ECLI:NL:RBAMS:2013:2483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13-617 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van doorstroming naar senior functie binnen de politie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, werkzaam bij de politie, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Korpschef van politie, waarbij hun aanvragen voor doorstroming naar de functie van senior medewerker gebiedsgebonden politie zijn afgewezen. De verzoekers hebben een spoedeisend belang aangevoerd, omdat zij vóór de definitieve functieplaatsing in de nieuwe eenheid Noord-West Nederland een inhoudelijk besluit op hun aanvragen willen ontvangen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 maart 2013, waarbij de verzoekers zijn bijgestaan door hun gemachtigde en de verweerder door mr. Th. Tanja.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van verzoekers om vóór de matching op 29 juni 2013 te weten of zij al dan niet zullen doorstromen naar een senior functie, zwaarder weegt dan het belang van verweerder om de resultaten van het overleg binnen het Centraal Georganiseerd Overleg Politie af te wachten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers hun spoedeisend belang voldoende hebben onderbouwd en heeft de bestreden besluiten van 10 oktober 2012 en 14 november 2012 geschorst. Tevens is verweerder opgedragen om vóór 1 juni 2013 nieuwe (inhoudelijke) besluiten te nemen op de aanvragen van verzoekers.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van de verzoekers moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 944,- en dat het griffierecht van € 156,- in alle zaken door verweerder moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/617 AW
AWB 13/618 AW
AWB 13/619 AW
AWB 13/620 AW
AWB 13/621 AW
AWB 13/623 AW

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker1],

[verzoeker2],
[verzoeker3],
[verzoeker4],
[verzoeker5],
[verzoeker6],
verzoekers,
gemachtigde G.N.R. Priem,
en
de Korpschef van politie (rechtsvoorganger Korpsbeheerder regiopolitie Amsterdam-Amstelland),
verweerder,
gemachtigde mr. Th. Tanja.

Procesverloop

Verzoekers hebben een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekers ingediende bezwaar tegen de besluiten van verweerder van respectievelijk 10 oktober 2012 en 14 november 2012.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 maart 2013. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de behandeling ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of een garantie kan worden gegeven binnen welke termijn op de aanvragen van verzoekers zal worden beslist. Bij brief van 20 maart 2013 heeft verweerder bericht dat hierover nog geen helderheid is verkregen. Nadat partijen toestemming hebben gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Inleidende bepaling
1.1.
Op grond van artikel 8:81 van de Awb gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2.
Feiten en omstandigheden
2.1.
Verzoekers zijn allen werkzaam bij [werkgever]. Zij hebben allen een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van [functie werkgever1]zijnde een functie in salarisschaal 8. Het gaat hier om een doorstroming in het kader van de harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie (HAP-II). Bij de bestreden besluiten van 10 oktober 2012 en 14 november 2012 heeft verweerder al deze aanvragen afgewezen op dezelfde grond, te weten dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden in de vorm van financiële gevolgen. Tegen deze besluiten hebben verzoekers (individueel) bezwaar gemaakt en tevens een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.2.
Op 7 februari 2013 heeft het Centraal Georganiseerd Overleg Politie plaatsgevonden, hetgeen heeft geresulteerd in een beleidswijziging. Bij brief van 20 februari 2013 heeft verweerder hiervan melding gemaakt aan verzoekers. In deze brief heeft verweerder aangegeven dat alle aanvragen voor doorstroming naar de functie van [functie werkgever1], ingediend vóór 1 januari 2013, op korte termijn individueel in behandeling zullen worden genomen conform de landelijke Circulaire en zullen leiden tot nieuwe besluiten.
2.3.
Per 1 januari 2013 zullen de regionale afdelingen van de [werkgever] worden gereorganiseerd naar een Landelijke Eenheid met verschillende units. De [werknemers] zullen worden onderverdeeld in vijf landelijke units, waarvan de [werkgever] zal opgaan in de [provincie werkplaats] Nederland. Op 14 mei 2013 zullen verzoekers een voorlopig besluit ontvangen, waarin hen wordt meegedeeld op welke functie zij zullen worden geplaatst in de [provincie werkplaats], waarna hun nieuwe formatieplaats op 29 juni 2013 definitief zal worden vastgesteld.
3.
Beoordeling
3.1.
Verzoekers hebben aangevoerd dat, ondanks het feit dat verweerder bij brief van
20 februari 2013 heeft aangegeven de aanvragen inhoudelijk te zullen beoordelen, nog steeds sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Hiertoe hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de samenvoeging van de diverse locaties van de bereden politie tot de [provincie werkplaats] Nederland momenteel in wording is. Zo lang verzoekers geen beslissing op hun aanvraag hebben ontvangen, zullen zij bij de toewijzing van een formatieplaats in de toekomstige [provincie werkplaats] Nederland (de zogenoemde matching) worden behandeld als junior GGP. Zij zullen worden benadeeld ten opzichte van medewerkers van de bereden politie van andere politieregio’s waar alle aanvragen voor doorstroming naar senior GGP al zijn behandeld. Immers, verzoekers zullen in de matching worden geplaatst in een junior functie, terwijl de inhoudelijke behandeling van hun aanvraag wellicht zal leiden tot een inwilliging van het verzoek om doorstroom naar de functie van senior GGP. In dat geval zullen de formatieplaatsen voor de functie senior GGP al zijn vervuld en hen wordt dan ook de kans ontnomen om in de nieuwe [provincie werkplaats] Nederland te worden geplaatst in een functie als senior GGP. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers hiermee hun spoedeisend belang voldoende hebben onderbouwd.
3.2.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat, in het licht van de belangenafweging, het belang van verzoekers om vóór de zogenoemde matching op 29 juni 2013 te weten of zij al dan niet zullen doorstromen naar een senior functie zwaarder weegt dan het door verweerder gestelde belang, namelijk het afwachten van de resultaten van het overleg binnen het Centraal Georganiseerd Overleg Politie. Verweerder heeft dit belang op geen enkele wijze concreet onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat ter zitting aan de orde is gekomen de vraag of er nog beoordelingen dienden plaats te vinden alvorens een inhoudelijke beslissing op de aanvraag te kunnen nemen, en dat bleek niet het geval.
3.3.
Gelet op het voorgaande, daarbij in aanmerking nemend dat verweerder reeds heeft aangegeven alsnog inhoudelijk op de aanvragen te zullen beslissen, zal de voorzieningenrechter de verzoeken toewijzen in die zin dat de bestreden besluiten van
10 oktober 2012 en 14 november 2012 worden geschorst. Nu gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangeven dat als de nieuwe besluiten er op 1 juni 2013 zijn, er dan nog genoeg tijd zal zijn om de resultaten daarvan te betrekken bij de definitieve plaatsing op 29 juni 2013, zal verweerder voorts worden opgedragen vóór 1 juni 2013 nieuwe (inhoudelijke) besluiten te nemen op de aanvragen van verzoekers. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerder heeft aangegeven dat de reorganisatie pas een aanvang neemt ná de matching en dat pas in het kader daarvan, en met inachtneming van de regels van het Landelijk Sociaal Statuut bekend wordt welke ambtenaar een bepaalde functie gaat vervullen.
3.4.
Nu de verzoeken worden toegewezen bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 944,- (1 punt voor het indienen van de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, ad € 472,-). Tevens dient verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden in alle zes zaken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
  • schorst de bestreden besluiten van 10 oktober 2012 en 14 november 2012;
  • bepaalt dat verweerder vóór 1 juni 2013 nieuwe besluiten neemt op de aanvragen van verzoekers;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-;
  • bepaalt dat verweerder aan verzoekers in alle zaken het griffierecht ter hoogte van € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Wevers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2013.
de griffier
de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
Coll: KvdB
D: B
SB