ECLI:NL:RBAMS:2013:1996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
C-13-523234 - HA ZA 12-947
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van banken voor frauduleuze overboekingen en bijzondere zorgplicht jegens derden

In deze zaak, vonnis van 20 maart 2013, heeft de Rechtbank Amsterdam zich gebogen over de aansprakelijkheid van ABN AMRO Bank N.V. jegens VARTA B.V. naar aanleiding van frauduleuze overboekingen. VARTA, een besloten vennootschap gevestigd in Utrecht, had een civiele procedure aangespannen tegen ABN AMRO, omdat zij meende dat de bank haar zorgplicht had geschonden. VARTA had vijf frauduleuze overboekingen gedaan, waarbij een administratiemedewerkster van VARTA zonder autorisatie betalingsopdrachten had voorbereid. De bank had deze opdrachten uitgevoerd, ondanks dat er afwijkingen waren tussen de naam van de begunstigde en het rekeningnummer. VARTA vorderde een schadevergoeding van ABN AMRO, omdat zij meende dat de bank op de hoogte had moeten zijn van de frauduleuze handelingen en niet adequaat had gereageerd.

De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO geen contractuele relatie had met VARTA, en dat de zorgplicht van de bank jegens derden niet zo ver reikt dat deze verplicht is om elke afwijking te melden. De rechtbank concludeerde dat VARTA zelf verantwoordelijk was voor de betalingsopdrachten en dat de bank niet in strijd had gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De vordering van VARTA werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die op € 6.463,00 werden begroot. De rechtbank benadrukte dat de zorgplicht van banken afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en dat VARTA onvoldoende bewijs had geleverd dat ABN AMRO op de hoogte was van de frauduleuze handelingen.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel banken als hun klanten in het kader van betalingsverkeer en de zorgplicht die banken hebben ten opzichte van derden. Het bevestigt dat banken niet altijd aansprakelijk zijn voor schade die voortvloeit uit frauduleuze handelingen van derden, mits zij zich aan de wettelijke verplichtingen houden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/523234 / HA ZA 12-947
Vonnis van 20 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VARTA B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. B.J.K. Jongtien te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Varta en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2012, met producties,
  • de conclusie van antwoord van 24 oktober 2012, met producties,
  • het tussenvonnis van 7 november 2012 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 januari 2013,
  • een brief van de zijde van Varta van 11 februari 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Varta bankiert bij Commerzbank in Duitsland.
2.2.
Een administratiemedewerkster van Varta heeft vijf keer (op 23 april 2009, 27 mei 2009, 11 september 2009, 15 maart 2010 en 1 juli 2010) betalingsopdrachten voorbereid voor bankoverschrijvingen van de bankrekening van Varta naar het bankrekeningnummer van haar zus (die bij ABN AMRO bankiert), maar onder opgave van namen van klanten van Varta. Deze medewerkster had zelf geen autorisatie om betalingsopdrachten te laten uitvoeren; nadat zij de opdrachten had voorbereid, dienden deze door een gemachtigde medewerker te worden geautoriseerd. De vijf betalingsopdrachten, voor in totaal € 129.263,90, zijn uitgevoerd.
2.3.
Volgens een interne procedure van ABN AMRO wordt van nationale en internationale betalingsopdrachten vanaf € 15.000,- ten gunste van een klant van ABN AMRO handmatig gecontroleerd of het rekeningnummer overeenstemt met de naam van de begunstigde. ABN AMRO heeft met betrekking tot het geldbedrag dat op vrijdag 2 juli 2010 is overgeboekt op maandag 5 juli 2010 deze zogenaamde naam/nummercontrole uitgevoerd. Daarbij werd een afwijking geconstateerd tussen de naam van de begunstigde en het bankrekeningnummer. Hierna is intern contact gezocht met het kantoor waar de betreffende bankrekening is ondergebracht en daarna met de afdeling Security Intelligence Management. Er werd ontdekt dat er ook bij twee eerdere betalingen afwijkingen waren, namelijk de betaling van 14 september 2009 en van 15 maart 2010. Op vrijdag 9 juli 2010 heeft ABN AMRO contact opgenomen met Commerzbank, die op haar beurt op donderdag 15 juli 2010 verzocht om terugboeking omdat er sprake zou zijn van fraude. Dat was niet meer mogelijk omdat het bedrag op maandag 5 juli 2010 al van de rekening van de zus was afgeboekt.
2.4.
Naar aanleiding hiervan heeft Varta ook de overige twee frauduleuze overboekingen ontdekt.
2.5.
Varta heeft een civiele procedure tegen de medewerkster en haar zus gevoerd, waarin zij zijn veroordeeld tot betaling van € 115.134,01 vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Varta heeft met hen een betalingsregeling afgesproken, waarbij zij samen per maand € 1.000 aflossen. Sinds november 2011 zijn steeds maandelijkse aflossingsbedragen betaald.

3.Het geschil

3.1.
Varta vordert samengevat en na vermindering van eis met de door de medewerkster en haar zus reeds voldane aflossingen - veroordeling van ABN AMRO tot betaling van € 100.700,33 (€ 115.134,01 - € 6.511,89 - € 7.921,79), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
ABN AMRO voert verweer, verzoekt de rechtbank Varta niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar vordering af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Varta stelt dat ABN AMRO aansprakelijk is voor de door Varta geleden schade op grond van onrechtmatige daad, die eruit bestaat dat ABN AMRO de bijzondere zorgplicht heeft geschonden die ze als bank heeft ten aanzien van klanten en derden. Zij stelt daartoe het volgende. ABN AMRO heeft geweten van de eerdere frauduleuze overboekingen. Het is volgens Varta onaannemelijk dat tijdens de handmatige controles van de eerste vier frauduleuze overboekingen niet aan het licht is gekomen dat het bankrekeningnummer en de naam van de begunstigde niet correspondeerden. ABN AMRO heeft onzorgvuldig gehandeld jegens Varta door deze informatie niet met Commerzbank dan wel Varta te delen. Ook als ABN AMRO niet ervan op de hoogte was dat de gegevens van de eerste vier betalingsopdrachten niet correspondeerden, heeft zij onrechtmatig gehandeld omdat zij in dat geval haar interne richtlijnen niet goed heeft nageleefd. Als ABN AMRO de naam-/nummercontrole wel goed had uitgevoerd dan had zij de eerdere frauduleuze betalingen geconstateerd en dan had (verdere) schade kunnen worden voorkomen, aldus steeds Varta.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht met zich meebrengt, zowel jegens de cliënten van de bank uit hoofde van de contractuele relatie, als jegens derden met wier belangen de bank rekening hoort te houden op grond van hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval (HR 9 januari 1998, NJ 1999, 285). Tussen partijen is niet in geschil dat Varta en ABN AMRO geen contractuele relatie hebben, zodat uitsluitend nog een eventuele zorgplicht ten opzichte van Varta als derde zou kunnen bestaan. De zorgplicht jegens derden gaat niet zover dat deze zou gelden ten opzichte van iedere willekeurige derde, maar uitsluitend jegens degenen met wie op grond van omstandigheden van het geval rekening moet worden gehouden. Als ABN AMRO weet dat de naam van een begunstigde niet overeenstemt met het opgegeven rekeningnummer is zij in beginsel verplicht die informatie te delen met degene ten laste van wie de betaling wordt gedaan.
4.3.
Op grond van de door Varta naar voren gebrachte feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat uit door ABN AMRO uitgevoerde naam-/nummercontroles naar aanleiding van de eerste vier in 2.2 vermelde overboekingen daadwerkelijk is gebleken dat de naam van de begunstigde en het rekeningnummer niet overeenstemden en dat ABN AMRO die kennis niet met Varta dan wel Commerzbank heeft gedeeld. Uit de in de voorlopige getuigenverhoren afgelegde verklaringen en de overige stukken waarop Varta zich beroept, blijkt alleen de algemene gang van zaken. Concrete feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de naam-/nummercontroles van de onderhavige overboekingen zijn in die verklaringen en overige stukken niet naar voren gebracht. Dit brengt mee dat niet valt uit te sluiten dat, zoals ABN AMRO onweersproken heeft aangevoerd, die naam-/nummercontroles niet of niet goed zijn uitgevoerd. Ook is het mogelijk dat de inconsistenties in de overboekingen wel zijn opgemerkt en dat daarvan ook melding is gemaakt aan Commerzbank. Varta heeft haar stelling dat ABN AMRO op de hoogte was van de inconsistenties in de eerste vier frauduleuze betalingsopdrachten en dat zij met die kennis niets heeft gedaan dan onvoldoende onderbouwd. Deze stelling wordt dan ook verworpen, evenals de stelling dat een en ander voorshands bewezen moet worden geacht.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat ABN AMRO geen verplichting heeft om een naam-/nummercontrole uit te voeren. Dit is ook in overeenstemming met de regel, vastgelegd in artikel 7:542 BW, dat wanneer een betaalopdracht wordt uitgevoerd op basis van een unieke identificator, zoals in dit geval een bankrekeningnummer, de betaalopdracht geacht wordt correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in dat nummer gespecificeerde begunstigde. Op grond van het bepaalde in artikel 7:537 BW heeft ABN AMRO voorts de plicht betalingsopdrachten terstond te verwerken.
4.5.
De omstandigheid dat ABN AMRO interne procedureregels heeft omtrent handmatige controle bij transacties vanaf € 15.000,- brengt niet mee dat, indien die controle niet of niet goed wordt uitgevoerd, met als resultaat dat een derde wordt benadeeld, zij ten opzichte van die derde tekort schiet in een op haar rustende zorgplicht. Dit volgt reeds uit het gegeven dat, zoals hiervoor is overwogen, in de wet expliciet is bepaald dat ABN AMRO bij de uitvoering van betalingsopdrachten mag afgaan op het ingevulde rekeningnummer. Het feit dat ABN AMRO de extra controles juist uitvoert vanwege het (maatschappelijke) belang bij ordentelijk verloop van het betalingsverkeer, doet daar niet aan af. Verder is van belang dat Varta als opdrachtgever in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de door haar gegeven betalingsopdrachten. De rechtbank houdt het ervoor dat Varta zich hiervan ook bewust was, nu zij in haar eigen administratiesysteem een controlemechanisme heeft ingebouwd, waardoor administratiemedewerkers niet zelfstandig de bevoegdheid hebben voor het geven van betalingsopdrachten, maar daartoe twee gemachtigde medewerkers zijn aangesteld. De onderhavige frauduleuze betalingsopdrachten zijn ook intern door een gemachtigde medewerker van Varta geaccordeerd, kennelijk zonder het rekeningnummer te checken.
4.6.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat ABN AMRO heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
4.7.
Varta zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 3.621,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.463,00
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Varta in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 6.463,00,
5.3.
veroordeelt Varta in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Varta niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013. [1]

Voetnoten

1.type: LP