ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0413

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706201-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2012 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van verschillende strafbare feiten in Polen. Het EAB is uitgevaardigd door het District Court in Bydgoszcz en betreft onder andere een strafrechtelijk onderzoek en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen sprake is van verstekvonnissen zoals bedoeld in artikel 12 van de OLW. De rechtbank heeft de omschrijving van de feiten in het EAB als voldoende beschouwt, ondanks de ruime pleegperiode, omdat de overige gegevens zoals pleegplaats en betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende specifiek zijn. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon overwogen, die stelde dat de omschrijving van de feiten ongenoegzaam was en dat er geen verzetgarantie was verleend. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de feiten zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar zijn en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij kan worden berecht in Polen voor de strafbare feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706201-12
RK nummer: 12/1714
Datum uitspraak: 24 april 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 februari 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 november 2011 door the District Court in Bydgoszcz, III Criminal Department (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Polen) op [1972],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres], [postcode] [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 april 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van:
- een arrestatiebevel van 20 oktober 2011 van the Regional Court in Bydgoszcz (Polen) XVI Criminal Division (referentienummer: XVI K 943/10);
- een vonnis van 9 september 2009 van the Regional Court in Naklo nad Notecia (Polen) (referentienummer: II K 568/08);
- een vonnis van 25 juni 2009 van the Regional Court in Bydgoszcz (Polen) (referentienummer: IV K 519/08);
- een vonnis van 23 april 2010 van the Regional Court in Bydgoszcz (Polen) (referentienummer: IV K 622/07).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit (in de zaak met referentienummer: XVI K 943/10) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
- 10 maanden (in de zaak met referentienummer: II K 568/08);
- 1 jaar en 6 maanden (in de zaak met referentienummer: IV K 519/08);
- 4 jaar en 6 maanden (in de zaak met referentienummer: IV K 622/07),
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Het arrestatiebevel en de vonnissen betreffen de 22 feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Toetsing artikel 12 OLW
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat de aan het EAB ten grondslag liggende vonnissen verstekvonnissen zijn en dat geen sprake is van de uitzonderingssituaties als bedoeld in artikel 12, onder a tot en met c, van de OLW. Volgens de raadsman moet de overlevering voor de tenuitvoerlegging van deze vonnissen worden geweigerd, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit geen verzetgarantie heeft verleend als bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW niet van toepassing is en overweegt hiertoe als volgt.
De omstandigheid dat de opgeëiste persoon in de procedures die ten grondslag liggen aan de vonnissen telkens niet alle terechtzittingen heeft bijgewoond, maakt, anders dan gesteld door de raadsman, niet dat sprake is van vonnissen, als bedoeld in artikel 12 van de OLW. Allereerst is van belang dat uit de door de door de Poolse justitiële autoriteiten verstrekte informatie met betrekking tot de procedures blijkt dat de opgeëiste persoon in elke procedure wel aanwezig is geweest op één of meerdere terechtzittingen. Verder geldt ten aanzien van de terechtzittingen waarbij hij niet is verschenen dat hij die terechtzittingen op een eerdere terechtzitting, waar hij wel is verschenen, zijn aangezegd of dat hij is opgeroepen op/via het door hem opgegeven adres in Polen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de opgeëiste persoon ter zitting heeft verklaard dat hij nog steeds staat ingeschreven op dat adres in Polen. Verder was de opgeëiste persoon op de hoogte van de procedures, maar heeft hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, niet geïnformeerd over de voortgang van de procedures. Onder voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat afgifte van een garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW niet is vereist. Door zijn aanwezigheid op één of meerdere terechtzittingen heeft de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten tijdens die terechtzittingen kunnen uitoefenen en voor het overige, heeft hij daar kennelijk vrijwillig afstand van gedaan.
3.2 Genoegzaamheid
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de omschrijving van de feiten II en III, die mede ten grondslag liggen aan het vonnis in de zaak met referentienummer IV K 622/07, ongenoegzaam is, omdat de vermelde pleegperiode te ruim is.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Ten aanzien van de door de raadsman genoemde feiten is de omschrijving naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam. Weliswaar is sprake van een ruime pleegperiode, maar de overige gegevens, zoals de pleegplaats, de medepleger, de gestolen goederen en de benadeelde, maken de omschrijving voldoende specifiek.
Gezien het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en ziet de rechtbank geen aanleiding nadere informatie bij de uitvaardigende justitiële autoriteit op te vragen, zoals subsidiair verzocht door de raadsman.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De 22 feiten, vermeld in onderdeel e) van het EAB leveren naar Nederlands recht op:
- Diefstal;
- Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- Poging tot diefstal;
- Andere dan de in de artikelen 217 en 218 bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschriften op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren;
- Opzetheling.
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 45, 219, 310, 311 en 416 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon], aan the District Court in Bydgoszcz, III Criminal Department (Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzit¬ter,
mrs. J.H.J. Evers en W.C.J. Robert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.