ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706775-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de gevangenneming onder gelijktijdige schorsing van de overleveringsdetentie

Op 13 september 2012 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van de opgeëiste persoon, die thans gedetineerd is in een Huis van Bewaring. De rechtbank had eerder op 2 november 2011 de overlevering van de opgeëiste persoon naar Hongarije toegestaan, maar de feitelijke overlevering had nog niet plaatsgevonden vanwege een lopende strafzaak in Nederland. De rechtbank oordeelde dat schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk is als er geen rechterlijke beslissing is genomen over de overlevering. In deze zaak was de overlevering al toegestaan, maar de rechtbank kon in uitzonderlijke gevallen besluiten tot schorsing, vooral als er een dreiging is van schending van mensenrechten zoals vastgelegd in het EVRM.

De rechtbank concludeerde dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de overleveringsdetentie te schorsen. De detentie had al 10 maanden geduurd, en er was geen duidelijkheid over de duur van de Nederlandse strafzaak, die 19 getuigen en 2 rogatoire commissies vereiste. De rechtbank vond dat de belangen van de opgeëiste persoon om in vrijheid af te wachten zwaarder wogen dan het belang van de uitvaardigende lidstaat om hem in detentie te houden.

De rechtbank besloot de gevangenneming van de opgeëiste persoon te verlengen voor dertig dagen, maar tegelijkertijd de overleveringsdetentie te schorsen onder bepaalde voorwaarden. De opgeëiste persoon moest zich twee keer per week melden bij de politie en zijn Hongaarse paspoort inleveren. De rechtbank achtte het niet nodig om een voorwaarde op te leggen dat de opgeëiste persoon geen strafbare feiten mocht plegen, omdat er geen bewijs was dat dit zou helpen om vluchtgevaar te beperken. De beslissing werd genomen door rechter S.A. Krenning in aanwezigheid van griffier M. List.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706775-11
RK nummer:
BEVEL VERLENGING GEVANGENNEMING TEVENS BEVEL SCHORSING
Op 13 september 2012 heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam de verlenging van de gevangenneming gevorderd van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon]
thans gedetineerd in Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
De rechtbank heeft op 13 september 2012 de officier van justitie, en de raadsman van opgeëiste persoon, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, in raadkamer gehoord.
De raadsman heeft mondeling verzocht de overleveringsdetentie te schorsen en dit verzoek toegelicht.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek tot schorsing. Subsidiair heeft de officier van justitie, mocht tot schorsing worden overgegaan, verzocht om als één van de voorwaarden op te leggen het niet plegen van strafbare feiten, waarbij de officier van justitie heeft verwezen naar twee uitspraken van het Hof Amsterdam van 25 juni 2012 (13-497233-05 en 13-706414-10).
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, gelet op de in het geding zijnde belangen termen aanwezig de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te bevelen. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Op 2 november 2011 heeft deze rechtbank de overlevering van opgeëiste persoon naar Hongarije toegestaan. De feitelijke overlevering heeft nog niet plaatsgevonden in verband met een in Nederland tegen hem lopende strafzaak.
In het algemeen geldt dat schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk is zolang geen rechterlijke beslissing is genomen omtrent het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon. Indien zoals in onderhavige zaak, de overlevering reeds is toegestaan kan slechts in uitzonderlijke gevallen, waarbij sprake is van een dreigende schending van de rechten neergelegd in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tot schorsing worden beslist.
De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige zaak zodanige bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, dat er aanleiding bestaat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te schorsen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de detentie al 10 maanden duurt, mede om redenen die de opgeëiste persoon niet kunnen worden verweten. De Nederlandse en Hongaarse autoriteiten zijn niet tot overeenstemming kunnen komen over een tijdelijke terbeschikkingstelling aan Hongarije. Verder is er niet bekend hoelang het nog duurt voordat de behandeling van de Nederlandse strafzaak zal zijn afgerond, mede nu er 19 getuigen gehoord zullen moeten worden en er 2 rogatoire commissies zullen plaatsvinden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er thans sprake is van een omslagpunt, waar de belangen van de opgeëiste persoon om de feitelijke overlevering in vrijheid af te wachten zwaarder wegen dan het belang van de uitvaardigende lidstaat om hem in overleveringsdetentie te houden.
Gelet op genoemde belangenafweging bestaat naar het oordeel van de rechtbank aanleiding om de overleveringsdetentie te schorsen onder voorwaarden. Voor het stellen van de voorwaarde dat de opgeëiste persoon geen strafbare feiten mag plegen, ziet de rechtbank geen aanleiding. Voorwaarden kunnen worden gesteld ter inperking van het vluchtgevaar en het is de rechtbank niet gebleken - ook niet de beschikkingen van het Hof in aanmerking nemend -, dat het stellen van deze voorwaarde daaraan zou voldoen.
BESLISSING:
Verlengt de gevangenneming van voornoemde opgeeiste persoon voor de duur van dertig dagen, ingaande
Wijst toe het mondeling verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie.
Beveelt de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 14 september 2012, doch niet dan nadat hij zijn Hongaarse paspoort en ieder ander op zijn naam gesteld reisdocument heeft ingeleverd bij de officier van justitie, onder de navolgende voorwaarden.
1. de opgeëiste persoon zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de overleverings-detentie onttrekken, als het bevel tot schorsing wordt opgeheven;
2. de opgeëiste persoon zal aan iedere oproeping in deze zaak van de kant van justitie of politie gevolg geven;
3. de opgeëiste persoon zal verblijven op het bovengenoemde adres;
5. de opgeëiste persoon zal de officier van justitie schriftelijk van iedere
adreswijziging op de hoogte stellen;
6. de opgeëiste persoon zal Nederland niet verlaten;
7. De opgeëiste persoon zal zich 2 maal per week, de dagen en het tijdstip in overleg met
de officier van justitie te bepalen, melden bij een door de officier van justitie aan te wijzen politiebureau in de woonomgeving van de opgeëiste persoon.
Deze beslissing is genomen op 13 september 2012 door:
mr. S.A. Krenning, rechter,
in tegenwoordigheid van M. List, griffier.