan. Eerst in 2008 heeft hij een “controltaak” gekregen, als [omschrijving functie] van het[werkgever2], maar deze taak had hij vanuit of naast zijn brede bedrijfsvoeringfunctie van sectormanager bestuurs- en managementondersteuning.
3.2.Ter zitting is door verweerder nog toegelicht dat hij een echte “financial” zocht. Het[functie3] is verantwoordelijk voor een budget van 5,5 miljard euro en moet aldus in staat zijn complexe constructies en financiële planning te beoordelen en moet kennis hebben van modellen, de gemeentelijke begroting en van externe factoren. De kandidaat moet een bedrijfseconomische achtergrond hebben, moet zich middels meerdere financiële opleidingen hebben bekwaamd en moet daarnaast een concernbrede ervaring op het gebied van financieel beleid hebben. Eiser voldoet hier niet aan. Zijn functie als [omschrijving functie] zag meer op bedrijfsvoering in brede zin waarvan de financiën een onderdeel uitmaakten.
3.3.Niet in geschil is dat de functie waarop eiser solliciteerde inmiddels is vervuld. Eiser kan dus feitelijk niet meer in die functie geplaatst worden. Gevraagd naar het belang bij voorzetting van zijn beroep tegen deze afwijzing, heeft eiser gesteld dat hij in dat geval boven de formatie geplaatst wil worden om later in de formatie te zakken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser daarmee voldoende belang bij voortzetting van deze procedure.
3.4.Eiser heeft ter zitting verklaard dat zijn in het beroepschrift opgenomen beroepsgrond dat de voorzitter van de commissie wordt benoemd door de directeur van de [werkgever4] en dat dit niet zou mogen, meer is bedoeld als een voorbeeld van verweerders onzorgvuldig handelen in het algemeen en niet als afzonderlijke beroepsgrond ten aanzien van het bestreden besluit II besproken hoeft te worden. De rechtbank zal hetgeen eiser hieromtrent naar voren heeft gebracht dan ook verder buiten bespreking laten.
3.5.Eiser heeft aangevoerd dat in strijd met artikel 16.6, eerste lid, van de NRGA geen schriftelijke onderbouwing van het besluit is gegeven.
3.5.1.De rechtbank stelt vast dat in het advies van de commissie, dat aan de beslissing op bezwaar ten grondslag is gelegd, deze motivering alsnog is gegeven. Eiser heeft hierop kunnen reageren. Dit gebrek is dan ook afdoende hersteld. De beroepsgrond slaagt niet.
3.6.Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat verweerder ook bij deze sollicitatieronde ten onrechte het bepaalde in artikel 16.6, vierde lid, van de NRGA niet in acht heeft genomen.
3.6.1.De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen zij onder overweging 2.3.3. van deze uitspraak heeft overwogen. Ook in dit geval geldt dat de handelwijze van verweerder niet strijdig is met de letter van de bepaling. Ten aanzien van de functie van[functie3] geldt immers dat de kandidaat op 7 december 2011 is benoemd. Op dat moment was er nog geen bezwaarschrift door eiser ingediend. Eiser was op[datum telefonisch onderhoud] mondeling meegedeeld dat hij werd afgewezen en heeft dit pas op 19 december 2011 bij het primaire besluit II op schrift gekregen. Daarnaast heeft eiser van de benoeming van de andere kandidaat pas kennis kunnen nemen middels de digitale nieuwsbrief “Hoogvliegers” van 22 december 2011. Dit betekent dat eiser - vóórdat de benoeming had plaatsgevonden - geen bezwaarschrift heeft kunnen indienen. Eiser had dan ook geen mogelijkheid om de benoeming van de andere kandidaat op te schorten. Dit betekent echter niet dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 16.6, vierde lid, van de NRGA heeft gehandeld. Daarin staat immers niet vermeld dat niet mag worden benoemd totdat alle bezwaartermijnen van alle afgewezen of nog mogelijk af te wijzen kandidaten zijn verlopen, maar slechts dat áls er een bezwaarschrift is ingediend, de benoeming wordt opgeschort. Dat was in eisers geval niet aan de orde.
3.6.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de commissie in zijn advies onder 3.3. vanaf “Ten overvloede” evenwel terecht opgemerkt dat het verweerder zou sieren als de definitieve benoeming van een kandidaat in een functie waarnaar een boventallige medewerker zonder succes heeft gesolliciteerd, wordt uitgesteld in afwachting van de schriftelijke afwijzing van laatstgenoemde, tot een beperkt aantal dagen daarna. Aan het feit dat dit in eisers geval niet is gebeurd, verbindt de rechtbank evenwel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verder geen gevolgen.
3.7.Eiser heeft aangevoerd dat hij, gelet op zijn ervaring en staat van dienst, heeft bewezen dat hij wel degelijk in staat is een functie op directieniveau te vervullen. Indien dit anders is, is het aan verweerder om dit aannemelijk te maken. Eiser is van mening dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het beginsel van fair play. Het is eiser onduidelijk hoe verweerder heeft kunnen vaststellen dat hij ook niet op termijn de benodigde kennis en ervaring kan aanvullen. Eiser stelt dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij geen “people manager” is en vraagt zich af hoe verweerder aan deze kennis komt. Volgens eiser is hiervan geen begin van bewijs.
3.7.1.De rechtbank verwijst in dit verband allereerst naar hetgeen zij onder rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.1.2 heeft overwogen ten aanzien van hetgeen van eiser verwacht mag worden wil hij koersen op een succesvolle sollicitatie. Het is niet aan verweerder om aan te tonen dat eiser ongeschikt is. Het is aan eiser om verweerder ervan te overtuigen dat hij geschikt is. Bij een afwijzing moet verweerder, gelet op eisers mobiliteitstatus, uiteraard motiveren waarom de functie niet passend voor hem is. De rechtbank toetst verweerders besluitvorming vervolgens slechts marginaal.
3.7.2.Wat de door eiser gestelde kennis op het gebied van financiën betreft, stelt de rechtbank vast dat eiser hiervoor heeft verwezen naar zijn cv en de daarin opgenomen opleidingsgegevens. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij een financiële opleiding heeft genoten, te weten de opleiding [omschrijving opleiding], een anderhalf jaar durende financiële opleiding die is afgesloten met een examen. De rechtbank overweegt dat onduidelijk is of deze opleiding in een recent verleden is gevolgd, maar dat dat niet afdoet aan het feit dat niet in geschil is dat dat eisers enige specifiek financiële opleiding is. Eiser heeft niet aangevoerd noch is de rechtbank gebleken dat hij andere financiële opleidingen met succes heeft afgerond. Eiser voldoet dan ook niet aan verweerders wens van meerdere financiële opleidingen.
3.7.3.Wat de door eiser gestelde ervaring op het gebied van financiën betreft, overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft er opnieuw op gewezen dat hij bij[werkgever2] [functie4] was en dus veel financiële ervaring heeft. Verweerder heeft ten aanzien daarvan verwezen naar het bestreden besluit en ter zitting gesteld dat [omschrijving functie] geen functie is, maar een rol. Bovendien heeft [werkgever3] een andere graad van complexiteit dan[werkgever2], aldus verweerder. De rechtbank ziet ook ten aanzien van eisers ervaring onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat hij wel beschikt over de ervaring om de vacature te vervullen. Eisers stellingen overtuigen de rechtbank niet, nu ze niet dan wel onvoldoende zijn onderbouwd met concrete voorbeelden waaruit blijkt dat eiser voldoende ervaring heeft op de vereiste aandachtsgebieden. Dat de functie van [omschrijving functie] bij[werkgever2] een andere inhoud heeft dan de vacante functie lijkt evident, zodat te meer van eiser verwacht had mogen worden dat eiser concreet maakte waarom hij geschikt zou zijn voor deze zwaardere functie.
3.7.4.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank niet gebleken van strijd met het fair play beginsel, nog daargelaten dat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd.
3.8.Reeds gezien al het voorgaande en nu niet gebleken is van andere redenen waarom verweerder eiser destijds niet heeft willen aannemen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de functie van[functie3] i.o. met als aandachtsgebieden Financiën en Control niet passend was voor eiser. Gelet op dit oordeel behoeft verweerders subsidiaire weigeringsgrond (inzake de integriteit van eiser) ook hier geen bespreking meer.