ECLI:NL:RBAMS:2013:2323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-12_3299
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opname Ghanese geboorteakte in gemeentelijke basisadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ghanese nationaliteit, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had verzocht om de gegevens uit een door haar ingeleverde Ghanese geboorteakte op te nemen in de gemeentelijke basisadministratie. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen op basis van een verificatieonderzoek uit 2000, waaruit zou blijken dat er gerede twijfel bestond aan de geboortedatum, geboorteplaats en de identiteit van de informant van de geboorte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van het verzoek onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksresultaten uit het verificatieonderzoek niet voldoende grondslag boden voor de conclusie dat de geboorteakte niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de onduidelijkheden in het verificatierapport en de inconsistenties in de verklaringen van de ouders van eiseres. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet zonder nader onderzoek kon stellen dat er gerede twijfel bestond aan de op de geboorteakte vermelde gegevens.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 april 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3299 GBA

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. E.C. Gelok,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder,
gemachtigde mr. J.C. Tomson.

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2011 heeft verweerder een verzoek van eiseres om de gegevens van een door haar ingeleverde geboorteakte op te nemen in de gemeentelijke basisadministratie (de basisadministratie) afgewezen (het primaire besluit).
Bij besluit van 23 mei 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en C.M. Pennings, tolk in de Engelse taal. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.
1.1.
Eiseres heeft de Ghanese nationaliteit. Op 16 januari 2001 is zij op basis van haar Ghanese paspoort ingeschreven in de basisadministratie in Nederland, in de gemeente[woonplaats]. In juli 2011 heeft eiseres verzocht om de gegevens van een door haar overlegde gelegaliseerde geboorteakte in de basisadministratie op te nemen, vooruitlopend op een nog in te dienen naturalisatieverzoek. Het uittreksel van de door haar overgelegde geboorteakte (een ‘certified copy of entry in register of births’) is gedateerd op [jaartal]. In de geboorteakte is vermeld dat eiseres op[geboortedatum] is geboren in [geboorteplaats] en dat de geboorte op[geboortedatum] is geregistreerd door haar vader, [appellant].
1.2.
Bij brief van 2 september 2011 heeft verweerder meegedeeld dat hij voornemens is het verzoek van eiseres af te wijzen. Eiseres is hierbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.
1.3.
Bij brieven van 22 september 2011 en 25 oktober 2011 heeft eiseres zienswijzen ingediend.
1.4.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen, omdat er gerede twijfel bestaat aan de juistheid van de in de geboorteakte opgenomen gegevens.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
2.
De rechtbank gaat uit van de volgende relevante regelgeving.
2.1.
Op grond van artikel 34, eerste lid, onder a, ten eerste, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) worden in de basisadministratie van de gemeente van inschrijving over de ingeschrevene de gegevens over de burgerlijke staat opgenomen.
Op grond van artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet GBA, voor zover hier van belang, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit.
Op grond van artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA, voor zover hier van belang, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Op grond van artikel 83, aanhef en onder b, van de Wet GBA wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om een gegeven over de burgerlijke staat niet op te nemen, dan wel een geschrift daarover dat als akte is aangeboden niet als zodanig aan te merken, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Awb van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
4.
Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat de door eiseres aangeboden geboorteakte naar Ghanees recht niet rechtsgeldig is, omdat de op de geboorteakte vermelde registratiedatum van de geboorte een tweede registratie is. Naar Ghanees recht is alleen de eerste registratie rechtsgeldig en zijn alleen de op basis daarvan afgegeven uittreksels rechtsgeldig. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geboortedatum, geboorteplaats en de identiteit van de aangever van de geboorte van eiseres. Dit standpunt heeft verweerder gebaseerd op de resultaten van een verificatieonderzoek uit 2000, dat op instigatie van de minister van Buitenlandse Zaken is verricht naar aanleiding van een geboorteakte die eiseres destijds ter legalisatie bij de Nederlandse Ambassade in Accra (Ghana) heeft aangeboden.
5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 april 2009, LJN: BI0419) is het doel van de Wet GBA dat gegevens in de basisadministratie zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Gegevens over feiten betreffende de burgerlijke staat die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden zo mogelijk ontleend aan in het buitenland opgemaakte akten van de burgerlijke stand, en in andere gevallen aan geschriften die ter zake de meeste zekerheid geven. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen beter document kan worden overgelegd.
5.1.
Eveneens volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan het overleggen van een gelegaliseerde akte bij een verzoek om inschrijving in de basisadministratie, met oog op de betrouwbaarheid van de gemeentelijke basisadministratie, niet zonder meer leiden tot het inschrijven van de in die akte vermelde feiten. Verweerder dient zo nodig nader onderzoek in te stellen naar de inhoudelijke juistheid van die feiten. Daarbij mag verweerder in beginsel gebruik maken van de onderzoeksresultaten uit een eerder verricht verificatieonderzoek (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2010, LJN: BM8828). Verweerder dient zich er naar het oordeel van de rechtbank in een dergelijk geval echter wel van te vergewissen dat het verificatieonderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksbevindingen en de conclusies van het onderzoeksrapport concludent zijn.
6.
Met betrekking tot de door verweerder gestelde twijfel aan de op de geboorteakte vermelde geboortedatum van eiseres[geboortedatum] overweegt de rechtbank het volgende.
6.1.
Verweerder heeft aangegeven dat in het verificatierapport uit oktober 2000 is vermeld dat in het schoolregister van[school]is opgenomen dat eiseres op[geboortedatum] is geboren in plaats van op[geboortedatum]. Verder is de geboortedatum van[geboortedatum] door de directrice van deze school, [betrokkene], opgegeven als juiste geboortedatum, aldus verweerder.
6.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat de onderzoeker zich destijds moet hebben vergist in de geboortedatum zoals die in het desbetreffende schoolregister is vermeld. De geboortedatum[geboortedatum] was de geboortedatum van[naam], die in het schoolregister direct onder de naam van eiseres was vermeld. Eiseres heeft als bijlagen bij haar zienswijze van 25 oktober 2011 een kopie van het desbetreffende schoolregister en een verklaring van de huidige directrice van de school, [betrokkene], overgelegd. Op de kopie van het schoolregister is[geboortedatum] als de geboortedatum van eiseres vermeld. Direct onder de naam van eiseres is de naam van[naam] vermeld met als geboortedatum[geboortedatum]. De huidige directrice van de school, [betrokkene], heeft op 7 oktober 2011 schriftelijk bevestigd dat eiseres met de geboortedatum[geboortedatum] in het schoolregister is opgenomen.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat in het verificatierapport is vermeld dat in het register van de desbetreffende school als geboortedatum van eiseres[geboortedatum] zou zijn opgenomen. Een kopie van het door de onderzoeker geraadpleegde schoolregister ontbreekt echter bij de stukken van het verificatieonderzoek. Een van de bijlagen bij het rapport is een formulier met een korte verklaring van de toenmalige directrice van de school, [betrokkene], van 12 oktober 2000. Op dit formulier is als geboortedatum van eiseres[geboortedatum] vermeld. Dat de directrice de desbetreffende geboortedatum zou hebben bevestigd, zoals in het verificatierapport is vermeld, blijkt niet uit de verklaring van de directrice op dit formulier. De verklaring van de directrice van 12 oktober 2000 heeft alleen betrekking op de schoolresultaten en het gedrag van eiseres.
6.4.
Ondanks de door eiseres in het kader van haar zienswijze overgelegde stukken, heeft verweerder zijn eerder ingenomen standpunt, zoals hiervoor weergegeven onder 6.1., gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat in de door eiseres overgelegde kopie van het schoolregister overschrijvingen zijn te zien. Eiseres heeft erkend dat in het schoolregister overschrijvingen zijn te zien. Zij heeft echter tijdens de bezwaarprocedure een verklaring van 30 november 2011 van de (huidige) directrice van de school, [betrokkene], overgelegd. Hierin heeft zij verklaard dat de overschrijvingen in het schoolregister niet alleen bij de naam van eiseres zijn te zien, maar ook bij andere namen, en dat de overschrijvingen mogelijk het gevolg zijn van een falende pen. Verder heeft zij verklaard dat geen wijzigingen zijn aangebracht in het schoolregister.
6.5.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet, althans niet zonder nader onderzoek, op het standpunt kunnen stellen dat twijfel bestaat aan de juistheid van de geboortedatum van eiseres. De enkele overweging in het bestreden besluit, dat in de door eiseres overgelegde kopie van het schoolregister overschrijvingen zijn te zien, acht de rechtbank onvoldoende om de door eiseres overgelegde bewijsstukken te weerleggen. Daarbij overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat wijzigingen zijn aangebracht in het schoolregister. Er zijn weliswaar namen en geboortedata dikker geschreven dan de andere gegevens in het register en deze data zijn (mogelijk) overgeschreven, maar daaruit kan zonder nader onderzoek niet worden geconcludeerd dat de gegevens als zodanig onjuist zouden zijn.
6.6.
Verweerder heeft verder erop gewezen dat de vader en de moeder van eiseres tijdens de interviews met de onderzoeker op 9 oktober 2010 verschillende verklaringen hebben afgelegd over de dag van de week waarop eiseres zou zijn geboren: de vader van eiseres heeft verklaard dat eiseres op een dinsdag is geboren, de moeder van eiseres heeft verklaard dat eiseres op een donderdag is geboren.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de ouders verschillend hebben verklaard over de vraag op welke dag van de week eiseres is geboren, als zodanig, mede gelet op de verklaring die eiseres daarvoor heeft gegeven, onvoldoende is om twijfel aan de juistheid van de op de geboorteakte vermelde geboortedatum van [geboortedatum] aan te kunnen nemen. Hieruit kan in elk geval niet worden afgeleid dat eiseres op[geboortedatum] in plaats van[geboortedatum] is geboren, nu eerstgenoemde datum op een zondag valt.
7.
Met betrekking tot de door verweerder gestelde twijfel aan de juistheid van de op de geboorteakte aangegeven informant (aangever) van de geboorte, overweegt de rechtbank het volgende.
7.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vader van eiseres niet in het land aanwezig was op het moment dat de aangifte van de geboorte is geregistreerd en dat hij daarom niet de aangever kan zijn. De rechtbank stelt vast dat in het verificatierapport is vermeld dat de vader van eiseres, [appellant], heeft ontkend dat hij de aangever van de geboorte van eiseres was en dat hij geen idee had wie de geboorte van eiseres had laten registreren. Dit is echter in de handgeschreven verklaring van de vader van eiseres van 9 oktober 2000, die bij het verificatierapport is gevoegd, niet terug te vinden. Verder heeft eiseres terecht erop gewezen dat voormelde passage in het verificatierapport uitsluitend onder het kopje “Conclusion/Advice” is vermeld en niet ook onder het kopje “Summary of investigation”. Beide punten doen naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de bewijskracht van de desbetreffende passage van het verificatierapport. Verweerder heeft deze conclusie in het verificatierapport naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zonder nader onderzoek mogen overnemen. Voor zover een en ander het gevolg is van onzorgvuldigheden bij het opstellen van de handgeschreven verklaring van de vader van eiseres of van het verificatierapport, ligt dat in de risicosfeer van verweerder, nu verweerder heeft nagelaten nader onderzoek te doen.
7.2.
Verder heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit het verificatiedossier zou blijken dat de vader van eiseres zou hebben verklaard dat hij niet in het land was op het moment dat aangifte is gedaan van de geboorte van eiseres. Eiseres heeft terecht erop gewezen dat dit standpunt van verweerder berust op een onjuiste lezing van het verificatierapport. In het verificatierapport is namelijk vermeld dat de echtgenoot van eiseres,[appellant], niet in het land was toen de geboorte van[appellant], een dochter van eiseres en[appellant], werd geregistreerd. Deze passage uit het verificatierapport heeft dus geen betrekking op de aangifte van de geboorte van eiseres, maar van haar dochter[appellant].
7.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet, althans niet zonder nader onderzoek, op het standpunt kunnen stellen dat er gerede twijfel is aan de juistheid van de op de geboorteakte vermelde informant. Verweerder heeft ter onderbouwing van dit standpunt niet kunnen volstaan met de bevindingen en stukken uit het verificatiedossier, gelet op de onduidelijkheden en ongerijmdheden in het verificatiedossier op dit punt.
8.
Met betrekking tot de gerede twijfel aan de geboorteplaats van eiseres overweegt de rechtbank het volgende.
8.1.
Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat de vader en moeder van eiseres tijdens het verificatieonderzoek verschillende verklaringen hebben afgelegd over de exacte locatie waar eiseres is geboren. De vader van eiseres heeft verklaard dat eiseres is geboren in een huurwoning op het adres [adres], terwijl de moeder van eiseres heeft verklaard dat eiseres is geboren in een ‘maternity home’ in[adres].
8.2.
Hoewel de verklaringen van de vader en moeder van eiseres over de exacte geboortelocatie van eiseres niet met elkaar overeenstemmen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat om die reden zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van de geboorteplaats van eiseres. Beide ouders van eiseres hebben immers verklaard dat eiseres in [woonplaats] is geboren, hetgeen ook de onderzoeker heeft vastgesteld in het verificatierapport. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat in het destijds geldende beleid van de minister van Buitenlandse Zaken in het kader van het legaliseren en verifiëren van aangeboden aktes uit de zogenaamde probleemlanden (de “Instructie legalisatie- en verificatieprocedure Nederlandse vertegenwoordigingen in Ghana, Nigeria, India, Pakistan en de Dominicaanse Republiek” van 24 augustus 2000 (Stcrt. 2000, 167); de Instructie) is vermeld dat de wijk of het huisadres waar betrokkene is geboren, niet relevant is voor de Nederlandse basisadministratie. Indien uit het verificatieonderzoek verschillende geboortelocaties naar voren zijn gekomen, maar de desbetreffende locaties in dezelfde plaats liggen (in dit geval:[woonplaats], kan dit aan legalisatie van de desbetreffende akte niet in de weg staan (paragraaf 9.1 van de Instructie). De rechtbank ziet dan ook niet in waarom de uiteenlopende verklaringen van de ouders van eiseres over de exacte geboortelocatie reden zouden kunnen vormen om te twijfelen aan de op de geboorteakte vermelde geboorteplaats.
9.
Met betrekking tot de stelling van verweerder dat de door eiseres aangeboden geboorteakte niet rechtsgeldig is naar Ghanees recht, overweegt de rechtbank het volgende.
9.1.
Verweerder heeft erop gewezen dat op de geboorteakte van eiseres is vermeld dat de geboorte is geregistreerd op[geboortedatum], terwijl eiseres al in [jaartal] uit Ghana is vertrokken. Daarvoor had zij een paspoort nodig en voor het paspoort had zij een geboorteakte of een doopbewijs nodig. Uit het verificatiedossier blijkt dat eiseres niet beschikt over een doopbewijs, zodat zij volgens verweerder dus moet hebben beschikt over een geboorteakte. Dit brengt met zich dat sprake moet zijn van een eerdere registratie van de geboorte, aldus verweerder.
9.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake is van een eerdere registratie van haar geboorte. Toen zij in [jaartal] uit Ghana is vertrokken om haar zieke echtgenoot in Nederland te verzorgen, heeft ze gebruik gemaakt van een paspoort van een andere vrouw die op haar leek. Zij reisde samen met een haar onbekende man en ze heeft het paspoort na binnenkomst in Nederland direct teruggegeven aan die man, aldus eiseres.
9.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres geen aanvullende bewijsstukken heeft overgelegd, waaruit blijkt dat zij op het paspoort van een andere vrouw naar Nederland is gereisd. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het echter in de gegeven omstandigheden op de weg van verweerder om zijn stelling, dat de op de geboorteakte van eiseres vermelde registratiedatum van de geboorte een tweede registratie is, nader te onderbouwen. Vast staat dat verweerder niet beschikt over een geboorteakte van eiseres waarop een eerdere registratiedatum van de geboorte van eiseres is vermeld. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder beschikt over bewijsstukken waaruit zulks zou blijken. Het enkele vermoeden dat eiseres reeds in [jaartal] over een geboorteakte moet hebben beschikt om een paspoort te kunnen verkrijgen en daarmee naar Nederland te kunnen reizen, is, in het licht van de verklaring die eiseres hiervoor heeft gegeven, onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een eerdere registratie van de geboorte van eiseres en dat de door eiseres aangeboden geboorteakte niet rechtsgeldig zou zijn naar Ghanees recht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de weigering om de geboorteakte van eiseres in de basisadministratie in te schrijven dan ook niet – mede – kunnen en mogen baseren op deze overweging. Het bestreden besluit is in zoverre dan ook ondeugdelijk gemotiveerd.
10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep van eiseres dan ook gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Verweerder zal bij een nieuw te nemen besluit het verzoek om de gegevens op te nemen in de basisadministratie niet mogen weigeren zonder nader onderzoek te doen.
11.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 156,- aan haar te vergoeden.
12.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Die kosten zijn, onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 944,- voor kosten van rechtsbijstand (2 punten x factor 1 x € 472,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 156,-vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 944,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Bakker, voorzitter, mrs. K. Oldekamp-Bakker en
M. Singeling, leden, in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.
de griffier,
de voorzitter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.