In deze zaak, vonnis van 20 maart 2013, heeft de Rechtbank Amsterdam zich gebogen over de aansprakelijkheid van ABN AMRO Bank N.V. jegens VARTA B.V. naar aanleiding van frauduleuze overboekingen. VARTA, een besloten vennootschap gevestigd in Utrecht, had een civiele procedure aangespannen tegen ABN AMRO, omdat zij meende dat de bank haar zorgplicht had geschonden. VARTA had vijf frauduleuze overboekingen gedaan, waarbij een administratiemedewerkster van VARTA zonder autorisatie betalingsopdrachten had voorbereid. De bank had deze opdrachten uitgevoerd, ondanks dat er afwijkingen waren tussen de naam van de begunstigde en het rekeningnummer. VARTA vorderde een schadevergoeding van ABN AMRO, omdat zij meende dat de bank op de hoogte had moeten zijn van de frauduleuze handelingen en niet adequaat had gereageerd.
De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO geen contractuele relatie had met VARTA, en dat de zorgplicht van de bank jegens derden niet zo ver reikt dat deze verplicht is om elke afwijking te melden. De rechtbank concludeerde dat VARTA zelf verantwoordelijk was voor de betalingsopdrachten en dat de bank niet in strijd had gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De vordering van VARTA werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die op € 6.463,00 werden begroot. De rechtbank benadrukte dat de zorgplicht van banken afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en dat VARTA onvoldoende bewijs had geleverd dat ABN AMRO op de hoogte was van de frauduleuze handelingen.
Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel banken als hun klanten in het kader van betalingsverkeer en de zorgplicht die banken hebben ten opzichte van derden. Het bevestigt dat banken niet altijd aansprakelijk zijn voor schade die voortvloeit uit frauduleuze handelingen van derden, mits zij zich aan de wettelijke verplichtingen houden.