ECLI:NL:RBAMS:2013:1797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
13-660867-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op geldloper met vuurwapen en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte veroordeeld voor een gewapende overval op een geldloper op 17 oktober 2012 te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een geldkoffer heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting op 26 maart 2013 zijn betrokkenheid bij de feiten bekend en spijt betuigd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn spijt en het feit dat hij geen strafblad heeft. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, een geldtransportbedrijf, toegewezen, waardoor de verdachte verplicht is de schade van € 3.744,00 te vergoeden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de maatschappelijke onveiligheid die door het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt vergroot. De uitspraak is gedaan op 9 april 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/660867-12 (Promis)
Datum uitspraak: 9 april 2013
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1992],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats 2].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en de raadsman, mr. C.J.J. Visser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, de Burgemeester de Vlugtlaan, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (geld)koffer (met daarin een geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan geldtransportbedrijf [vennootschap 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen J. de
Waard, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
  • op die [persoon 1] is/zijn afgerend en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
  • dreigend tegen die [persoon 1] heeft/hebben gezegd: "Geef mij die kankerkoffer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen, in elk geval een munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als standpunt naar voren gebracht dat nu verdachte de feiten ter zitting heeft bekend de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen geachte sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
1. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 26 maart 2013.
2. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL134C 2012268374-12 van 17 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [persoon 2], inhoudende de verklaring van J. [persoon 1] (p. 015-018).
3. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL134C 2012268374-1 van 17 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [persoon 3], inhoudende de verklaring van [persoon 4] (p. 019-020).
4. Een proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL134J 2012268374-36 van 22 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7], inhoudende de verklaring van de verbalisanten (p. 086-102).
5. Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2012268374 van 24 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [persoon 8], inhoudende de verklaring van de verbalisant (p. 116-119).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 17 oktober 2012 te Amsterdam op de Burgemeester de Vlugtlaan tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkoffer met daarin een geldbedrag, toebehorende aan geldtransportbedrijf [vennootschap 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen J. de
Waard, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte
  • op die [persoon 1] is afgerend en
  • een vuurwapen op die [persoon 1] heeft gericht en
  • dreigend tegen die [persoon 1] heeft gezegd: "Geef mij die kankerkoffer".
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 17 oktober 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad een vuurwapen en munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van haar eis heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn gewijzigde proceshouding. Verdachte heeft de feiten bekend en heeft spijt van zijn gedragingen betoond.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De inbeslaggenomen kleding kan worden teruggegeven aan verdachte en de 2 stuks plakband kunnen worden vernietigd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als strafmaatverweer gewezen op de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat hij geen strafblad heeft en ter zitting openheid van zaken heeft gegeven. Deze factoren, mede gezien de omstandigheden dat geen gevaar voor herhaling bestaat, verdachte oprecht spijt heeft betuigd en hij nog perspectieven en plannen heeft om te gaan studeren, dienen als strafverlagende omstandigheden in aanmerking te worden genomen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman naar voren gebracht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan een overval op een geldloper op de openbare weg, in de directe nabijheid van omstanders. Daarbij is de geldloper door verdachte bedreigd met een (door)geladen vuurwapen en is een geldkoffer buitgemaakt. Het toepassen van geweld en bedreiging met geweld, zoals bewezen is geacht, maakt doorgaans diepe indruk op de slachtoffers. Zeker nu het slachtoffer is getroffen tijdens de uitoefening van zijn beroep is de gepleegde inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit verdachte zwaar aan te rekenen. Het handelen van verdachte werd uitsluitend ingegeven door eigen financieel gewin. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de consequenties en heeft door zijn handelen er aan bijgedragen dat de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en worden versterkt. Daarbij overweegt de rechtbank dat het voorhanden hebben van een (door)geladen vuurwapen de maatschappelijke onveiligheid vergroot en een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen.
De rechtbank heeft verder bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf rekening gehouden met de wettelijke strafmaxima en met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS betrokken, voor zover die voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze geven voor het plegen van een overval op een geldtransport, met ander geweld dan licht geweld/bedreiging, als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 4 jaren onvoorwaardelijk.
Anderzijds heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf in aanmerking genomen dat verdachte de bewezen geachte feiten duidelijk en ondubbelzinnig ter zitting heeft bekend en betreurd, hetgeen op de rechtbank oprecht is overgekomen. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 19 oktober 2012. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit de inhoud van voornoemd rapport, het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, alsmede in de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht na te noemen straf passend en geboden. Het voorwaardelijk gedeelte van deze straf strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [vennootschap 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade, te weten het vervangen van de hoed V2 ad € 3.519,00 en korte onderbak ad € 225,00 van de plofkoffer, op een bedrag van € 3.744,00. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [vennootschap 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen en strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 2 schoenen, merk Adidas (4393136);
  • 1 zwart vest, H & M (4393133)
  • 2 zwarte handschoenen, Hema (439315).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
2 stuks plakband, afkomstig van scooter (4398819).
Wijst de vordering van [vennootschap 1], gevestigd op het adres [adres], [postcode] [plaats 3], toe tot een bedrag van € 3.744,00.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [vennootschap 1], voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [vennootschap 1] aan de Staat een bedrag van € 3.744,00 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 47 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2013.