ECLI:NL:RBAMS:2013:2665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-12-4589
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot bestuursdwang bij fout parkeren van deelauto's en kostenverhaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de toepassing van bestuursdwang door de gemeente Amsterdam, waarbij deelauto's van eiseres zijn weggesleept wegens fout parkeren. Eiseres, die deelauto's verhuurt, stelde dat de autodeelplaatsen bezet waren door andere weggebruikers, waardoor haar voertuigen noodgedwongen op onjuiste plaatsen geparkeerd moesten worden. De rechtbank oordeelde dat het voor de gebruikers van de deelauto's duidelijk had kunnen zijn dat zij in strijd met de geldende verkeersregels parkeerden. De gemeente was bevoegd om bestuursdwang toe te passen om de parkeerplaatsen vrij te houden voor invaliden en andere specifieke doeleinden. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de gemeente zouden verplichten om van handhaving af te zien.

Daarnaast werd de hoogte van de in rekening gebrachte kosten voor het wegslepen en bewaren van de voertuigen besproken. De rechtbank oordeelde dat de bestreden besluiten in dit opzicht onvoldoende gemotiveerd waren, maar dat de rechtsgevolgen in stand konden blijven omdat de kosten niet hoger waren dan de daadwerkelijk gemaakte kosten. Eiseres had geen recht op schadevergoeding, aangezien het wegslepen van de voertuigen niet onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten, maar handhaafde de rechtsgevolgen en bepaalde dat de gemeente het griffierecht en proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/4589, 12/4590, 12/4591, 12/4592, 12/4593, 12/4594, 12/4595, 12/4596, 12/4597, 12/4598, 12/5820, 12/5821 GEMWT

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres]

gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde J.B. Floor,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. A.A.K. ten Doesschate.

De opbouw van deze uitspraak

  • Procesverloop in de afzonderlijke zaken
  • Procesverloop in alle zaken
  • Overwegingen
1.
Feiten en omstandigheden
2.
Juridisch kader
3.
Inhoudelijke beoordeling
- Vergewisplicht
- Beginselplicht tot handhaving
- Kosten van bestuursdwang
- Schadevergoeding en proceskosten
- Beslissing

Procesverloop in de afzonderlijke zaken

1.
AWB 12/4589 GEMWT (sleep 1)
Bij besluit van 25 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken1] weg te slepen.
Bij besluit van 6 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
AWB 12/4598 GEMWT (sleep 2)
Bij besluit van 24 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken2] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3.
AWB 12/4597 GEMWT (sleep 3)
Bij besluit van 29 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken3]weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
4.
AWB 12/4596 GEMWT (sleep 4)
Bij besluit van 6 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken4] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
5.
AWB 12/4595 GEMWT (sleep 5)
Bij besluit van 20 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken5] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
6.
AWB 12/4594 GEMWT (sleep 6)
Bij besluit van 27 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken6] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
7.
AWB 12/4593 GEMWT (sleep 7)
Bij besluit van 23 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken7] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
8.
AWB 12/4592 GEMWT (sleep 9)
Bij besluit van 6 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken[kenteken8] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
9.
AWB 12/4590 GEMWT (sleep 10)
Bij besluit van 25 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken9] weg te slepen.
Bij besluit van 6 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
10.
AWB 12/4591 GEMWT (sleep 11)
Bij besluit van 13 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken1] weg te slepen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
11.
AWB 12/5820 GEMWT (sleep 12)
Bij besluit van 17 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken9]weg te slepen.
Bij besluit van 6 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
12.
AWB 12/5821 GEMWT (sleep 13)
Bij besluit van 2 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met kenteken[kenteken9] weg te slepen.
Bij besluit van 6 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Procesverloop in alle zaken

Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 27 februari 2013. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld van [werknemer politie] (werkzaam bij de Politie Amsterdam-Amstelland).

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiseres exploiteert een bedrijf dat abonnementen verkoopt waarmee deelauto’s kunnen worden gehuurd. Eiseres heeft een contract met de gemeente Amsterdam (de gemeente) op grond waarvan eiseres aanspraak heeft op vergunninghoudersplaatsen voor het parkeren van de deelauto’s in de openbare ruimte.
1.2.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder de betreffende deelauto’s van eiseres weggesleept omdat deze stonden geparkeerd op invalidenparkeerplaatsen ter hoogte van de adressen[adres1], [adres2], [adres3] en [adres4], op laad- en loshavens ter hoogte van de adressen [adres5], [adres6] [adres7] en [adres8], op een gereserveerde parkeerplaats voor elektrische voertuigen ter hoogte van het adres [adres9] en op een parkeerplaats waarop parkeren is verboden op bepaalde tijdstippen wegens markt ter hoogte van het adres [adres10]. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en gesteld dat de parkeerplaatsen die zijn bestemd voor de deelauto’s (de autodeelplaatsen) werden bezet door andere weggebruikers, waardoor de deelauto’s noodgedwongen elders dienden te worden geparkeerd.
1.3.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat dient te worden uitgegaan van een beginselplicht tot handhaving. De omstandigheid dat de autodeelplaatsen al bezet waren, vormt geen reden om de deelauto in overtreding te parkeren. De overtreders hadden de bebording kunnen en moeten waarnemen en zijn in hun onderzoeksplicht tekortgeschoten. Verweerder is voorts niet tekortgeschoten in het vrijhouden van de autodeelplaatsen. De kosten van het wegslepen betreffen de daadwerkelijk gemaakte kosten en komen voor rekening van de overtreder. Voor zover er aan de zijde van eiseres sprake is van schade, vloeit die voort uit verkeerd verkeersgedrag van de gebruikers van de deelauto’s, het bedrijfsmodel van eiseres en een juiste toepassing van wet en regelgeving door verweerder. Verweerder is van mening dat hem op geen enkele wijze een verwijt kan worden gemaakt.
1.4.
Eiseres heeft de bestreden besluiten gemotiveerd bestreden. De beroepsgronden zullen hieronder bij de beoordeling worden besproken.
2.
Juridisch kader
2.1.
Op deze zaken is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. De in beroep bestreden besluiten zijn namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2.2.
In artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) is bepaald dat tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2.3.
Op grond van artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen.
2.4.
Op grond van artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c, worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval de aanwijzing van de weggedeelten en wegen voor welke de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c geldt.
2.5.
In artikel 2, aanhef en onder c, e, f en g, van het Besluit wegslepen van voertuigen (Besluit) is bepaald – voor zover van belang – dat de soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onder a, van de WVW zijn:
c) parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarbij op een onderbord wordt aangegeven:
3°. de dagen of uren waarop het parkeren is verboden;
e) parkeerplaatsen voor invaliden, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
f) gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
g) parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
2.6.
Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2010 (hierna: de Wegsleepverordening), voor zover thans van belang, worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
3.
Inhoudelijke beoordeling
Vergewisplicht
3.1.
Vaststaat dat de deelauto’s ten tijde van het wegslepen in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels stonden geparkeerd. Eiseres heeft aangevoerd dat op sommige plaatsen de parkeersituatie niet duidelijk was. Deze beroepsgrond slaagt niet. Gelet op de foto’s van de parkeerplaatsen waarop de deelauto’s stonden geparkeerd, is de rechtbank van oordeel dat voldoende duidelijk was wat de ter plaatse geldende verkeersregels waren. Voorts waren de verkeersborden E4, E6, E7 en E8 in overeenstemming met het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer geplaatst. De rechtbank wijst voorts erop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) elke verkeersdeelnemer zich ervan dient te vergewissen wat de ter plaatse geldende verkeersregels zijn. Voor zover hem dat niet direct kenbaar is, dient hij nader te bezien wat op een zich ter plaatse bevindend verkeersbord is aangegeven (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juli 2009, LJN: BJ4116). Dit geldt evenzeer voor de vraag of een verkeersbord van toepassing is op de (situatie van) de betreffende verkeersdeelnemer. Indien de geldende verkeersregels niet direct duidelijk waren voor de gebruikers van de deelauto’s, dan hadden zij, gelet op de hiervoor aangehaalde rechtspraak, nader dienen te onderzoeken wat op het zich ter plaatse bevindend verkeersbord was aangegeven en of het verkeersbord van toepassing was op het parkeervak waarin de deelauto werd geparkeerd. Het komt voor rekening en risico van eiseres dat de gebruikers onvoldoende onderzoek hebben verricht naar de situatie ter plaatse.
3.2.
Eiseres heeft erop gewezen dat bij de parkeerplaatsen waarvan de deelauto’s zijn weggesleept geen bord is geplaatst dat de wegsleepregeling van kracht is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden is om bij deze parkeerplaatsen een bord te plaatsen waarop is weergegeven dat de wegsleepregeling van kracht is, nu op grond van de Wegsleepverordening de wegsleepregeling van kracht is voor alle wegen en weggedeelten in Amsterdam.
3.3.
Met betrekking tot sleep 6 heeft eiseres aangevoerd dat de autodeelplaats bezet was en dat de gebruiker van de deelauto van de parkeerwachter mocht parkeren op de laad- en loshaven. De rechtbank vat deze beroepsgrond op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling kan een beroep op het vertrouwensbeginsel echter slechts slagen indien sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging door een daartoe bevoegde ambtenaar. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke toezegging in dit geval geen sprake is. De gestelde toezegging door een parkeerwachter is immers niet door het bevoegde gezag gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
3.4.
Met betrekking tot sleep 13 heeft eiseres aangevoerd dat de autodeelplaats zonder overleg met eiseres is verplaatst. Ook deze grond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat ter plaatse – zo blijkt uit de gedingstukken – drie parkeervakken achter elkaar zijn gelegen, waarvan er één is gereserveerd voor een deelauto van eiseres. De gebruikers van deelauto’s hadden ook in deze situatie zich ervan moeten vergewissen dat het verkeersbord waarop is weergegeven dat sprake is van een autodeelplaats van toepassing was op het parkeervak waarin zij de deelauto parkeerden. Dat de autodeelplaats - al dan niet met medeweten van eiseres - is verplaatst, doet hieraan niet af.
3.5.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het voor de gebruikers van de deelauto’s duidelijk had kunnen zijn dat zij de deelauto’s in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels parkeerden. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat verwijdering van de voertuigen noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van de invalidenparkeerplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaats voor elektrische voertuigen en parkeerplaats waar een tijdelijk parkeerverbod geldt wegens markt, zijnde in de Verordening aangewezen weggedeeltes. Verweerder was dan ook bevoegd op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 tot toepassing van bestuursdwang te besluiten en de betreffende deelauto’s weg te laten slepen.
Beginselplicht tot handhaving
3.6.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat de reden voor het fout parkeren was gelegen in het feit dat de autodeelplaatsen bezet waren door fout geparkeerde auto’s van particulieren. Volgens eiseres treedt verweerder niet handhavend op ten aanzien van fout geparkeerde auto’s op de autodeelplaatsen en is de oorzaak van het fout parkeren met de deelauto’s van eiseres dan ook gelegen in de eigen wanprestatie van verweerder jegens eiseres. De contractuele relatie tussen de gemeente en eiseres brengt mee dat verweerder de redelijkheid en billijkheid in acht dient te nemen. Volgens eiseres is wegslepen niet doelmatig en zijn er lichtere middelen om het gewenste doel te bereiken. In geval van een overtreding met een deelauto kan Stadstoezicht met eiseres bellen en kan eiseres de deelauto op afstand ontgrendelen zodat Stadstoezicht de deelauto naar de autodeelplaats kan verplaatsen. Wegslepen is bovendien contraproductief, omdat daarmee gemeentelijk beleid om autobezit binnen de stad terug te dringen wordt ondergraven, aldus eiseres.
3.8.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat de autodeelplaatsen bezet waren, niet betekent dat de gebruikers de deelauto’s dus ook in strijd met de geldende verkeersregels mochten parkeren. Eiseres beschikt over parkeervergunningen, waarmee de deelauto’s zonder extra kosten binnen de gehele parkeervergunningzone op juiste wijze hadden kunnen worden geparkeerd. De rechtbank overweegt voorts dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft toegelicht dat bijzonder opsporingsambtenaren gebruik maken van een prioriteitenlijst bij het wegslepen van voertuigen, omdat de beschikbare capaciteit per definitie onvoldoende is om volledig te kunnen handhaven. Invalidenparkeerplaatsen, laad- en loshavens en parkeerplaatsen waar een tijdelijk parkeerverbod geldt wegens markt, hebben prioriteit boven vergunninghouderplaatsen, aldus de gemachtigde van verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op beperkte capaciteit om handhavend op te treden, de bevoegdheid heeft om prioriteiten te stellen en dat verweerder hiermee binnen de grenzen van een redelijke beleidsuitvoering blijft. Dat het, zoals de gemachtigde van eiseres heeft betoogd, onhandig is dat autodeelplaatsen lager op de prioriteitenlijst staan, maakt de gehanteerde prioriteitenvolgorde niet onredelijk. De omstandigheid dat verweerder niet handhavend optreedt tegen een foutief geparkeerde auto op een autodeelplaats, betekent niet dat ook niet mag worden gehandhaafd tegen een deelauto die in strijd met de geldende verkeersregels is geparkeerd.
3.9.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de bestaande contractuele relatie tussen eiseres en de gemeente en de redelijkheid en billijkheid niet met zich brengen dat verweerder eiseres moet beschouwen als een speciale weggebruiker waarbij verweerder van handhaving moet afzien in het geval dat een autodeelplaats bezet is aangetroffen en de gebruiker van de deelauto fout heeft geparkeerd. Ter zitting is de rechtbank duidelijk geworden dat het contract tussen eiseres en de gemeente slechts ziet op het ter beschikking stellen van autodeelplaatsen. Van een contractuele verplichting op grond waarvan verweerder eiseres, anders dan andere weggebruikers, eerst in de gelegenheid moet stellen om de fout geparkeerde deelauto te (laten) verplaatsen alvorens tot wegslepen over te gaan, is de rechtbank niet gebleken.
3.10.
Gelet op hetgeen is overwogen in 3.8 en 3.9 is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden.
Kosten van bestuursdwang
3.11.
Eiseres heeft betoogd dat de kosten van de bestuursdwang voor rekening van verweerder moeten blijven.
3.12.
Dit betoog slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling gaan uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal als regel samen, maar staat het het bestuursorgaan vrij bij wijze van uitzondering bestuursdwang aan te zeggen in die zin dat de kosten van het effectueren daarvan niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene komen. Het bestuursorgaan dient in dit kader alle betrokken belangen af te wegen. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien kan worden geoordeeld dat de aangeschrevene geen verwijt valt te maken ten aanzien van de ontstane situatie en indien bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 september 2005, LJN: AU2988). De rechtbank is in de aan de orde zijnde gevallen niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan de kosten van bestuursdwang voor rekening zouden moeten blijven van verweerder. Niet is gebleken dat de gebruikers van de deelauto’s geen verwijt kon worden gemaakt.
3.13.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat de in rekening gebrachte kosten voor het wegslepen en met name het bewaarloon onbegrijpelijk hoog zijn. Volgens eiseres zijn de berekende kosten meer dan kostendekkend en dus winstgevend. Dat is niet toegestaan, aldus eiseres.
3.14.
De rechtbank stelt vast dat eiseres ook al in de bezwaarfase, bij het aanvullend bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting, gronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van het in rekening gebrachte bewaarloon. In de bestreden besluiten is verweerder hierop niet ingegaan. Verweerder heeft geen inzicht verschaft in de berekening van de kosten. Eerst ter zitting heeft verweerder desgevraagd een toelichting gegeven op de berekening van de wegsleepkosten en het bewaarloon. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten in alle zaken in dit opzicht onvoldoende zijn gemotiveerd en moeten worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De beroepen zijn dus gegrond.
3.15.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden besluiten in stand blijven en overweegt daartoe als volgt.
3.16.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder het Vervolg Advies Wegsleep tarieven overgelegd. De gemachtigde van verweerder heeft daarbij toegelicht dat bij de Totaal Begrote Kosten onder punt 3 de kosten zijn berekend die zijn gemaakt voor het wegslepen en bewaren van voertuigen over het jaar 2012. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden waarvoor de kosten zijn berekend overeenkomen met de posten die volgens artikel 12 van het Besluit in aanmerking mogen worden genomen. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat op dit moment per jaar 7.000 voertuigen worden weggesleept en dat dit aantal ook bij het in 2013 verhoogde tarief niet kostendekkend is en een verlies van € 910.391,- wordt geleden. Pas bij 10.000 verslepingen op jaarbasis is het wegslepen kostendekkend voor de gemeente. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat het in rekening gebrachte tarief ook in 2011 en 2012 niet kostendekkend was en dat de aan eiseres in rekening gebrachte kosten voor het wegslepen en bewaren van de deelauto’s niet hoger zijn dan de daadwerkelijk door verweerder gemaakte kosten.
Schadevergoeding en proceskosten
3.17.
Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de door haar geleden schade. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een gebrek in de motivering van de bestreden besluiten maar dat het wegslepen van de deelauto’s niet onrechtmatig is. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding.
3.18.
Aangezien de rechtbank de beroepen gegrond zal verklaren, moet verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht van € 310,- aan haar vergoeden.
3.19.
Ten slotte ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1.416,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij heeft de rechtbank 1 punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, is wegingsfactor 1,5 toegepast omdat het gaat om 4 of meer samenhangende zaken en geldt een tarief van € 472,- per punt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten in alle zaken;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 310,- (zegge: driehonderd tien euro) vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 1.416,- (zegge: duizend vierhonderd zestien euro), te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. J.H.M. van de Ven en C. Bakker, leden,
in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2013.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB