RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.713-12
RK nummer: 12/6315
Datum uitspraak: 16 oktober 2012
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 september 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2012 door het Parket te Russe (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Bulgarije) op [1979],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats];
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 oktober 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Goes, en door een tolk in de Bulgaarse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Bulgaarse als de Franse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een
I. vonnis nr. 123/16.06.2009 ivm strafzaak van algemeen karakter nr. 2978/2008 overeenkomstig het register van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Russe, 7-strafcolleg, vanaf 05.11.2009 in werking getreden;
II. PV-Beschikking nr.: 363/12.09.2011 ivm strafzaak van algemeen karakter nr. 2012/2011 overeenkomstig het register van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Russe, 10-e strafcolleg, vanaf 12.09.2011 in werking.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van (I) een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en (II) een vrijheidsstraf voor de duur van negen maanden en één dag, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1 Ten aanzien van vonnis I (strafzaak nr. 2978/2008)
De bijlage bij het faxbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 september 2012 houdt onder meer in:
(d) Indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision:
(…)
2. [X] No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
3. If you have ticked the box under point 2, please confirm the existence of one of the
following:
(…)
[X] 3.1b. the person was not summoned in person but by other means actually received official information of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision, in such a manner that it was unequivocally established that he or she was aware of the scheduled trial, and was informed that a decision may
be handed down if he or she does not appear for the trial;
OR
[X] 3.2. being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal
counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State,
to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at
the trial;
(…)
OR
[X] 3.4. the person was not personally served with the decision, but
– the person will be personally served with this decision without delay after
the surrender; and
– when served with the decision, the person will be expressly informed of
his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to
participate and which allows the merits of the case, including fresh
evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision
being reversed; and
– the person will be informed of the timeframe within which he or she has
to request a retrial or appeal, which will be …… days.
4. If you have ticked the box under point 3.1b, 3.2 or 3.3 above, please provide information about how the relevant condition has been met:
[Niet ingevuld]
Desgevraagd heeft de opgeëiste persoon ter zitting bevestigd dat hij in deze strafzaak zijn persoonlijke advocaat [A] in de arm heeft genomen en dat deze advocaat hem heeft verdedigd.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft primair betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie onjuist is, niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW en innerlijk tegenstrijdig is.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon op 16 juni 2009 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met een proeftijd van vijf jaren. Op
7 december 2011 heeft een zitting plaatsgevonden waarop de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast. De opgeëiste persoon wist niets van deze zitting en is daarvoor niet in persoon gedagvaard.
Volgens de in de Belgische overleveringszaak bij de Bulgaarse autoriteiten ingewonnen informatie zou de opgeëiste persoon op de zitting van 7 december 2011 zijn verdedigd door een door de rechtbank toegewezen advocaat, ene mevrouw [B]. Dit is onjuist. De opgeëiste persoon kent deze advocaat niet en heeft haar nooit een mandaat gegeven om hem in rechte te vertegenwoordigen. Hieruit volgt dat niet is voldaan aan artikel 12, aanhef en onder b, OLW.
Volgens de bijlage bij het faxbericht van 25 september 2012 zou de opgeëiste persoon nog recht hebben op verzet of hoger beroep. Uit de gegevens die de Bulgaarse autoriteiten in de (eveneens lopende) Belgische overleveringszaak aan de Belgische autoriteiten hebben verstrekt, blijkt evenwel dat de opgeëiste persoon tegen de beschikking van 7 december 2011 geen bezwaar kan maken.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van het EAB aan te houden, teneinde de officier van justitie bij de Belgische autoriteiten twee brieven afkomstig van het Parket te Russe te laten opvragen, te weten de brief van 19 juni 2012 waarin de Bulgaarse autoriteit meedeelt dat de advocaat [B] de opgeëiste persoon op de zitting van
7 december 2011 heeft vertegenwoordigd en de brief van 11 juli 2012 waarin de Bulgaarse autoriteit meedeelt dat tegen de beschikking van 7 december 2011 geen rechtsmiddel meer openstaat.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, wat er ook in de procedure tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is gebeurd, dit niet relevant is voor de toepassing van artikel 12 OLW, en dat op de terechtzitting die tot het vonnis van
16 juni 2009, waarvoor de overlevering wordt gevraagd, heeft geleid de advocaat [B] namens de opgeëiste persoon de verdediging heeft gevoerd, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW toepassing mist.
De rechtbank stelt voorop dat een beslissing houdende de last tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf, zoals de door de raadsman bedoelde beslissing van 7 december 2011, niet onder het begrip “vonnis” als bedoeld in artikel 12 OLW valt en dat de zitting naar aanleiding waarvan die beslissing is genomen niet een “behandeling ter terechtzitting” in de zin van die bepaling oplevert (zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam
27 april 2012, LJN BW8962). Hetgeen de raadsman over de beslissing van 7 december 2011 heeft aangevoerd, is dus - wat daar ook van zij - niet relevant voor de beantwoording van de vraag of de in artikel 12 neergelegde weigeringsgrond moet worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van
16 juni 2009, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dat vonnis heeft geleid. Uit de hiervoor weergegeven inhoud van rubriek d) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van die behandeling ter terechtzitting, dat hij een door hem gekozen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd. De opgeëiste persoon heeft een en ander bevestigd. Ten aanzien van het vonnis van 16 juni 2009 heeft zich aldus in elk geval de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW voorgedaan, zodat de in die bepaling neergelegde weigeringsgrond niet van toepassing is.
De door de uitvaardigende justitiële autoriteit eveneens aangekruiste omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, tweede alternatief, en onder d, OLW behoeven dan ook geen bespreking meer.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer en wijst het subsidiaire verzoek om aanhouding van de behandeling van het EAB af.
3.1.2 Ten aanzien van vonnis II (strafzaak nr. 2012/2011)
Gelet op hetgeen de rechtbank hierna onder 4.2 zal overwegen, laat zij toetsing aan artikel 12 OLW ten aanzien van vonnis II (strafzaak nr. 2012/2011) achterwege.
4.1 Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit dat aan vonnis I ten grondslag ligt en waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
Volgens de in het faxbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 oktober 2012 vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Bulgarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2 Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit dat aan vonnis II ten grondslag ligt niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat dit feit zowel naar het recht van Bulgarije als naar Nederlands recht strafbaar is.
Naar Nederlands recht is op dit feit, dat overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, echter niet een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld. De rechtbank zal de overlevering voor dit feit dan ook weigeren.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 11 OLW. Onder verwijzing naar een aantal uitdraaien van websites, heeft hij daartoe aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon zal leiden tot een flagrante schending van zijn fundamentele rechten, gelet op de slechte omstandigheden in de Bulgaarse gevangenissen, in het bijzonder in de Burgas gevangenis.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer onvoldoende specifiek is om tot weigering van de overlevering op grond van artikel 11 OLW te kunnen leiden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Een beroep op artikel 11 OLW kan slechts slagen, indien het wordt gestaafd met concrete, de opgeëiste persoon betreffende feiten en omstandigheden, op grond waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat inwilliging van het verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon zou leiden tot een flagrante schending van zijn fundamentele rechten, zoals die worden gewaarborgd in het EVRM (zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 3 januari 2012, LJN BV1112).
In het onderhavige geval is niet gesteld noch aannemelijk geworden, dat er concrete aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon ten gevolge van zijn overlevering een reëel risico loopt te worden blootgesteld aan zo een schending.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Nu ten aanzien van feit I waarvoor de overlevering wordt gevraagd, is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor dat feit te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7, 11 en 12 van de Overleveringswet.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het Parket te Russe (Bulgarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, die is opgelegd wegens feit I (nr. 2978/2008).
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] voor zover het EAB betrekking heeft op de vrijheidsstraf die is opgelegd wegens feit II (nr. 2012/2011).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzit¬ter,
mrs. W.H. van Benthem en M.C.J. Rozijn, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2012.
De jongste rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.