ECLI:NL:RBAMS:2012:CA3160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/864-F FT RK 12.2968
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissement na verzet met veroordeling van geopposeerden in de kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een faillissementsvonnis. Het verzoekschrift, ingediend door advocaat mr. C.G. van der Wiel, was gericht tegen een eerder vonnis van 27 november 2012, waarbij de opposante in staat van faillissement was verklaard op verzoek van de geopposeerden. De opposante, een eenmanszaak, voerde aan dat zij niet in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen en dat de vorderingen van de geopposeerden ongegrond waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de geopposeerden hun vorderingen baseerden op de veronderstelling dat de opposante als werkgever had opgetreden en werknemers in loondienst had. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen personeel in dienst was en dat de geopposeerden bij de inning van hun vorderingen gebruik hadden gemaakt van een incassobureau. Ondanks dat de opposante had aangegeven geen personeel te hebben, hebben de geopposeerden het faillissement aangevraagd.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond bestond voor de vorderingen van de geopposeerden die ten grondslag lagen aan het faillissementsvonnis. Daarom werd het verzet gegrond verklaard en het eerdere vonnis vernietigd. De rechtbank heeft de kosten van het verzet, inclusief de kosten van de curator, ten laste van de geopposeerden gebracht. De curator werd vergoed met een salaris van € 1.362,24 en de verschotten werden vastgesteld op € 54,49, beide bedragen te vermeerderen met de daarover verschuldigde omzetbelasting. De advertentiekosten werden vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR CIVIEL RECHT
VONNIS
Faillissementsnummer: 12/864-F
Gezien het op 11 december 2012 ter griffie van deze rechtbank ingekomen ver¬zoekschrift, nummer FT RK 12.2968, van:
[A],
geboren op [dag-maand-jaar],
wonende te [postcode-plaats], [adres-huisnummer],
handelend onder de naam [B],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam onder nummer --,
vestigingsadres: [postcode-plaats], [adres-huisnummer],
opposante,
advocaat mr. C.G. van der Wiel,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 27 november 2012 waarbij opposante, op verzoek van geopposeerden:
1. stichting Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg;
2. stichting Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen,
advocaat mr. J.A. Trimbach,
in staat van faillissement is verklaard.
Gezien de stukken, op het faillissement betrekking hebbende, waaronder het vonnis waartegen verzet;
Gelet op de behandeling van het verzetschrift in raadkamer van deze rechtbank van 19 december 2012;
Ter terechtzitting alsmede uit de stukken is gebleken dat opposante niet verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. De door geopposeerden ingediende vorderingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat opposante als werkgever zou hebben opgetreden en werknemers in loondienst zou hebben. Nu opposante een eenmanszaak heeft gedreven en van personeel geen sprake is (geweest) is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor de vermeende vorderingen van geopposeerden.
De rechtbank is daarbij in voldoende mate gebleken dat geopposeerden bij de inning van hun vordering op opposante gebruik hebben gemaakt van een incassobureau. Vaststaat dat opposante met zowel het incassobureau als (in ieder geval één van) geopposeerden (telefonisch) contact heeft gehad en heeft meegedeeld geen personeel in dienst te hebben (gehad). Dit heeft echter niet geleid tot intrekking/ongedaanmaking door geopposeerden van hun vorderingen, integendeel, geopposeerden hebben het faillissement van opposante aangevraagd. Nu geconcludeerd moet worden dat voor de vorderingen van geopposeerden die ten grondslag lagen aan het vonnis tot faillietverklaring geen grond bestond, dienen geopposeerden als in het ongelijk gestelde partij de kosten van het verzet, de kosten van de curator tot op heden daarin inbegrepen, te dragen.
BESLISSING:
De rechtbank:
Verklaart het verzet gegrond.
VERNIETIGT het vonnis van 27 november 2012;
Bepaalt het salaris van de curator mr. G.J. ten Hagen op € 1.362,24, en stelt de verschotten vast op € 54,49, beide bedragen te vermeerderen met de daarover verschuldigde omzetbelasting en brengt deze bedragen, alsmede de kosten van het verzet, aan de zijde van opposant tot aan deze uitspraak begroot op € 904,=, ten laste van geopposeerden;
Stelt de advertentiekosten vast op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012.