ECLI:NL:RBAMS:2013:1486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
13-708159-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontvoering van minderjarigen met betrekking tot seksuele uitbuiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en ontvoering van minderjarigen. De verdachte, geboren in 1970, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 februari 2010, samen met anderen, minderjarige meisjes te hebben geworven, vervoerd en uitgebuit voor seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige meisjes [A] (geboren in 1994) en [B] (geboren in 1995) heeft geworven en hen heeft aangemoedigd om seksuele handelingen te verrichten tegen betaling, terwijl zij de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van deze meisjes.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel en ontvoering. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere beschuldigingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat de financiële winst die hij had behaald beperkt was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/708159-11 (Promis)
Datum uitspraak: 28 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.F. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 18 maart 2013 – ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een ander of anderen te weten [A] (geboren op [1994]) en/of
[B] (geboren op [1995]) en/of één of meer andere vrouwen,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [A] en/of [B] en/of één of meer andere vrouwen terwijl zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had(den) bereikt,
(sub 2)
en/of
die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling terwijl die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen de leeftijd van 18 jaren nog niet had(den) bereikt
en/of
ten aanzien van die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen de leeftijd van 18 jaren nog niet had(den) bereikt
(sub 5)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [A] en/of
[B] en/of een of meer ander vrouwen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [A] en/of [B] en/of een of meer andere vrouwen de leeftijd van 18 jaren nog niet had(den) bereikt,
(sub 8)
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s)
(ten aanzien van die [A])
(terwijl hij, verdachte, ervan op de hoogte was dat die [A] was weggelopen uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum] en/of die [A] zich afhankelijk van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voelde)
  • die [A] op straat benaderd en/of diens telefoonnummer gevraagd en/of zijn, verdachtes telefoonnummer aan die [A] gegeven en/of
  • die [A] opgebeld, terwijl zij in [behandelcentrum] verbleef en/of opgehaald van school en/of
  • die [A] naar een woning (van verdachtes neef) gebracht en/of
  • die [A] een of meermalen onderdak verschaft en/of
  • die [A] een of meermalen drank en/of drugs gegeven en/of
  • aan die [A] gevraagd of zij als prostituee wilde werken en/of tegen haar gezegd dat hij mensen kent die haar willen, omdat zij nog jong was en/of
  • een of meermalen seksuele handelingen met die [A] verricht (tegen haar wil en/of terwijl zij onder invloed verkeerde van drugs en/of alcohol) en/of
  • die [A] een of meermalen onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of gebracht prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en/of
  • die [A] naar een man gebracht met wie zij seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht en/of
  • die [A] alle dan wel een groot deel van het met deze seksuele handelingen verdiende bedrag aan hem, verdachte, laten afstaan en/of
  • telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [A] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [A] laten afstaan en/of die [A] weinig van haar verdiensten laten houden
en/of
(ten aanzien van die [B])
(terwijl hij, verdachte, ervan op de hoogte was dat die [B] was weggelopen uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum] en/of die [B] zich afhankelijk van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voelde)
  • die [B] vastgehouden in een woning (aan de [straat A]) en/of
  • tegen die [B] gezegd dat hij, verdachte, haar had gekocht voor € 300,- en dat zij voor hem moest gaan werken en/of
  • die [B] meegenomen naar een andere woning (aan de [straat B] te [plaats 2]) en/of die woning afgesloten en/of
  • die [B] gezegd dat zij voor hem, verdachte, moest werken (in de prostitutie) en/of
  • die [B] (telkens) nauwlettend in de gaten (laten) houden en/of laten bewaken en/of
  • die [B] een of meermalen drank en/of drugs gegeven en/of
  • die [B] een of meermalen onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
  • die [B] voorgesteld seks met een of meer mannen te hebben tegen betaling en/of toen die [B] weigerde tegen haar is gaan schreeuwen waardoor die [B] vervolgens seksuele handelingen met een of meer mannen heeft verricht en/of
  • die [B] voorzien van condooms en/of
  • die [B] voorzien van hoerige kleding en/of
  • die [B] seksuele handelingen met een of meer mannen laten verrichten tegen betaling en/of
  • de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van [B] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [B] laten afstaan en/of die [B] weinig van haar verdiensten laten houden,
(terwijl die [A] en/of [B] de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een (of meer) minderjarige(n), te weten [C], geboren op [1993] en/of [A], geboren op [1994] en/of [B] geboren op
[1995] en/of [D] geboren op [1992] en/of een of meer anderen, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat voornoemde meisjes waren weggelopen (uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum] en/of bij hun ouders) en/of zij zich daardoor afhankelijk van hem, verdachte voelde(n))
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] benaderd en/of
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] vervoerd naar een woning en/of
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] in een woning ondergebracht en/of vastgehouden en/of
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] onderdak verschaft en/of voorzien van huisvesting en/of
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] drugs en/of drank heeft gegeven;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [B], geboren op [1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in/uit het ontuchtig (over de kleding van die [B]) de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [B] aanraken;
4.
hij in of omstreeks 27 september 2009 tot en met 17 oktober 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte terwijl die [A] zich in een afhankelijke positie ten opzichte van hem, verdachte bevond (omdat zij was weggelopen uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum]
)
  • die [A] meegenomen naar een woning en/of
  • die [A] voorzien van drank en drugs en/of
  • tegen die [A] gezegd dat zij alleen drugs en/of drank van hem kreeg, als zij seks met hem zou hebben en/of seksuele handelingen met/bij hem zou verrichten, in elk geval die [A] het gevoel gegeven dat zij seks met hem moest hebben, als zij drugs en/of drank wilde en/of
  • zich hardhandig en agressief tegenover die [A] gedragen door haar zo stevig vast te pakken dat zij daar blauwe plekken van kreeg en/of door haar een of meermalen te slaan en/of
  • die [A] tegen gehouden toen zij weg wilde gaan en/of
  • een of meermalen (bijna dagelijks) geslachtsgemeenschap gehad met die [A] en/of
  • andere seksuele handelingen heeft verricht bij die [A];
5.
hij in of omstreeks 27 september 2009 tot en met 17 oktober 2009, te Amsterdam, in elk geval in Nederland met [A], geboren op [1994], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte een of meermalen (onder meer) geslachtsgemeenschap met die [A] gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voor het onder 3 ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. Alle overige ten laste gelegde feiten kunnen volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes, de bij de politie en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, verschillende mutaties van politie en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.3
Vrijspraken
4.3.1
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen, wegens gebrek aan bewijs. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank evenmin bewezen hetgeen onder 4 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Voor een bewezenverklaring van verkrachting dient sprake te zijn van geweld, bedreiging met geweld of een feitelijkheid, waardoor het slachtoffer gedwongen werd tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van diens lichaam. Aangeefster [A] (hierna: [A]) verklaart bij de rechter-commissaris dat zij niet werd gedwongen tot het hebben van seks met verdachte en dat verdachte haar niet heeft geslagen, niet tijdens ruzie en niet tijdens seks. Ook getuige [C] (hierna: [C]) verklaart niet dat [A] gedwongen werd tot het hebben van seks met verdachte. Verdachte ontkent ook [A] te hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. [A] zou op geen enkel moment niet met de seksuele handelingen hebben ingestemd, zo verklaarde verdachte op de terechtzitting van 18 maart 2013.
Bij de rechtbank ontstaat uit de verklaringen van [A] geen eenduidig beeld ten aanzien van de wijze waarop zij ten opzichte van verdachte stond. [A] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte wel stoer vond en tegen hem op keek. Dat beeld wordt bevestigd door de verklaringen van [C], die zij bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd. De rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat de seksuele handelingen plaatsvonden met instemming van [A] en kan niet vaststellen dat er sprake is van (de vereiste mate van) dwang bij het ondergaan van de seksuele handelingen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank over de overige feiten
4.4.1
Geloofwaardigheid van de verklaringen
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster [B] (hierna: [B]) wegens onbetrouwbaarheid dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank constateert met de verdediging dat de verklaringen van [B] op bepaalde onderdelen niet overeenkomen met de verklaringen van getuige [D] (hierna: [D]).
De rechtbank hecht niet dusdanig veel waarde aan deze discrepanties dat daarmee de hele verklaring van aangeefster [B] als onbetrouwbaar terzijde moet worden geschoven, temeer omdat [B] en [D] niet voortdurend in elkaars aanwezigheid zijn geweest. De verklaringen van [B] en [D] zijn in grote lijnen consistent en bevatten één rode draad: verdachte heeft [B] vervoerd, gehuisvest en ertoe gebracht prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Die rode draad blijft, ondanks de geconstateerde verschillen en wijzigingen in de verklaringen, vaststaan. Anders dan de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [B] betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Het verweer van de raadsman wordt om die reden verworpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 maart 2013 verklaard dat aangeefsters hem in een kwaad daglicht proberen te zetten door in strijd met de waarheid te verklaren. De rechtbank vat dit op als een verweer dat ertoe strekt de betrouwbaarheid van de verklaringen van alle aangeefsters te weerspreken. De rechtbank heeft - in aanvulling op het bovenstaande - geen reden om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van aangeefsters. Het is niet aannemelijk geworden dat aangeefsters een motief hebben/hadden om verdachte ten onrechte in een kwaad daglicht te stellen door in strijd met de waarheid te verklaren. Daarnaast zijn de verklaringen in grote lijnen consistent. De rechtbank verwerpt om die redenen het verweer van verdachte.
4.4.2
De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen en de daarin vervatte redengevende feiten en omstandigheden uit. Zij betrekt in haar overwegingen, voor zover relevant en van toepassing, de door de officier van justitie en raadsman aangevoerde standpunten.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde
1.
Een geschrift, zijnde een mutatierapport voorzien van nummer 2009261435-1 van 2 oktober 2009, dossier 2 p. 16 e.v.
Vermissing minderjarig persoon.
Tijdstip kennisname: 25 september 2009
Betrokken personen:
  • [A], geboren [1994];
  • [C], geboren [1993].
[C] haar machtiging was verlopen. Zij was thuis geplaatst en is daar na een paar dagen weggelopen. [A] mocht op bezoek naar huis. Is pizza gaan halen en niet meer teruggekomen. [A] heeft zich onttrokken aan behandeling bij [behandelcentrum].
2.
Een geschrift, zijnde een mutatierapport voorzien van nummer 2009270994-1 van 2 oktober 2009, dossier 2 p. 20 e.v.
Op zaterdag 3 oktober 2009 werd ik gebeld door [E]. Zij zei dat zij de moeder was van de minderjarige [A] en dat [A] op woensdag 30 september 2009 weer was weggelopen uit huis. Moeder zei dat ze met een rechterlijke machtiging bij [behandelcentrum] in [plaats 3] geplaatst was.
3.
Een geschrift, zijnde een mutatierapport voorzien van nummer PL134G 2010007442-1 van 11 januari 2010, dossier 3 p. 5 e.v.
Vermissing minderjarig persoon.
Tijdstip kennisname: 10 januari 2010
Betrokken personen: [B], geboren [1995].
Op zondag 10 januari 2010 kwam de ouders van [B]. Zij vertelden dat hun dochter sinds 7 januari 2010 vermist is. [B] is sinds toen niet meer terug gekomen. [F] heeft samen met de ouders de vermissingsformulieren ingevuld.
4.
Een geschrift, zijnde een mutatierapport voorzien van nummer PL132H 2010008030-1 van 11 januari 2010, dossier 3 p. 5 e.v.
Vermissing minderjarig persoon.
Tijdstip kennisname: 11 januari 2010
Betrokken personen: [D], geboren [1992].
Gesignaleerd voor [behandelcentrum]. Op 10 januari 2010 onttrokken aan haar behandeling bij [behandelcentrum]. Toegewezen: een machtiging plaatsing gesloten jeugdinrichting.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [A] van 11 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van [A] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Mijn naam is [A], geboren op [1994]. Ik kwam [X] tegen samen met [C]. Wij zijn met hem naar een huis gegaan, waarvan hij zei dat het zijn huis was. Ik ben eerst nog naar huis gegaan, naar een tentoonstelling. [X] heeft mij daar opgehaald die avond. Ik ben daar in totaal ongeveer 3 weken geweest. Ik heb wel seks met hem gehad. Ik keek tegen hem op. Hij was wantrouwend als we de deur uit gingen. Hij is een keer achter ons aan gegaan. [C] zag toen dat hij ons volgde. Ik was afhankelijk van hem en ik was pas veertien jaar. Het initiatief om seks te hebben kwam niet van mij. Ik heb verhalen gehoord toen ik weer terug was bij [behandelcentrum] van andere meisjes van [behandelcentrum] dat [X] mij achter de ramen wilde hebben. Ik heb dit bijvoorbeeld van [G] gehoord. In de drie weken dat ik bij hem was, kreeg ik van hem hasj, wiet, XTC, MDMA en alcohol. Hij heeft een keer een fles sterke drank gehaald. Dat was volgens mij Jack Daniels. Als ik seks met hem had, was ik vaak wat verward door de drugs en/of alcohol. Ik voelde mij afhankelijk van hem. Ik heb hem zelf verteld dat wij uit [behandelcentrum] wilden weglopen. Ook heb ik hem gezegd hoe oud ik was. Ook klopte het dat ik in die periode van drie weken seks met een andere man heb gehad, dit was tegen betaling. Deze man heette [H] en hij had een sigarettenwinkeltje. Over de man van de sigarenzaak kan ik u vertellen dat [X] mij daar naar toe heeft gebracht. Ik wist dat [X] wist dat dit ging gebeuren, omdat ik dat hem zelf had verteld en hij heeft mij ernaar toegebracht. U verwijst mij naar pagina 12 van het dossier, waarin [X] gezegd zou hebben: ‘wil je niet als prostituee gaan werken?’ Dat soort opmerkingen zijn wel gemaakt. Ik had wel door dat het niet helemaal een grap was, maar dacht hij kan dat niet echt afdwingen.
6.
Een proces-verbaal van verhoor van aangever [A] van 12 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [I], [J] en [K], dossier 2 p. 34 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van aangever voornoemd, zakelijk weergegeven:
Ik heb [X] ontmoet op 23 september 2009. Ik wilde weg uit [behandelcentrum]. We zijn toen naar zijn neef gegaan. [X] had mij ook een keer gebracht, want toen hadden we geen geld, we hadden geen sigaretten meer en hij had even geen geld. Toen heeft hij mij gebracht naar een man die ik al kende uit het verleden, waar ik wel eens heen ging om geld te halen tegen seks. Daar had hij mij ook een keer heengebracht zodat ik sigaretten kon halen en geld. In ruil voor seks. Hij bracht mij erheen met zijn scooter. Hij wist het, ik weet het wel zeker. Hij en [C] hebben er ook profijt van gehad. Want we hadden die dag geen geld meer, dus hebben we dat gedeeld.
7.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [C] van 20 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [I] en [L], dossier 1 p. 4 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van [C] voornoemd, zakelijk weergegeven:
We kwamen [X] tegen, ongeveer twee jaar geleden. [A]
(de rechtbank begrijpt: [A] ([A]))gaf hem haar telefoonnummer. Een paar dagen later belde hij [A]. Volgens mij zaten we toen in [behandelcentrum]. Toen gingen we weglopen, we zouden bij [X] gaan slapen. [X] wist dat we in [behandelcentrum] zaten, dat heeft [A] hem verteld. Hij bracht mij naar het huis aan de [straat C] en hij heeft toen [A] opgehaald en werd onderweg aangehouden. Hij haalde mij eerst op bij school en daarna [A].
Hij zei tegen [A] van: ‘wil je niet als prostituee gaan werken’. Daarna zei hij ‘ik ken mensen die jou willen, je bent nog jong’.
8.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [C] van 16 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van [C] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Mijn naam is [C], geboren op [1993]. We hebben de verdachte gezien toen wij in de Jordaan waren. We zaten toen beiden in een gesloten jeugdinstelling [behandelcentrum]. De verdachte begon een gesprek met ons. Hij zei dat hij [X] heette. Hij heeft het telefoonnummer van [A] gevraagd. Later hebben [A] en ik het plan opgevat om weg te lopen bij [behandelcentrum]. [A] zei dat we naar hem toe konden gaan. Later bleek dat hij daar niet zelf woonde, maar dat zijn neef daar woonde. Wij zijn lange tijd in het huis van de neef van [X] geweest, volgens mij wel een maand lang. Wij hebben met [X] op straat afgesproken. Hij heeft ons naar de woning gebracht. [A] sliep in de slaapkamer met [X]. [X] gaf [A] cocaïne/THC en softdrugs. Hij gaf haar elke dag wel wiet en hasj. Ik heb een paar keer gezien dat hij haar cocaïne gaf. [A] vertelde me dat [X] haar ook in de slaapkamer cocaïne gaf en dat zij dat zelf eigenlijk niet wilde. [A] en [X] hadden iedere dag seks. Ik weet dat zij elke dag seks hadden omdat ik dat kon horen. [A] vertelde mij dat voordat hij seks had met haar, hij haar cocaïne gaf. [A] vertelde me dat [X] haar in de laatste periode van ons verblijf heeft gevraagd om seks te hebben met andere mannen. Hij ging ons achtervolgen als we buiten waren. We moesten wel blijven, we konden niet terug naar [behandelcentrum]. Naar onze ouders teruggaan was ook geen optie, want die zouden ons onmiddellijk weer naar [behandelcentrum] brengen. Ik weet zeker dat [X] wist dat wij waren weggelopen uit [behandelcentrum]. Ik heb hem dat zelf gezegd. [A] was erbij. Hij wist ook hoe oud wij waren, dat hadden wij zelf gezegd. Hij wist zeker tijdens ons verblijf dat [A] veertien was en ik vijftien jaar.
9.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] van 14 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van [B] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Mijn naam is [B], geboren op [1995]. Ik ben naar een pand aan de [straat B] gebracht. Ik ben met [X], [Y] en een andere jongen in een auto daar naar toe gebracht. Ik ben in totaal ongeveer vier dagen in het appartement geweest. Vervolgens ben ik naar een appartement op de [straat C] gebracht door [X]. [X] zei dat ik nu echt zou moeten gaan werken. Ik wilde niet in de auto stappen, maar hij trok mij mee en werd echt bedreigend. Ik heb in die woning met twee mannen seks gehad. Op een gegeven moment kwamen er twee jongens op bezoek. Volgens mij had [X] dit geregeld, want ze kwamen voor hem. Dit zijn de twee jongens waarmee ik seks heb gehad. Ik moest met hen om de beurt naar de auto van [X]. Ik wilde dat niet en heb mij nog verzet, maar [X] heeft mij geduwd en bij de keel gepakt. Ik ben toen toch meegegaan. Toen wij weer boven waren, gingen beide jongens na 10 minuten weer weg. Daarvoor gingen ze naar [X] en hebben ze hem een pakketje geld gegeven. Ik heb gezien dat de oudere jongen het geld gaf aan [X]. Hij zei: ‘Als het eenmaal gewend is, wordt het normaal.’
Er was ook nog een andere man in de woning. Een junkachtig type die op mij moest letten. Het klopt dat [X] kleding heeft gegeven aan mij en het andere meisje. Hij kwam met een tas met hoerige kleding aan. U vraagt mij of ik drank of drugs heb gebruikt. Ik heb wel gedronken. In de [straat C] werd veel cocaïne gebruikt. Ik heb dat zelf niet gedaan. [X] zei tegen mij dat ik het moest proberen, maar ik heb het dus niet gedaan.
Het klopt dat ik dus met drie onbekende mannen seks heb gehad in die periode, omdat [X] dat verlangde. [X] wist dat ik minderjarig was. Hij hield van jonge meisjes. Hij zei: “hoe jonger, hoe beter het is.” Ik heb hem gezegd dat ik vijftien jaar was. Hij heeft mij daarnaar gevraagd.
1.
Een proces-verbaal van aangifte voorzien van nummer PL134C 2010007442-5 van 3 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [M], dossier 3 p. 8 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van aangever [B], zakelijk weergegeven:
Nadat ik wakker was geworden, kwam na korte tijd een man in de woning, welke zich [X] noemde, maar ik had gehoord dat hij [verdachte] heette. [verdachte] had gezegd tegen mij, dat als ik buiten wat zou proberen om weg te komen, hij mij zou slaan. Een andere man moest op mij letten, als [verdachte] er niet was.
1.
Een proces-verbaal van aangifte voorzien van nummer PL135D 2010007442-8 van 14 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [I] en [N], dossier 3 p. 28 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van aangever [B], zakelijk weergegeven:
Ik heb [X] voor het eerst in het huis gezien op 7 of 9 januari 2010. Hij stelde zich voor met [X] en toen zei hij tegen mij, je moet voor mij werken of zo. Gewoon, met andere mannen naar bed moeten gaan voor hem, zou ze hem geld geven. Als prostituee.
En toen kwam die, zo’n andere man. Uit Afghanistan was hij. Toen ging hij met [X] praten. Ik hoorde ze praten over mij. Toen zei die of hij met mij seks kon hebben en zou hij hem betalen. Daarna zei [X] tegen mij: ‘ik moet je even wat vragen.’ Hij zei: ‘deze man vindt jou heel mooi en hij geeft jou veel geld’. Hij zei tegen mij: ‘de helft mag je houden dan.’ Ik zei ‘ik ga dat niet doen.’ Toen werd ie boos en zegt ie: ‘je moet het gewoon doen.’ En toen ging hij een beetje schreeuwen dus dat andere meisje heeft het ook gehoord. Toen ben ik uiteindelijk met die man naar boven gegaan. Ik heb mijn kleren uitgetrokken. Hij raakte mij aan bij mijn borsten, billen enzo. Hij heeft mij gevingerd en gebeft. Ik heb hem gepijpt. Hij heeft één condoom gebruikt. Ik had condooms bij mij, die had [X] gegeven.
Toen hadden ze ook drank daar en toen hebben we ook gedronken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
1.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [D] van 16 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van [D] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Mijn naam is [D], geboren op [1992]. Ik weet dat de naam van de verdachte [verdachte] is. Zijn bijnaam is [X]. Het klopt dat ik weggelopen ben uit [behandelcentrum]. [X] haalde me toen op met zijn auto. Ik ben daar ongeveer drie à vier dagen verbleven. Ik weet dat [B]
(de rechtbank begrijpt: [B])seks in ruil voor geld heeft gehad. [X] zei tegen mij dat [B] op dat moment seks had met een man en dat zij zo klaar was en dat we daarna geld zouden hebben. Wij hebben op haar gewacht en zijn wat rondjes gaan rijden. [X] wist hoe oud ik was. Ik weet niet meer wanneer ik hem dat verteld heb, maar ik weet 100% zeker dat hij dat wist. Hij wist ook dat ik was weggelopen uit [behandelcentrum]. In het appartement aan de [straat B] lag er altijd wiet op tafel. [B] gebruikte ook wiet.
Ik ken [Z] van [behandelcentrum]. Ik hoorde later dat zij [X] kende en dat zij mijn telefoonnummer aan [X] heeft gegeven. Zo is [X] met mij in contact gekomen.
1.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [D] van 26 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [K] en [L], dossier 3 p. 88 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring van getuige [D] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Ik ben vaak weggelopen uit [behandelcentrum]. Sommige meiden gingen wel mee met [verdachte]. Hij wordt ook wel [X] genoemd. Ik heb wel eens bij [X] geslapen in dat huis waar dat Italiaanse meisje ook was. Ik ben daar via [X] terecht gekomen. [X] heeft mij daar met de auto naar toegebracht. [X] wist ook dat ik weggelopen was. [X] wil dat meisjes voor hem werken, hij pakt zwakke meisjes die hij overhaalt, ze willen eigenlijk niet. Hij geeft ze cadeaus zoals drugs en sigaretten.
1.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen voorzien van nummer 2010071970-5 van 26 maart 2010, dossier 3 p. 25 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in een verklaring verbalisant [O], zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2010 kwam [P] bij mij aan de balie. Hij vertelde mij, verbalisant, dat hij ongeveer twee à drie weken geleden ruzie had gehad met de neef van zijn stiefbroer. De ruzie zou gaan om een meisje, genaamd [D]. Zijn stiefbroer heet [naam 1] en de neef van zijn stiefbroer zou [naam 2] heten, maar hij zou “[X]” genoemd worden.
Hij vertelde mij, verbalisant, dat die neef het niet goed vond dat hij met [D] omging. Hij vertelde mij dat hij vaak met [D] omging en haar een paar keer belde om te vragen of ze bij hem lang wilde komen, maar zij vertelde hem aan de telefoon dat het niet mocht omdat ze bij “[X]” was.
Hij vertelde mij dat hij ook een Italiaans meisje kende genaamd [B] (
de rechtbank begrijpt: [B]). Hij heeft haar een keer met [X] gezien en toen moest hij [B] wegbrengen. Hij vertelde mij dat [X] veel jonge meisjes kent via [D], het zou gaan om meisjes die problemen thuis hebben en vaak weglopen van huis.
1.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2013.
Ik ben de ‘[X]’ waarover alle dames spreken. Ik ken de meisjes allemaal. Via mijn buurmeisje heb ik alle meisjes leren kennen, zoals [A], [C], [D] en [B]. Soms gaf ik ze € 10,-, een pakje Marlboro of ik bracht ze weg. Ik heb vaak eten gebracht. Als ze wat nodig hadden, bracht ik het. Ik heb ze ook vervoerd als het nodig was. Ik heb wel eens een jointje gedraaid en de meisjes ook laten roken. Ik heb aan iedereen dan de joint doorgegeven, zoals [A], [C], [D] en [B] misschien ook. Al deze meisjes hebben in de woning van mijn neef geslapen, ze hebben daar allemaal overnacht. Ik heb ze verteld dat ze daar konden slapen. [D] is via [C] gekomen. [B] ben ik tegengekomen in de stad. Ik heb haar ook naar de woning gebracht.
Ik heb deze meisjes dus wel eens vervoerd. Ik heb ze ook kleding gegeven.
Ik heb met [A] een paar keer seks gehad. Met een paar keer bedoel ik drie of vier keer. Ik ben met mijn penis in haar vagina geweest. De seks vond plaats in de woning van mijn neef. Het zou kunnen dat we seks hebben gehad toen ze een jointje ophad. [A] was een beetje een naïef meisje. Het zou kunnen dat ik wist dat [D] was weggelopen uit [behandelcentrum].
4.4.3
Nadere bewijsoverwegingen
Oogmerk van uitbuiting (art. 273f, eerste lid, sub 2 Sr)
Voor bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden vastgesteld dat sprake is van oogmerk van uitbuiting. De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder 4.4.2 door de rechtbank vervatte feiten en omstandigheden volgt dat sprake is van het vereiste oogmerk van uitbuiting van [A] en [B].
Immers heeft verdachte aangeefster [A] vervoerd naar de sigarenwinkel aan de [straat D] te Amsterdam, alwaar [A] in ruil voor geld seksuele handelingen heeft verricht bij de verder onbekend gebleven [H]. [A] verklaart dat verdachte heeft geprofiteerd van de opbrengsten van deze seksuele verrichtingen. [C] bevestigt dit. Zij verklaart bij politie dat [A] seksuele handelingen heeft verricht bij [H] omdat [X] geld nodig had.
Verdachte heeft [B] ook gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. De personen die seks hadden met [B] betaalden aan verdachte een geldbedrag, zo blijkt uit de verklaring van [B]. Uit de door [D] bij de politie afgelegde verklaring blijkt eveneens dat [B] prostitutiewerk verrichtte voor verdachte en dat verdachte het geld dat [B] daarmee verdiende, nodig had.
Verdachte heeft dan ook gelden ontvangen door de door [A] als [B] uitgevoerde seksuele handelingen en daarmee economisch voordeel behaald. Uit de hierboven weergegeven en door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden, te rekenen vanaf de dag waarop verdachte de hiervoor genoemde [A] en [B] heeft ontmoet, leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het oogmerk op de uitbuiting heeft gehad.
Ertoe brengen (art. 273f, eerste lid, sub 5 Sr)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – ondanks het feit dat hij wel economisch voordeel behaald heeft uit de door [A] uitgevoerde seksuele handelingen – die [A] niet ertoe heeft gebracht om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten bij voornoemde [H]. Immers blijkt uit de verklaring die [A] heeft afgelegd bij de rechter-commissaris dat zij niet seks had met [H], omdat dit van [X] moest. [A] kende [H] al voor de periode dat ze bij verdachte verbleef en heeft al eerder bij [H] seksuele handelingen verricht in ruil voor geld. Verdachte kende [H] juist niet, zo gaf [A] bij de rechter-commissaris aan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet onaannemelijk is dat [A] zelf heeft voorgesteld om geld te verdienen door het verrichten van seksuele diensten bij [H]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Dit geldt niet voor het onderdeel dat betrekking heeft op het ertoe brengen van aangeefster [B] om seksuele handelingen tegen betaling te verrichten met of voor een derde. Uit de verklaring van [B] blijkt dat zij tegen haar wil door verdachte gedwongen werd tot het hebben van seks tegen betaling, hetgeen ondersteund wordt door de door [D] bij de politie afgelegde verklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte [B] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.4.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 februari 2010 te [plaats 2] [A] (geboren op [1994]) en [B] (geboren op [1995]) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [A] en [B] terwijl zij de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt,
en
die [B] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling terwijl die [B] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en
ten aanzien van die [B] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die [B] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [B] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [A] en [B] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [A] en [B] de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt,
immers heeft hij, verdachte,
(ten aanzien van die [A])
terwijl hij, verdachte, ervan op de hoogte was dat die [A] was weggelopen uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum] en die [A] zich afhankelijk van hem, verdachte voelde
  • die [A] op straat benaderd en diens telefoonnummer gevraagd en
  • die [A] opgebeld, terwijl zij in [behandelcentrum] verbleef en opgehaald van school en
  • die [A] naar een woning (van verdachtes neef) gebracht en
  • die [A] onderdak verschaft en
  • die [A] drank en drugs gegeven en
  • aan die [A] gevraagd of zij als prostituee wilde werken en tegen haar gezegd dat hij mensen kent die haar willen, omdat zij nog jong was en
  • seksuele handelingen met die [A] verricht terwijl zij onder invloed verkeerde van drugs en/of alcohol en
  • die [A] naar een man gebracht met wie zij seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht en
en
(ten aanzien van die [B])
terwijl die [B] zich afhankelijk van hem, verdachte voelde
  • die [B] meegenomen naar een andere woning en
  • die [B] gezegd dat zij voor hem, verdachte, moest werken (in de prostitutie) en
  • die [B] nauwlettend in de gaten (laten) houden en laten bewaken en
  • die [B] drank en drugs gegeven en
  • die [B] ertoe aangezet of gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
  • die [B] voorgesteld seks met mannen te hebben tegen betaling en toen die [B] weigerde tegen haar is gaan schreeuwen waardoor die [B] vervolgens seksuele handelingen met mannen heeft verricht en
  • die [B] voorzien van condooms en
  • die [B] voorzien van hoerige kleding en
  • die [B] seksuele handelingen met mannen laten verrichten tegen betaling en
  • de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van [B] door die [B] laten afstaan,
terwijl die [A] en [B] de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt;
2.
in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 februari 2010 te [plaats 2] opzettelijk minderjarigen, te weten [C], geboren op [1993] en [A], geboren op [1994] en [B], geboren op [1995] en [D] geboren op [1992] heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarigen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen terwijl hij wist dat voornoemde meisjes waren weggelopen uit besloten behandelcentrum [behandelcentrum] of bij hun ouders en zij zich daardoor afhankelijk van hem, verdachte voelden
  • die [C] en [A] en [B] en [D] benaderd en
  • die [C] en [A] en [B] en [D] vervoerd naar een woning en
  • die [C] en [A] en [B] en [D] in een woning ondergebracht en
  • die [C] en [A] en [B] en [D] onderdak verschaft en voorzien van huisvesting en
  • die [C] en/of [A] en/of [B] en/of [D] drugs en/of drank heeft gegeven;
5.
in de periode van 27 september 2009 tot en met 17 oktober 2009 te Amsterdam met
[A], geboren op [1994], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte onder meer geslachtsgemeenschap met die [A] gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de verstrekkende gevolgen voor de slachtoffers en de omstandigheid dat de samenleving beschermd moet worden.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte nooit eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat verdachte de mantelzorger was van zijn zieke moeder en hij haar weer wil gaan verzorgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft minderjarige meisjes tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten bij derden. Verdachte heeft zich bevoordeeld uit de opbrengst van die prostitutiewerkzaamheden. Hij heeft deze en twee andere minderjarige meisjes eten en onderdak geboden, terwijl zij waren weggelopen uit een behandelcentrum dan wel bij hun ouders en verdachte hiervan op de hoogte was. Voorts heeft verdachte seksueel contact gehad met een meisje van veertien jaar oud dat zich in een kwetsbare en van verdachte afhankelijke positie bevond.
De verdachte heeft door zijn handelwijze ernstige schade toegebracht aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Steeds stond alleen het persoonlijke gewin, bestaande uit zowel een financieel gewin als seksueel gerief, voorop. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte zwakke, kwetsbare minderjarige slachtoffers heeft gekozen, die hem door de omstandigheden weinig tot geen weerstand konden bieden. Dit geldt zeker ook voor de geslachtsgemeenschap die verdachte heeft gehad met het veertien jarige slachtoffer. Dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, met zijn handelingen louter en alleen goede bedoelingen heeft gehad, acht de rechtbank niet aannemelijk. De ernst van de genoemde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat het, zoals uit dit dossier is gebleken, voor verdachte geldelijk gewin beperkt is gebleven, en dat het in verhouding tot andere mensenhandelzaken een minder omvangrijke vorm van vrouwenhandel betreft. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 februari 2013 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Eveneens blijkt hieruit dat verdachte na de pleegperiode van onderhavige feiten is veroordeeld, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie aanleiding bestaat om bij de straftoemeting ten gunste van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank legt een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom dergelijk strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht na te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 245, 273f en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegden
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 5 bewezen geachte:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. B. van Berge Henegouwen en C.J. Petiet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2013.