In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft de overlevering van een Ghanese verdachte, geboren in 1975, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft de vordering tot overlevering ingediend op 7 januari 2013. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat de opgeëiste persoon de Ghanese nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 26 februari 2013, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. N. Swart. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vragen gesteld aan de Italiaanse autoriteiten over de mogelijkheid van overname van de straf door Duitsland, aangezien de Duitse autoriteiten eerder een vergelijkbaar verzoek hadden afgewezen. De Italiaanse autoriteiten hebben echter bevestigd dat er geen gronden zijn om de overlevering te weigeren en dat zij de overlevering van de opgeëiste persoon wensen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar Italiaans als naar Nederlands recht strafbaar is en dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 3 jaar, 6 maanden en 20 dagen moet ondergaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon niet dusdanig uitzonderlijk zijn dat dit zou leiden tot een weigering van het overleveringsverzoek. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij heeft verwezen naar de relevante wetsbepalingen, waaronder de Opiumwet en de Overleveringswet.