Parketnummer: 13/660502-11 (Promis)
Datum uitspraak: 7 juni 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [plaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 24 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.P. Vos, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid juwelen/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [A] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] en/of [B] en/of [C] en/of [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met over het hoofd getrokken capuchon(s) en/of sjawl(s) en/of muts(en), althans met gezichtsbedekking, Juwelier [A] heeft/hebben betreden en/of
- een vuurwapen heeft gepakt en/of op die [A] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden, en/of (daarbij) heeft geroepen: "Ik ga je schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal met (de kolf van) een vuurwapen (met kracht) op het (achter)hoofd van die [A] heeft geslagen en/of (daarbij) heeft geroepen: "Liggen jij" en/of
- een vuurwapen heeft gepakt en/of op die [B] en/of die [C] en/of die [D] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden, en/of (daarbij) heeft geroepen: "Ik schiet opzij, ik ga schieten, ga weg" en/of "Ga weg, ga weg of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen (gericht) op het hoofd en/of het lichaam van die [B] en/of die [D] heeft geschoten;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [B] en/of [D] en/of [E] en/of een (of meer) onbekend gebleven omstander(s) van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal (met een vuurwapen) (gericht) op het hoofd en/of op het lichaam van die [B] en/of die [D] en/of die [E]
en/of die onbekend gebleven omstander(s) heeft geschoten, welke vooromschreven
poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweldpleging in vereniging, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een gaspistool (merk Umarex, kaliber 9mm) en/of een pistool (merk Walther, kaliber 9x19mm), en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een hoeveelheid patronen (merk Luger Sintox, kaliber 9mm), zijnde voor
genoemd vuurwapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 26 maart 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter (van het merk Aprilia, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen motorscooter onder zijn bereik heeft gebracht door de slot(en) van voornoemde scooter door te knippen en/of open te breken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking van de
slot(en) van die motorscooter;
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2011 tot en met 18 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een motorscooter (van het merk Aprilia, kenteken [kenteken]) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 25 december 2010 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een of meer horloges en/of sieraden en/of autosleutels en/of , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een raam van die woning in te gooien en/of te verbreken en/of via de aldus ontstane opening die woning te betreden en/of in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming in die woning;
6.
hij op of omstreeks 26 februari 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (personen)auto (merk BMW, type X5) heeft weggenomen een tankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H] en/of [I] GMBH, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door (met kracht) een (rechter)portierruit van die (personen)auto (met een steen en/of met gebalde vuist) in te slaan en/of in te gooien, in elk geval door middel braak en/of verbreking van een ruit van die (personen)auto;
7.
hij op of omstreeks 25 maart 2011 te Naarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een of meer stuks sierraden en/of horloges en/of t-shirts en/of een hoeveelheid Zwitserse franken (ter waarde van ongeveer 100 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [J], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door (met kracht) een ruit van die woning (met een bloempot) in te gooien en/of te verbreken en/of via de
aldus ontstane opening die woning te betreden, in elk geval door middel van braak en/of verbreking van een ruit van die woning en/of inklimming in die woning;
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte alle (primair) ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 2 kan bewezen worden dat verdachte medepleger is, ondanks dat vaststaat dat het niet verdachte is geweest die heeft geschoten. Uit onderzoek en de verklaringen van verdachte blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over de rolverdeling bij de overval en over de vlucht daarna. Onder deze omstandigheden, waarbij verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven over de mededader, is verdachte verantwoordelijk als medepleger van poging tot doodslag.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het met betrekking tot de feiten 1 en 2 gaat om de vraag of het schieten door medeverdachte en het voorhanden hebben van een (echt) pistool door medeverdachte aan zijn cliënt is toe te rekenen. De raadsman is van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen, nu er geen nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen zijn cliënt en de mededader. Weliswaar zijn er voor de overval afspraken gemaakt, maar deze zagen slechts op bedreiging die de mededader zou uitoefenen en niet op het daadwerkelijk uitoefenen van geweld met een vuurwapen. Cliënt hoeft ook niet geweten te hebben dat zijn mededader in het bezit was van een schietklaar pistool, mede gelet op het feit dat niet is gebleken dat cliënt op de hoogte was van het verleden van de mededader. Onder deze omstandigheden kan niet worden bewezen dat zijn cliënt opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, had op het vuurwapengebruik van zijn mededader. Dit leidt er toe dat cliënt dient te worden vrijgesproken van feit 2 en van feit 1 voor zover dit ziet op het gebruik van een vuurwapen.
4.4 Het oordeel van de rechtbanki
4.4.1. Ten aanzien van feit 1. 2 en 3:
- Op 18 mei 2011 heeft verdachte samen met zijn mededader in Amsterdam van Juwelier [A] sieraden gestolenii
- Verdachte en zijn mededader droegen een capuchon en een sjaaltje voor hun gezicht iii
- De mededader heeft [A] bedreigd met een vuurwapen en geroepen ‘ik ga je schieten’, sloeg [A] met het vuurwapen op het hoofd en geroepen dat [A] moest gaan liggeniv
- De mededader heeft een vuurwapen op [B]v, [C]vi en [D]vii gericht en gericht gehouden en heeft geroepen “ik schiet opzij, ik ga schieten ga weg” viii
- De mededader heeft van een meter of twee afstand een schot gelost op [B]ix en bewust op [D] geschotenx
- Na voornoemde overval riep de mededader ‘ga weg, ga weg of ik schiet”, hierbij zwaaide hij constant met zijn pistool in de richting van [B] en richtte ook echt op [B] en richtte weer op [B] en schoot een keer. Vanaf een meter of twee richtte hij weer op [B] en loste weer een schot. De kogel is door de arm van [B] gegaan. xi
- Een kogel is dwars door de portemonnee van [B] geschoten. [B] droeg die portemonnee tijdens het schietincident in zijn linkerborstzak ter hoogte van zijn hart xii
- De mededader heeft het vuurwapen op ongeveer 20 meter afstand in de richting van [D] afgevuurd, hij kwam kennelijk terug om verdachte, die door [D] was aangehouden, te bevrijden, hierdoor wist [D] dat de afgevuurde kogel voor hem bestemd was en voor de omstanders, de mededader heeft meerdere schoten gelostxiii
- De mededader richtte het vuurwapen afwisselend op [E] en op omstanders en [E] hoorde een schotxiv
- Verdachte was in het bezit van een vuurwapen en uit onderzoek bleek dit te zijn een gaspistool, Umarex, kaliber 9 mm. Dit gaspistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, categorie III van de Wet wapens en munitiexv
- De mededader was in het bezit van een vuurwapen en uit onderzoek bleek dit een pistool, Walther kaliber 9 x 9 mm te zijn. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 categorie III van de Wet wapens en munitiexvi
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet al op het moment van de overval wist dat zijn mededader een pistool had, maar pas achteraf. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Gelet op het feit dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de overval met zijn mededader heeft besproken hoe de overval gepleegd zou worden en zij daarbij ook een rolverdeling hebben afgesproken, acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte wist dat zijn mededader de beschikking zou hebben over een vuurwapen.
Voor zover de lezing van verdachte toch gevolgd zou worden, dat bij de bespreking vooraf over de rolverdeling het gebruiken van een schietklaar pistool door de mededader niet ter sprake is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust het risico heeft aanvaard dat de mededader een echt pistool bij zich zou hebben. De rechtbank leidt dit af uit de rolverdeling, waarbij verdachte bij de juwelier naar binnen zou lopen en zou “graaien” en zijn mededader hem zou “dekken”xvii en “alles onder controle zou houden”xviii. Verdachte wist verder dat zijn mededader “een raar type jongen” wasxix die al vaker een overval had gepleegd, en die volgens verdachte ook “wel wat agressief over kwam”xx. Bovendien heeft verdachte erkend dat, toen ze net in de juwelierszaak waren, hij zag dat zijn mededader een pistool in zijn handen had en met de kolf van dat pistool de juwelier een klap tegen zijn hoofd gaf. Nu verdachte ook hierna gewoon is doorgegaan met het plegen van de overval, kan hij niet volhouden dat hij op het moment van de overval niet afwist van het vuurwapen van zijn mededader.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, zodat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor medeplegen van het aanwezig hebben van het vuurwapen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld, of aan verdachte ook het medeplegen van de poging tot doodslag op de omstanders kan worden verweten. Vast staat dat de opzet op het plegen van de poging tot doodslag bij de mededader aanwezig was. Door na de overval gericht te schieten op [B], [D], [E] en omstanders, heeft deze mededader bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze personen dodelijk zouden kunnen worden getroffen. Dat dit uitsluitend toeval dit niet is gebeurd, blijkt wel uit de kogel die dwars door de portemonnee van [B] die ter hoogte van zijn hart zat, is geschoten, en ook nog in de arm van [B].
Om tot een bewezenverklaring van medeplegen door verdachte te komen, dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Uit het dossier valt af te leiden dat verdachte en zijn mededader hebben afgesproken een overval te plegen op de juwelier waarmee verdachte naar eigen zeggen nog een appeltje te schillen had en die hij terug wilde pakken. Zij spraken onder meer af welke spullen zij zouden meenemen, dat er een vluchtscooter zou zijn, alsmede een fifty-fifty verdeling van de buit.xxi Verder spraken zij af dat verdachte de juwelierszaak binnen zou gaan en zou “graaien” en dat de mededader hem “zou dekken” en “alles onder controle zou houden”. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn mededader de vooraf gemaakte afspraken ook hebben uitgevoerd: verdachte is de buit bij elkaar gaan graaien en de mededader is de juwelier gaan bedreigen. Hierbij is de mededader ook direct overgegaan tot het toepassen van grof geweld: de juwelier werd met de kolf van het pistool tot bloedens toe op het hoofd geslagen. Ondertussen ging verdachte door met het pakken van sieraden uit de vitrines.xxii Verdachte heeft verklaard dat hij gezien heeft dat zijn mededader tijdens de overval de juwelier met de kolf van een pistool op het hoofd sloeg. Na het verzamelen van de buit, zijn verdachte en zijn mededader over de toonbank van de juwelierszaak gesprongen en wilden zij vluchten. Zij werden hierin echter belemmerd door omstanders en hierop heeft de mededader gericht op hen geschoten.
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, bewezen dat verdachte het – voorwaardelijk - opzet heeft gehad op de poging tot doodslag van de slachtoffers. In de eerste plaats heeft verdachte samen met zijn mededader plannen gemaakt om op klaarlichte dag in een drukbezocht winkelcentrum en in het zicht van vele omstanders over te gaan tot het plegen van een gewapende overval op een juwelier. Verdachte had al geruime tijd plannen om deze juwelier te overvallen. Door in zee te gaan met een mededader die al vaker overvallen had gepleegd en die verdachte zelf als “een raar type jongen” en als “agressief” omschrijft en met deze mededader af te spreken dat hij hem zou “dekken” gedurende de overval, terwijl verdachte tijdens de overval zag dat deze mededader met een pistool agressief te keer ging tegen de juwelier, heeft verdachte – door bovendien ook na het zien van de agressie bij zijn medepleger door te gaan met de overval – bewust het risico aanvaard dat het uit de hand zou lopen en dat de mededader hierbij zijn vuurwapen ook daadwerkelijk zou gebruiken. Verdachte kan dan ook zowel als medepleger van de overval, als als medepleger van de poging tot doodslag op de omstanders, worden gezien. Door zijn actieve bijdrage aan de overval en het doorgaan met die de overval na het toepassen van het geweld door de mededader, heeft verdachte als het ware ingestemd met de agressie van zijn mededader die daarop volgde, te weten het gericht schieten op omstanders die hen de vlucht belemmerden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor medeplegen van de poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 4 primair
- Verdachte heeft op 26 mei 2011 te Amsterdam een scooter weggenomenxxiii door een eigen sleutel in het gleufje te stoppen en zo de scooter te starten
- Deze motorscooter, merk Aprilia, kenteken [kenteken] behoorde toe aan [F]xxiv
Ten aanzien van feit 5
- Verdachte heeft op 25 december 2010 te Duivendrecht in een woning gelegen aan de [adres] ingebroken door een raam open te breken en naar binnen te gaan en heeft horloges, sieraden en autosleutels weggenomen xxv
- Deze goederen behoorden toe aan [G]xxvi
Ten aanzien van feit 6:
- Verdachte was op 26 februari 2011 in de [straat] te Amsterdam met iemand anders en heeft het raam van een auto ingeslagen en heeft gezien dat die ander in de auto is geweestxxvii
- Op 26 februari 2011 is in de [straat] te Amsterdam ingebroken in een personenauto, merk BMW, type X5 door een ruit aan de rechtervoorzijde in te slaan en is een tankpas toebehorende aan [I] GMBH gestolenxxviii
Ten aanzien van feit 7:
- Verdachte heeft op 25 maart 2011 te Naarden in een woning gelegen aan de [adres] ingebroken door een ruit in te gooien en is naar binnen gegaan en heeft sieraden, horloges, t-shirts en Zwiterse franken, ter waarde van ongeveer 100 euro gestolenxxix
- Deze goederen behoorden toe aan [J] xxx
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 18 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden toebehorende aan Juwelier [A] en/of [A], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [A] en [B] en [C] en [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededader
- met over het hoofd getrokken capuchon en/of sjawl Juwelier [A] hebben betreden en
- een vuurwapen hebben gepakt en op die [A] hebben gericht en gericht hebben gehouden, en daarbij hebben geroepen: "Ik ga je schieten" en
- met de kolf van een vuurwapen met kracht op het achterhoofd van die [A] hebben geslagen en daarbij heeft geroepen: "Liggen jij" en
- een vuurwapen hebben gepakt en op die [B] en die [C] en die [D] hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij hebben geroepen: "Ik schiet opzij, ik ga schieten, ga weg" en "Ga weg, ga weg of ik schiet" en
- meermalen met een vuurwapen gericht op het lichaam van die [B] en die [D] hebben geschoten;
2.
op 18 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [B] en [D] en [E] en meer onbekend gebleven omstanders van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen met een vuurwapen gericht op het lichaam van die [B] en die [D] en die [E] en die onbekend gebleven omstanders hebben geschoten, welke vooromschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweldpleging in vereniging, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemers straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
op 18 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander vuurwapens van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een gaspistool, merk Umarex, kaliber 9mm en een pistool, merk Walther, kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
4.
op 26 maart 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorscooter van het merk Aprilia, kenteken [kenteken] toebehorende aan [F], waarbij verdachte de weg te nemen motorscooter onder zijn bereik heeft gebracht door de sloten van voornoemde scooter open te breken;
5.
op 25 december 2010 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen [straat], heeft weggenomen horloges en sieraden en autosleutels toebehorende aan [G], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door een raam van die woning te verbreken en via de aldus ontstane opening die woning te betreden;
6.
op 26 februari 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk BMW, type X5, heeft weggenomen een tankpas, toebehorende aan [I] GMBH, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met kracht een rechterportierruit van die personenauto in te slaan;
7.
op 25 maart 2011 te Naarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen sierraden en horloges en t-shirts en een hoeveelheid Zwitserse franken, ter waarde van ongeveer 100 Euro, toebehorende aan [J], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van die woning in te gooien en via de aldus ontstane opening die woning te betreden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1. tot en met 7. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevraagd om tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd door de politierechter op 4 februari 2010 en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
8.2. Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging is van mening dat er een aanzienlijke lagere straf dient te volgen. De raadsman voert daartoe aan dat het schieten niet is bewezen, cliënt nog jong is, op het goede pad is en werk heeft. Dit alles bij elkaar zou moeten leiden tot een gevangenisstraf van niet langer dan 4 jaar. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de door de politierechter op 4 februari 2010 opgelegde voorwaardelijke straf voor tenuitvoerlegging in aanmerking komt. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman aangegeven dat de vorderingen van [D] en [E] dienen te worden afgewezen omdat zijn cliënt niet heeft geschoten. Van de vordering van [A] dient de waardevermindering te worden afgewezen. De raadsman is van mening dat een waardevermindering van die omvang in een dergelijk kort tijdsbestek niet aan cliënt is toe te rekenen. Met betrekking tot het omzetverlies merkt de raadsman op dat het hier zou moeten gaan om het (lagere) bedrag van de winstderving omdat wel winstderving maar niet omzetverlies aan cliënt is toe te rekenen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt een gewapende roofoverval op een juwelierszaak om, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, wraak te nemen op de juwelier die hem eerder zou hebben opgelicht. Na de overval heeft de mededader gericht geschoten op de agenten die de verdachte en zijn mededader wilden aanhouden en op de omstanders die de agenten daarbij te hulp kwamen. Een van de agenten is daarbij door zijn arm geschoten. Door toeval, buiten toedoen van verdachte of zijn mededader, is deze agent niet komen te overlijden doordat een kogel niet helemaal door de portemonnee, die hij in zijn linkerborstzak ter hoogte van zijn hart droeg, is heengegaan. Tevens hebben verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens.
Verdachte heeft zich uit wraakgevoelens schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten zonder er bij stil te staan dat bij de gevolgen van zijn handelen levens op het spel hebben gestaan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diverse woninginbraken, diefstal van een scooter en het medeplegen van een inbraak in een auto. Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door financieel gewin dan wel heeft louter uit agressie gehandeld zonder stil te staan bij de hinderlijke gevolgen die zijn handelen heeft voor de getroffen eigenaren.
De rechtbank heeft mee laten wegen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 februari 2012 eerder voor een vermogensdelict en een geweldsdelict is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden - waarbij de rechtbank met name rekening houdt met het feit dat verdachte een geringere rol had dan zijn mededader bij deze feiten en met het feit dat verdachte niet zelf heeft geschoten - aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Niettemin is, gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten het opleggen van een hoge gevangenisstraf op zijn plaats,
Ten aanzien van de benadeelde partij [A] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [A], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 5.261,31 (vijfduizendtweehonderdeenenzestig euro en eenendertig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze ziet op het omzetverlies, nu niet gebleken is dat deze schade rechtstreeks het gevolg is van voornoemd feit.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
In het belang van [A] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [D] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [D], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 2.000,-- (tweeduizend euro).
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
In het belang van [D] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [E] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [E], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.000,-- (tweeduizend euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
In het belang van [E] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [F] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [F], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.105,09 (elfhonderdvijf euro en negen eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
In het belang van [F] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [G] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [G], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 363,-- (driehonderddrieënzestig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [G] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 26 mei 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/410485-09, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 februari 2010 van de politierechter in het arrondissement Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 34 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 1 mei 2012 in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van[die voorwaardelijke straf/dat voorwaardelijke strafdeel]te gelasten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 288, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van 1:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van 2.:
Medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, meermalen gepleegd
ten aanzien van 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
ten aanzien van 4:
diefstal waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
ten aanzien van 5 en 7:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
ten aanzien van 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [D], domicilie kiezende op het adres Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam, toe tot € 2.000,-- (tweeduizend euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [D] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [D], aan de Staat € 2.000,-- (tweeduizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 30 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [E], domicilie kiezende op het adres Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam op het adres Langswater 28, 1069 TR Amsterdam, toe tot € 2.000,-- (tweeduizend euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [E] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [E], aan de Staat € 2.000,-- (tweeduizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 30 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [A], wonende op het adres [adres], [postcode plaats], toe tot € 5.261,31 (vijfduizendtweehonderdeenenzestig euro en eenendertig eurocent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 5.261,31 (vijfduizendtweehonderdeenenzestig euro en eenendertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 63 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [F], wonende op het adres [adres], postcode plaaats], toe tot € 1.105,09 (elfhonderdvijf euro en negen eurocent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [F] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [F] aan de Staat € 1.105,09 (elfhonderdvijf euro en negen eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 21 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [G], wonende op het adres [adres], [postcode plaats], toe tot € 363,-- (driehonderddrieënzestig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [G] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [G] aan de Staat € 363,-- (driehonderddrieënzestig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van de politierechter in het arrondissement Amsterdam van 4 februari 2012, namelijk 34 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. Spiekerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring verdachte ter terechtzitting
iii Aangifte [A], p 47
iv Aangifte [A], p. 46
v Aangifte [B], p. 31
vi Aangifte [C] p. 40
vii Aangifte [D], p. 27
viii Aangifte [B], p. 32
ix Aangifte [B], p.32
x Aangifte [D] p. 28
xi Aangifte [B], p. 32
xii Aangifte [B], p. 35
xiii Aangifte [D], p. 27, 28
xiv Proces-verbaal van bevindingen, p. 24, 225
xv Proces-verbaal van wapenonderzoek, p. 17-19
xvi Proces-verbaal van wapenonderzoek, p. 142, 143
xvii Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 69-75
xviii Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 154-160
xixProces-verbaal verhoor verdachte, p. 69-75
xx Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 154-160
xxi Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 154-160
xxii Proces-verbaal van aangifte, p. 45-48
xxiii Verklaring verdachte ter terechtzitting
xxiv Aangifte [F], p. 149, 150
xxv Verklaring verdachte ter terechtzitting
xxvi Aangifte [G], p. 192, 193, 196, 198, 199
xxvii Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 226, 227
xxviii Aangifte [H], p 216, 217
xxix Verklaring verdachte ter terechtzitting
xxx Aangifte [J], p. 228