ECLI:NL:RBAMS:2013:1730

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
13-488019-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van aannemer voor dodelijk ongeval door vallende damwandplank tijdens werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een aannemer, [vennootschap 1], die verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van een man, [persoon 3], die op 20 december 2007 om het leven kwam toen een zware damwandplank uit een hijskraan viel en op zijn auto terechtkwam. De rechtbank oordeelde dat de aannemer nalatig was in het naleven van veiligheidsnormen die waren vastgelegd in een werkplan voor de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn. De kraanmachinist en zijn helper werden vrijgesproken, omdat zij niet op de hoogte waren gesteld van de specifieke veiligheidsnormen die golden voor het hijsen van de damwandplanken nabij een drukke verkeersweg. De rechtbank concludeerde dat de aannemer, door geen adequate instructies te geven aan haar werknemers en niet te zorgen voor de naleving van de veiligheidsvoorschriften, een aanmerkelijke onachtzaamheid had vertoond die had bijgedragen aan het fatale ongeval. De rechtbank legde een geldboete van € 15.000 op aan de aannemer, waarbij de ernst van het ongeval en de gevolgen voor de nabestaanden zwaar wogen in de strafoplegging. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om te zorgen voor een veilige werkomgeving en het naleven van veiligheidsvoorschriften, vooral in risicovolle situaties zoals bij het werken met zware hijsmaterialen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/488019-09 (Promis)
Datum uitspraak: 27 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[vennootschap 1],
gevestigd op het adres [vestigingsadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 12 januari 2010 en 13 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H.M. van Leijen en van wat [persoon 1], [functie] van verdachte, en [persoon 2], als [functie] werkzaam bij verdachte, en haar raadsman mr. E.J. Kuiters naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 20 december 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een damwandplank
  • had(den) gestropt door één gat van die damwandplank, en/of
  • aan één hijsstrop had(den) verbonden aan een hijslier, en/of
  • had(den) gehesen en/of getrokken middels één strop, en/of
  • had(den) gestropt door een gat van die damwandplank terwijl de afstand van de bovenkant van dat gat tot de bovenkant van die damwandplank niet minimaal 1,2 maal de diameter van dat gat was, en/of
  • had(den) gehesen en/of getrokken terwijl er een te hoge belasting op het gat van die damwandplank stond, (mede) waardoor die damwandplank (uit een kraan) viel op een auto welke door [persoon 3] werd bestuurd,
waardoor het aan haar en/of haar mededader(s), te weten [persoon 4] en/of [persoon 5], schuld te wijten is geweest dat [persoon 3] zodanig letsel, te weten ernstig hoofdletsel, heeft bekomen dat voornoemde [persoon 3] aan de gevolgen daarvan is overleden;
(Artikel 307 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
zij op of omstreeks 20 december 2007 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, als werkgever, terwijl bij en/of in rechtstreeks verband met de arbeid, te weten het hijsen en/of trekken en/of plaatsen van damwandplanken, die verdachte, als werkgever door haar werknemers, te weten [persoon 4] en/of [persoon 5], arbeid deed verrichten in de onmiddellijke omgeving daarvan, te weten een rijbaan (van de IJtunnel), terwijl gevaar kon ontstaan voor de veiligheid en/of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, te weten voor deelnemers van het verkeer welke gebruik maakten van die rijbaan, geen doeltreffende
maatregelen heeft genomen ter voorkoming van dat gevaar, immers is er een damwandplank (uit een kraan) gevallen op een auto welke reed op die rijbaan en werd bestuurd door [persoon 3], terwijl zij, verdachte, en/of die werknemer(s)
  • die damwandplank niet had(den) gestropt door twee gaten van die damwandplank, en/of
  • die damwandplank niet aan twee hijsstroppen had(den) verbonden aan een hijslier, en/of
  • die damwandplank niet had(den) gehesen en/of getrokken middels twee stroppen, en/of
  • die damwandplank niet had(den) gestropt door een gat, van die damwandplank, welke een afstand had van de bovenkant van dat gat tot de bovenkant van die damwandplank van minimaal 1,2 maal de diameter van dat gat, en/of
  • die damwandplank niet had(den) gehesen en/of getrokken met een normale belasting op het gat van die damwandplank, en/of
  • geen (andere dan voornoemde) maatregel(en) getroffen had(den) waardoor bij het (eventueel) vallen van een damwandplank contact daarvan met derden, zoals voornoemde deelnemers van het verkeer, werd beperkt en/of voorkomen,
(Artikel 10 Arbeidsomstandighedenwet)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
4.1.1.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.1.2.
Vanaf vrijdag 14 december 2007 ging [vennootschap 1]
(hierna: [vennootschap 1])in opdracht van [vennootschap 2]
(tot 1 januari 2007 [vennootschap 3], hierna: [vennootschap 2])als onderaannemer aan het werk bij het deelproject van de Noord/Zuidlijn langs de Nieuwe Leeuwarderweg te Amsterdam waar een tunnel werd aangelegd. [2]
De opdracht voor [vennootschap 1] was om de in de grond aanwezige tijdelijke damwanden van 18 meter te trekken. Voor dit deelproject heeft [vennootschap 1] een hijskraan en twee man personeel, te weten de machinist van de kraan [persoon 4]
(hierna: de machinist)en de heibaas [persoon 5]
(hierna: de heibaas),ingezet. [3]
4.1.3.
Na het trekken van ongeveer 80 damwanden, ging het op 20 december 2007 omstreeks 15:15 uur mis. Op dat moment viel een gehesen damwand uit de hijskraan op een op de Nieuwe Leeuwarderweg rijdende auto met daarin [persoon 3]. [persoon 3] liep dermate ernstig schedel- en hersenletsel op dat hij aan de gevolgen daarvan ter plekke is overleden. [4]
4.1.4.
Uit het werkplan In-situtunnel Noord/Zuidlijn van 12 november 2007: “werkplan trekken tijdelijke damwanden en bewerken permanente dam- en combiwanden”
(hierna: werkplan 2007)dat is opgesteld door [vennootschap 2], blijkt dat het vallen van stalen damwanden op die voor het verkeer openstaande weg als één van de risico’s is onderkend:
‘Bij het verwijderen van de stalen damwandplanken bestaat het gevaar dat de planken tijdens het trekken, hijsen en strijken vallen. De Leeuwarderweg (de rechtbank begrijpt: de Nieuwe Leeuwarderweg) ligt binnen het valbereik van de damwandplanken.’
Om dit risico in te perken dienden volgens genoemd werkplan de volgende maatregelen te worden genomen bij het hijsen/trekken van de damwanden:
‘Allereerst wordt het trilblok op de dubbele plank geplaatst. Daarna worden de bevestigingsmiddelen (hijsstroppen) door twee hijsgaten (zie bijlage 5) aangekoppeld waarmee de plank gehesen kan worden. De bevestigingsmiddelen zitten aan een apart hijsdraad, los van het trilblok. De dubbele damwandplank wordt nu omhoog getrild totdat deze volledig loskomt uit het slot. De hijsdraad met de bevestigingsmiddelen wordt nu op spanning gebracht. Hierna wordt het trilblok van de dubbele plank afgehaald. De hijsdraad met de bevestigingsmiddelen strijkt vervolgens de plank.’
In bijlage 5, de hijsconfiguratie, is door [vennootschap 2] getekend hoe de dubbele hijsstrop verbonden dient te worden aan de hijslier. Tevens werd in de hijsconfiguratie aangegeven dat de afstand van de bovenkant van het hijsgat tot bovenkant plank
(het zogenoemde ‘vlees’)minimaal 1,2 maal de diameter van het hijsgat moet zijn. [vennootschap 1] was hier samen met [vennootschap 2] verantwoordelijk voor. [5]
4.1.5.
De machinist en de heibaas wisten niet dat voor de deelprojecten van de Noord/Zuidlijn, waaronder het onderhavige project, werkplannen waren opgesteld. Aan beiden was niet meer verteld dan dat zij de damwanden eruit moesten trekken, maar niet hoe dat moest gebeuren. Het hijsen en trekken van alle damwanden, inclusief de gevallen damwand, heeft ook niet overeenkomstig het werkplan 2007 plaatsgevonden. Bij het hijsen van de damwandplanken is enkel gebruik gemaakt van één enkele hijsstrop. Verder is de hoeveelheid staal op het oog geschat waarbij de heibaas ongeveer 2 centimeter vlees afdoende vond. Dit was de gebruikelijke manier waarop door de machinist en de heibaas werd gewerkt. [6]
4.1.6.
De wijze waarop door de machinist en de heibaas uitvoering werd gegeven aan de werkzaamheden was op dat moment in de branche gebruikelijk. [7] Deze werkwijze werd ook door [vennootschap 1] onderschreven. [8]
4.1.7.
Dat de damwand is gevallen komt doordat de rand van het hijsgat is uitgebroken door overbelasting. Het breukvlak van het gebruikte hijsgat was 19.66 mm x 11.94 mm groot. Hieruit volgt dat de maximale afschuifkracht bij een breuk ongeveer 10.800 kg moet hebben bedragen. De damwandplank had een gewicht van ongeveer 3.500 kilo. Indien sprake was geweest van een statische hijsbelasting van ongeveer 3.500 kilogramkracht op de rand van dit hijsgat, zou dit niet tot een breuk hebben geleid. [9]
4.2.
Kern van de zaak
4.2.1.
Waar het volgens de rechtbank in de kern in deze zaak om draait is de vraag of de dood van [persoon 3] aan de schuld van [vennootschap 1] is te wijten nu zij heeft toegestaan dat haar werknemers op de in de branche gebruikelijke wijze hebben gewerkt en heeft nagelaten haar werknemers te instrueren om te werken conform de in het werkplan 2007 vastgelegde werkwijze.
4.2.2.
Nu de rechtbank de machinist en de heibaas, aan wie beiden eveneens de dood door schuld is ten laste gelegd, zal vrijspreken, zal de rechtbank de door de officier van justitie en de raadsman gevoerde betogen met betrekking tot het medeplegen en de specifieke handelingen van die machinist en de heibaas buiten beschouwing laten.
4.3.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden bewezen en argumenteert dit - zakelijk weergegeven - als volgt.
De schuld van [vennootschap 1] dient te worden afgeleid uit een samenstel van de rechtspersoon zelf toe te rekenen gedragingen waarbij de eigen besluitvorming en eigen invulling van geven van instructie en houden van toezicht op eigen werknemers centraal staat.
Vanuit [vennootschap 1] is aan haar werknemers op geen enkele wijze instructie gegeven over hoe de damwandplanken dienden te worden getrokken. Daarbij is vanuit [vennootschap 1] op geen enkele wijze inspanning verricht om te achterhalen of er sprake was van een werkplan en waar dit kon worden verkregen. [vennootschap 1] wist van eerdere werkplannen met de instructies omtrent de dubbele strop/dubbele gaten en het vlees boven deze gaten. [vennootschap 1] wist of althans kon weten van het belang van dubbele stroppen. [vennootschap 1] wist van de gevaarlijke situatie ter plaatse. Desondanks volgden er geen nadere instructies richting haar werknemers en volgde er ook geen nauwgezet toezicht. Hierdoor heeft [vennootschap 1] niet de zorg betracht die van haar in redelijkheid mocht worden gevergd.
4.4.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [vennootschap 1] dient te worden vrijgesproken van de aan haar ten laste gelegde dood door schuld nu er geen aanmerkelijke schuld ten aanzien van haar werknemers bestaat die aan de rechtspersoon kan worden toegerekend en voert hiertoe - zakelijk weergegeven – het volgende aan.
Vast staat dat het werkplan 2007, zo het al bestond op het moment van het ongeval, niet bij [vennootschap 1] bekend was. In plaats van het werkplan naar [vennootschap 1] toe te sturen, zou het in de uitvoerderskeet zijn gelegd, een plek waar de machinist en de heibaas nooit kwamen. Doordat het werkplan niet naar [vennootschap 1] was opgestuurd, werd door [vennootschap 2] niet gewaarborgd dat de verantwoordelijken binnen [vennootschap 1] er mee op de hoogte raakten en dienovereenkomstig instructies konden geven aan de uitvoerder en die op zijn beurt weer aan de machinist en de heibaas. Voorts is door [vennootschap 2] ter plaatse ook geen aparte instructie gegeven, te weten door de verschillende uitvoerders van [vennootschap 2] aan de machinist en de heibaas. In een dergelijk geval wordt dan – zoals te doen gebruikelijk is – teruggevallen op de algemeen aanvaarde veilige wijze van het trekken van een damwand, te weten met één hijsstrop in één hijsgat. Dat dit niet vreemd was, wordt ondersteund door het werkplan van 22 mei 2006 van een eerder deelproject van de Noord/Zuidlijn waaraan [vennootschap 1] heeft meegewerkt, waarin juist werd voorgeschreven dat de damwanden dienden te worden getrokken met één hijsstrop.
Dat het trekken van damwanden met één strop als veilig en aanvaard kan worden beschouwd, wordt bevestigd door de deskundigen. Het gebruik van twee stroppen biedt geen enkele waarborg voor veiliger werken en er kan daarom niet worden gesteld dat het ongeluk in deze vorm dan niet zou zijn gebeurd. Niemand heeft dit ongeluk voorzien, aldus de verdediging.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
Voor beantwoording van de vraag of aan [vennootschap 1] moet worden verweten dat zij zodanig onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig te werk is gegaan dat het aan haar schuld is te wijten dat de heer [persoon 3] is komen te overlijden, onderwerpt de rechtbank het volgende aan een nadere beschouwing.
Was [vennootschap 1] bekend met het werkplan 2007?
Had [vennootschap 1] de verplichting om de voorschriften uit het werkplan 2007 te kennen en conform deze voorschriften te werken?
Was het ongeluk voorkomen als conform het werkplan 2007 was gewerkt?
. Valt het verwijderen van de damwanden op de wijze zoals dit heeft plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van [vennootschap 1]?
Welk verwijt levert het niet werken conform de in het werkplan 2007 vastgelegde normen op?
a. Was [vennootschap 1] bekend met het werkplan 2007?
Tussen de hoofdaannemer [vennootschap 2] en onderaannemer [vennootschap 1] is op 2 november 2005 een overeenkomst gesloten, waarbij [vennootschap 2] aan [vennootschap 1] de opdracht gaf tot het uitvoeren van werkzaamheden bij het project Noord/Zuidlijn, In-Situtunnel te Amsterdam, zoals het trekken van palen, het aanbrengen van stalen damwanden, combiwanden en buispalen e.e.a. conform de bijgevoegde specificatie en besteksspecificaties. Uit de bijgevoegde specificatie blijkt dat onderaannemer [vennootschap 1] zorgde diende te dragen voor het verstrekken van onder andere werkplannen. [10] Bij brief van 23 november 2005 van [vennootschap 2] werd op verzoek van [vennootschap 1] dit gewijzigd en werd [vennootschap 2] zelf verantwoordelijk voor het verstrekken van werkplannen. [11]
In het dossier bevinden zich verschillende werkplannen die zijn opgesteld door [vennootschap 2] voor de werkzaamheden die door [vennootschap 1] zijn verricht voorafgaande aan het deelproject ‘trekken damwanden 2007’. In deze verschillende werkplannen wordt bij het hijsen van damwanden en/of buispalen geschreven over het risico dat een plank/buispaal tijdens het hijsen en positioneren kan vallen en dat wegen, bruggen en kanalen binnen het valbereik liggen. Daarnaast blijkt uit deze verschillende werkplannen dat bij die verschillende deelprojecten damwandplanken werden toegepast die 18 meter of langer waren en dat als maatregel om het risico op vallen van een damwandplank te voorkomen, de damwanden moesten worden voorzien van twee hijsgaten, dat door beide hijsgaten een hijsstrop diende te worden geplaatst en dat de hijsstroppen door middel van een tweesprong dienden te worden verbonden met de hijslier van de kraan, mede aangegeven in de hijsconfiguratie waarbij was vermeld dat het vlees boven het hijsgat minimaal 1,2 maal de diameter van het hijsgat diende te zijn. [12]
Al deze werkplannen werden naar [vennootschap 1] opgestuurd, gericht aan [persoon 6], de [functie] bij [vennootschap 1], of aan [persoon 7], de [functie] bij [vennootschap 1], en waren ook bij [vennootschap 1] bekend. [13] Vervolgens werden de werkplannen door de werkvoorbereiders en via de uitvoerders bij het grondpersoneel onder de aandacht gebracht. [14]
Uit de verklaringen van [persoon 8], [functie] bij [vennootschap 2], en [persoon 7], [functie] bij [vennootschap 1], blijkt dat het werkplan 2007 niet op de gebruikelijke wijze naar [vennootschap 1] is opgestuurd. [15] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [vennootschap 1] voorafgaande aan het starten van de onderwerpelijke werkzaamheden niet via de gebruikelijke route in het bezit is geraakt van het werkplan 2007. [persoon 8] heeft verklaard dat hij het werkplan voor aanvang van de onderwerpelijke werkzaamheden heeft neergelegd in de bouwkeet, opdat de [functie] van [vennootschap 1], [persoon 6], hiervan zou kennisnemen. [16] [persoon 6] heeft verklaard dat hij het werkplan niet kende en het niet in de keet heeft gezien. [17] De rechtbank leidt hieruit af dat [vennootschap 1] het werkplan 2007 niet kende.
Door de verdediging is ter terechtzitting van 13 februari 2013 geopperd dat, nu [vennootschap 1] voorafgaande aan de werkzaamheden het werkplan 2007 nooit heeft ontvangen, het werkplan 2007 mogelijk pas is opgesteld na het ongeval van 20 december 2007. De rechtbank acht dit niet aannemelijk en overweegt hiertoe als volgt.
Dit werkplan maakte deel uit van een veel groter geheel, te weten het gehele project Noord/Zuidlijn. In dit gehele project zijn alle veiligheidsaspecten van ieder onderdeel in kaart gebracht om maatregelen te nemen om mogelijke risico’s die kunnen ontstaan ten tijde van de aanleg van de Noord/Zuidlijn te voorkomen. Zonder werkplan mocht van de opdrachtgever van het Noord/Zuidlijn-project ook niet worden gewerkt. [18] Daarnaast blijkt uit de eerste pagina van het werkplan 2007 dat dit is getekend op 12 november 2007. [19] Voorts heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van [persoon 8] dat het werkplan 2007, ook al was dit niet gebruikelijk, in de uitvoerderskeet voor aanvang van de werkzaamheden was neergelegd. [20] Uit de omstandigheid dat door de uitvoerders van [vennootschap 2] niet werd gecontroleerd of conform het werkplan 2007 werd gewerkt, kan niet worden aangenomen dat het werkplan niet bestond. Hieruit kan hoogstens volgen dat [vennootschap 2] niet gecontroleerd heeft of conform het werkplan is gewerkt.
b.
Had [vennootschap 1] de verplichting om de voorschriften uit het werkplan 2007 te kennen en conform deze voorschriften te werken?
Uit het werkplan 2007, maar ook uit de eerdere werkplannen die [vennootschap 1] en [vennootschap 2] overeen zijn gekomen, blijkt dat in deze werkplannen concrete aanwijzingen worden gegeven voor onder meer de uitvoering volgens de in het bestek gestelde eisen. Ook wordt in deze werkplannen inzichtelijk gemaakt hoe de veiligheid van personeel en derden per project wordt gewaarborgd. Uit de risicoanalyses die te vinden zijn in deze werkplannen en de concrete voorschriften die in dat verband worden gegeven volgt dat voor het garanderen van de veiligheid de aanwijzingen in een werkplan van belang zijn.
Het is de rechtbank uit het dossier en ter terechtzitting genoegzaam gebleken dat de opdrachtgever van de aanleg van het tunnelproject en de hoofdaannemer van dit veelomvattende project de verschillende, aan de uitvoering van dit werk klevende risico’s onder ogen hebben gezien en daarbij een meeromvattend veiligheidsplan hebben gemaakt om deze risico’s te voorkomen. Het is dan van groot belang dat elke bij de uitvoering van het werk betrokken partij zich aan de binnen zijn verantwoordelijkheid liggende onderdelen van dat veiligheidsplan houdt.
De uitvoerder en/of werkvoorbereider van [vennootschap 1] had(den) naar aanleiding van de eerder ontvangen werkplannen al de ervaring dat binnen het Noord/Zuidlijnproject bijzondere eisen konden worden gesteld aan de wijze waarop het werk diende te worden uitgevoerd. Dit wordt eveneens bevestigd door de verklaring van de machinist dat hij bij de werkzaamheden van een eerder deelproject van de Noord/Zuidlijn achter het Centraal Station van Amsterdam op aanwijzing van de [functie] [persoon 6] met dubbele stroppen en dubbele gaten moest werken en dat ook daadwerkelijk conform die afspraken werd gewerkt. [21] [persoon 6] heeft zelf ook verklaard dat hij in diverse werkplannen had gezien dat er met twee hijsgaten, een dubbele hijsstrop en minimaal 1,2 maal de diameter aan vlees boven het hijsgat gewerkt diende te worden en dat hij de werknemers die het werk moesten uitvoeren ook zo had geïnstrueerd. [22]
Door de verdediging is nog opgeworpen dat [vennootschap 1] juist niet naar aanleiding van de eerder ontvangen werkplannen van de eerder uitgevoerde deelprojecten van de Noord/Zuidlijn kon vermoeden dat er mogelijk strengere eisen aan het trekken van damwanden werden gesteld, nu uit een werkplan van mei 2006 blijkt dat daar voor het trekken van damwanden met één hijsgat en één hijsstrop moest worden gewerkt. Hierdoor was het voor [vennootschap 1] niet vreemd dat er ook voor dit deelproject, voor zover haar bekend, geen specifieke eisen aan de werkwijze werden gesteld. Dit verweer verwerpt de rechtbank, nu uit het dossier blijkt dat bij het deelproject waarop dat werkplan van mei 2006 betrekking heeft, aanzienlijk kortere damwanden werden getrokken, te weten van 6,5 meter, dan in het onderhavige deelproject, waar damwanden werden getrokken van 18 meter. Daardoor was het risico dat die damwanden van 6,5 meter mogelijk terecht konden komen op een voor het verkeer openstaande weg aanzienlijk kleiner. Het was voor [persoon 6], die op 14 december 2007 bij de start van de werkzaamheden van de machinist en de heibaas ter plaatse aanwezig was, [23] duidelijk dat de onderhavige werkzaamheden zeer dicht langs een voor het verkeer openstaande weg plaatsvonden en dat deze weg, de Nieuwe Leeuwarderweg, daardoor binnen het valbereik van een damwand zou liggen.
Gelet hierop en gelet op het belang dat aan een werkplan moet worden gehecht, had naar het oordeel van de rechtbank een professionele partij als [vennootschap 1] zelfstandig bij [vennootschap 2] moeten nagaan of er een werkplan aanwezig was alvorens met de werkzaamheden te starten. Uit het voorgaande vloeit eveneens voort dat [vennootschap 1] in beginsel het werk had moeten uitvoeren overeenkomstig de voorschriften van het werkplan. Daarop is slechts die uitzondering denkbaar dat zij van het werkplan uitsluitend met toestemming van haar opdrachtgever zou mogen afwijken. Die toestemming heeft zij echter niet gevraagd, laat staan verkregen.
c.
Was het ongeluk voorkomen als conform het werkplan 2007 was gewerkt?
Door te werken conform de combinatie van de in het werkplan genoemde voorschriften, te weten genoeg vlees en een dubbele hijsstrop, had het ongeluk naar alle waarschijnlijkheid kunnen worden voorkomen. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de conclusies van de deskundigen [persoon 9] en [persoon 10], die hebben verklaard dat bij gebruikmaking van twee hijsgaten/hijsstroppen niet valt te zeggen of de doorbraak van de damwand niet zou hebben plaatsgevonden, nu zij bij hun conclusie uitgingen van de toen aanwezige hoeveelheid vlees, te weten minder vlees dan de voorgeschreven 1,2 diameter van het hijsgat en in casu zelfs van maar ongeveer 2 centimeter vlees. In het rapport
‘onderzoek naar de oorzaak van het falen van een damwand’, is opgenomen dat indien beide hijsgaten de damwand hadden gedragen er waarschijnlijk geen probleem was gerezen. In het bijzonder omdat indien de machinist en de heibaas conform het werkplan hadden gewerkt er ook meer vlees boven het hijsgat van de fatale damwand had gezeten, krijgt deze conclusie van het rapport nog meer gewicht.
d. Valt het verwijderen van de damwanden op de wijze zoals dit heeft plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van [vennootschap 1]?
Voor de beantwoording van de vraag of [vennootschap 1] in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor de wijze waarop haar personeel te werk is gegaan, is beslissend dat [vennootschap 1] het zelf in de hand had hoe werd gewerkt, namelijk al dan niet volgens de normen van het werkplan 2007. De machinist en heibaas waren bij [vennootschap 1] in dienst ten tijde van ongeval, zij waren ten behoeve van [vennootschap 1] aan het werk en zij waren gewoon om overeenkomstig de door [vennootschap 1] via haar uitvoerder aan hen gegeven instructies de werkzaamheden uit te voeren. Verder kan worden vastgesteld dat zij op de binnen [vennootschap 1] gebruikelijke wijze hebben gehandeld. [24]
Onder deze omstandigheden kan het [vennootschap 1] worden aangerekend dat zij zich niet op de hoogte heeft gesteld van het werkplan 2007, dat zij de machinist en heibaas niet van de in het werkplan gestelde voorschriften op de hoogte heeft gesteld en dat de werkzaamheden dan ook niet conform deze instructie zijn uitgevoerd.
e. Welk verwijt levert het niet werken conform de in het werkplan 2007 vastgelegde normen op?
Uit het hiervoorstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat bij de uitvoering van de verschillende deelprojecten van de Noord/Zuidlijn het risico bestond dat damwanden zouden vallen en op voor het verkeer openstaande wegen zouden terechtkomen, met alle verdere risico’s van dien. Ook in het onderhavige deelproject was het, anders dan door de verdediging gesteld, voorzienbaar dat een damwand van 18 meter op de Nieuwe Leeuwarderweg, en daardoor ook op een passerende auto, kon vallen. Dit risico is immers in het werkplan specifiek beschreven.
Om de risico’s gedurende de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn te ondervangen werden door de opdrachtgever onder andere strengere eisen dan gebruikelijk gesteld aan de werkzaamheden met betrekking tot damwanden langer dan 18 meter. Immers, het hijsen aan een hijsgat en gebruikmaking van ongeveer 2 cm aan vlees boven het hijsgat was ten tijde van het ongeval niet ongebruikelijk in de branche. De maatregelen die in het werkplan worden voorgeschreven strekken derhalve verder dan de op dat moment gebruikelijke norm. Anders dan door de verdediging gesteld, wordt met het terzijde schuiven van het werkplan 2007 een zwaarwichtige norm overschreden nu dit plan beoogt de veiligheidseis van de werkplaats en de omgeving hiervan te waarborgen.
De rechtbank concludeert hieruit dat de opdrachtgever bij dit project doelbewust voor deze afwijking van de gebruikelijke norm heeft gekozen opdat daarmee de veiligheid afdoende kon worden gegarandeerd en afgezien kon worden van andere veiligheidsmaatregelen (zoals het afsluiten voor het verkeer van de nabijgelegen openbare weg).
Door de verdediging is aangevoerd dat de in het werkplan omschreven werkwijze niet werkbaar was en dat ook uit de verklaringen van de deskundigen blijkt dat het hijsen van een damwand van 3.500 kg met één strop gebruikelijk was en dat het hijsen met twee hijsstroppen niet per definitie veiliger is. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het 1,2 maal de diameter aan vlees boven het hijsgat niet werkbaar was nu de diameter van een rechthoekig gat niet gemeten kan worden, iets wat ook door de deskundigen is bevestigd.
Dit verweer gaat niet op, omdat uit de door de deskundigen gegeven zienswijze niet blijkt dat werken volgens de voorgeschreven werkwijze niet mogelijk was en omdat, zoals hiervoor al is overwogen, het aan [vennootschap 1] was om, indien zij de voorgeschreven methode onwerkbaar vond, van haar opdrachtgever toestemming te verkrijgen hiervan af te wijken.
De rechtbank acht het aanmerkelijk onachtzaam van [vennootschap 1] dat zij niet zelfstandig is nagegaan of er een werkplan was voor dit deelproject. De werknemers van [vennootschap 1] zijn vervolgens aan het werk gegaan zonder dat is verzekerd dat overeenkomstig de specifieke veiligheidsvoorschriften werd gewerkt. Als gevolg hiervan hebben de machinist en de heibaas, uit hoofde van hun dienstbetrekking bij [vennootschap 1], damwanden gehesen, wat past in de normale bedrijfsvoering van [vennootschap 1] en wat [vennootschap 1] dienstig is geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf. Zij hebben die damwanden gehesen door middel van één hijsstrop door één hijsgat en daarbij niet de minimale hoeveelheid van 1,2 maal de diameter vlees boven het hijsgat in acht genomen. Deze gedraging lag in de sfeer van de rechtspersoon.
Nu uit het onderzoek blijkt dat juist een combinatie van genoeg vlees en het hijsen met twee hijsgaten/hijsstroppen zoals omschreven in het werkplan 2007 het ongeluk naar alle waarschijnlijkheid had kunnen voorkomen, acht de rechtbank bewezen dat de dood van [persoon 3] aan [vennootschap 1] is te wijten, nu zij zich niet heeft vergewist van het werkplan waardoor zij haar werknemers niet heeft geïnstrueerd dat zij met dubbele hijsgaten, een dubbele strop en voldoende vlees boven de hijsgaten moesten werken.
Uit het voorgaande volgt dat gesproken kan worden van aanmerkelijke onachtzaamheid. Het is naar het oordeel van de rechtbank onaanvaardbaar dat bij de uitvoering van een werk als het onderhavige, waarbij voorschriften zijn opgesteld om zoveel als mogelijk onder andere het risico te beperken dat zich in deze zaak heeft gerealiseerd, een onderaannemer zich niet aan die voorschriften houdt, uitsluitend doordat deze onderaannemer geen moeite heeft gedaan om zich ervan te vergewissen volgens welke voorschriften zij moest werken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.1 en 4.5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 december 2007 te Amsterdam, grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig een damwandplank
  • heeft gestropt door één gat van die damwandplank, en
  • aan één hijsstrop heeft verbonden aan een hijslier, en
  • heeft gehesen en getrokken middels één strop, en
  • heeft gestropt door een gat van die damwandplank terwijl de afstand van de bovenkant van dat gat tot de bovenkant van die damwandplank niet minimaal 1,2 maal de diameter van dat gat was, en
  • heeft gehesen en getrokken,
waardoor die damwandplank uit een kraan viel op een auto welke door [persoon 3] werd bestuurd, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [persoon 3] zodanig letsel, te weten ernstig hoofdletsel, heeft bekomen dat voornoemde [persoon 3] aan de gevolgen daarvan is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 15.000, -.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Op 20 december 2007 heeft zich een tragisch en noodlottig ongeval voorgedaan bij de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn aan de Nieuwe Leeuwarderweg te Amsterdam. Een 18 meter lange, ruim 3.500 kilogram wegende damwand brak los uit een hijskraan en kwam terecht op een voorbijrijdende auto met daarin het slachtoffer [persoon 3]. [persoon 3] had geen schijn van kans en overleed direct aan zijn opgelopen letsel.
Voor de nabestaanden, in het bijzonder voor zijn vrouw en dochter die hij heeft achtergelaten, heeft dit tragische ongeval ongeloof en blijvend verdriet tot gevolg gehad. De rechtbank is zich er van bewust dat geen enkele bestraffing recht kan doen aan de pijn en het verdriet die de nabestaanden tengevolge van dit ongeval te dragen hebben gekregen. De gevolgen zal de rechtbank niettemin bij de strafoplegging betrekken.
Verdachte moet worden verweten dat zij, als uitvoerder van werkzaamheden nabij een drukke verkeersweg, een bijzondere verantwoordelijkheid droeg voor de veiligheid van personen die zich op die weg bevonden. Deze bijzondere verantwoordelijkheid kwam tot uitdrukking in het werkplan, waarin bijzondere maatregelen waren voorgeschreven om nu juist het ongeluk dat de heer [persoon 3] is overkomen, te voorkomen. Verdachte heeft die maatregelen niet genomen. Haar nalatigheid bestond erin dat zij zich er niet van heeft vergewist welke maatregelen dit waren, en zij daardoor haar werknemers niet voldoende heeft geïnstrueerd.
Verdachte heeft door zo te handelen ook haar werknemers, die geen verwijt treft, ernstige schade toegebracht, nu een ander bij de uitvoering van de hun opgedragen werkzaamheden de dood heeft gevonden.
Bij de strafoplegging betrekt de rechtbank in het voordeel van verdachte dat de bestuurders van verdachte hun oprechte spijt hebben betuigd en dat verdachte haar financiële verantwoordelijkheid tegenover de nabestaanden niet uit de weg is gegaan.
Daarnaast weegt de rechtbank ook in positieve zin mee dat verdachte binnen haar branche het initiatief heeft genomen om tot nieuwe normen te komen die dit soort ongelukken in de toekomst dienen te voorkomen. Dat heeft ertoe geleid dat tegenwoordig met behulp van een mal de hoeveelheid “vlees” wordt vastgesteld die de strop ten minste moet dragen bij het trekken van een damwand.
Ook weegt de rechtbank mee dat naar aanleiding van dit ongeval bij verdachte interne verbeterpunten zijn aangebracht. Zo moeten de uitvoerders vaker ter plaatse zijn, wordt de opleiding voor nieuwe werknemers op bepaalde veiligheidsonderwerpen aangescherpt en is er een nieuwe hijsinstructie vastgesteld.
Ten slotte weegt nog mee dat de afdoening van deze zaak teveel tijd heeft gekost.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk en ziet daarom geen reden hiervan af te wijken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 51, 63, 307 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [vennootschap 1], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 15.000,-(vijftienduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. J.L. Hillenius en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2013.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van de [functie] van [vennootschap 1], te weten [persoon 2], als bijlage 24 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 11], als bijlage 6 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1; alsmede een overeenkomst van onderaanneming van 2 november 2005, als bijlage 12 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1 - 3; alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 5], pagina 26; alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 4], pagina 31; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8], als bijlage 5 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1.
3.Verklaring van de [functie] van [vennootschap 1], te weten [persoon 2], als bijlage 24 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie , blz. 2; alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 5], pagina 26.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 4], pagina 31; alsmede het proces-verbaal van bevindingen, pagina 6; alsmede het proces-verbaal van de arbeidsinspectie met nummer 510700565/DOC01, blz. 3; alsmede het verslag betreffende niet natuurlijke dood, pagina 24.
5.Een geschrift, te weten een werkplan van [vennootschap 2]: “werkplan trekken tijdelijke damwanden en bewerken permanente dam- en combiwanden”, als bijlage 11 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, pagina. 1, 12, 18, 23 en volgende pagina.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 4], als bijlage 9 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1 en 2; alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 5], als bijlage 10, blz. 1 en 2.
7.Verklaring van de deskundige [persoon 9] ([functie] van de technische commissie van de Nederlandse Vereniging voor Aannemers in Funderingswerken) afgelegd op23 augustus 2010 bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, blz. 4 en 5; alsmede de verklaring van deskundige [persoon 10] ([functie] van voornoemde vereniging) afgelegd op 25 maart 2011 bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, blz. 2 en 4.
8.Proces-verbaal van horen vertegenwoordiger verdachte rechtspersoon, te weten [persoon 2], opgenomen in het proces-verbaal van de arbeidsinspectie met nummer 510700565/DOC01, blz. 21.
9.Een geschrift, te weten een rapport van [vennootschap 4] betreffende het ‘onderzoek naar de oorzaak van het falen van een damwandplank’, d.d. 29 mei 2008, opgemaakt door [persoon 12], als bijlage 23 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2 en 7; alsmede een geschrift, te weten een brief van [vennootschap 4] van 31 maart 2001 opgemaakt door ir. [persoon 13] IWE, blz. 2.
10.Een geschrift, te weten een overeenkomst van onderaanneming tussen [vennootschap 3] en [vennootschap 1] van 2 november 2005, als bijlage 12 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1 en 2.
11.Een geschrift, te weten een brief van [vennootschap 3] aan [vennootschap 1] van 23 november 2005, als bijlage 12A gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.
12.Een geschrift, te weten een werkplan aanbrengen damwand westscherm, als bijlage 16 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, pag. 4, 19 en 25 (bijlage 5 met hijsconfiguratie); alsmede een geschrift, te weten een werkplan aanbrengen damwand compartiment G van 10 maart 2006, als bijlage 15 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, onder het kopje betrokken partijen, bouwveiligheid en de hijsconfiguratie in bijlage 6; alsmede een geschrift, te weten een werkplan heiwerk fase 1c van 29 maart 2006, als bijlage 14 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, onder het kopje betrokken partij, bouwveiligheid en de hijsconfiguratie in bijlage 6.
13.Een geschrift, te weten de begeleidende brief bij het werkplan heiwerk fase 1c d.d. 21 februari 2006, als bijlage 14 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie; alsmede een geschrift, te weten de begeleidende brief bij het werkplan aanbrengen damwand compartiment G d.d. 10 mei 2006, als bijlage 15 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie; alsmede een geschrift, te weten de begeleidende brief bij het werkplan aanbrengen damwand westscherm d.d. 24 mei 2006, als bijlage 16 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 7], als bijlage 7 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 6], als bijlage 8 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 8 en 9.
14.De verklaring van [persoon 2], [functie] van [vennootschap 1], ter terechtzitting van 12 januari 2010, blz. 2 van het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 januari 2010.
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 7], als bijlage 7 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1; alsmede een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8], als bijlage 5 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8], als bijlage 5 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 6], als bijlage 8 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1.
18.De verklaring van getuige [persoon 11], hoofduitvoerder bij [vennootschap 2], ter terechtzitting van 12 januari 2010, blz. 4 van het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 januari 2010.
19.Een geschrift, te weten het voorblad van het werkplan trekken tijdelijke damwanden en bewerken permanente dam- en combiwanden, als bijlage 11 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8], als bijlage 5 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 4], als bijlage 9 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 6], als bijlage 8 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 5], als bijlage 10 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 1.
24.Verklaring [persoon 2], [functie] [vennootschap 1], van 20 juni 2008, als bijlage 24 gevoegd aan het proces-verbaal van de arbeidsinspectie, blz. 2.