ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-651047-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben van valse betaalpassen en witwassen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 november 2012 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben en vervoeren van valse betaalpassen, alsook van witwassen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 19 juli 2012 in Amsterdam opzettelijk een aantal valse betaalpassen in zijn bezit had, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze passen bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte niet onrechtmatig was, ondanks het verweer van de verdediging dat de aanhouding was gebaseerd op onjuiste informatie. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat er voldoende reden was voor de aanhouding op basis van de informatie die op dat moment beschikbaar was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, namelijk het witwassen van een geldbedrag van 3.200 euro, omdat de verdachte een verklaring had gegeven voor de herkomst van dit geldbedrag, die niet als volstrekt onaannemelijk kon worden terzijde geschoven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat dit een factor was bij het bepalen van de strafmaat. De rechtbank benadrukte het belang van vertrouwen in het giraal geldverkeer en dat de gedragingen van de verdachte dit vertrouwen hadden geschaad. De rechtbank besloot tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen betaalpassen, aangezien deze van zodanige aard waren dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met de wet of het algemeen belang.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/651047-12
Datum uitspraak: 8 november 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1969],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres], [postcode] in [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. M. Noordzij en van hetgeen de gemachtigde raadsman, mr. T. den Haan, naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2012, te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 12.127,05 euro (zegge: twaalfduizendhonderdzevenentwintig euro en vijf eurocent), althans 3200 (zegge: drieduizendtweehonderd) euro, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag, te weten voornoemde 12.127,05, in elk geval 3200 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of voorhanden heeft gehad en/of zich verschaft heeft en/of vervoerd heeft een of meer valse of vervalste betaalpas(sen) en/of waardekaart(en), te weten
- een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 1]) en/of
- een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 2]) en/of
- een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 3]) en/of
- een Mastercard, Santander (kaartnummer [nummer 4]) en/of
- een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 5]) en/of
- een Visa Card, Capitol One (kaartnummer [nummer 6]) en/of
- een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 7]) en/of
- een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 8]),
bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die pas(sen) en/of kaart(en) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat-
- een of meer bin-nummer(s) op de voorzijde van die pas(sen) en/of kaart(en) niet bestaan en/of
- een of meer bin-nummer(s) op de voorzijde van die pas(sen) en/of kaart(en) niet overeenkomen met de naam van de bank die op pas(sen) en/of kaart(en) staan vermeld en/of
- die pas(sen) en/of kaart(en) is/zijn voorzien van een nagebootst hologram en/of
- het Visa-logo en/of de handtekeningenstrook op dat/die pas(sen) en/of
kaart(en) is uitgevoerd in een printtechniek in plaats van een druktechniek,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de pas(sen) of kaart(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
(artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht)
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Verweer met betrekking tot de (on)rechtmatigheid van de aanhouding
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is gebleken. Verdachte is aangehouden op basis van een mededeling van een medewerker van het GWK. Deze medewerker heeft aan de politie verklaard dat zij verdachte herkende als zijnde de persoon die met valse credit cards geld heeft gestort bij GWK-kantoren in het hele land. Hierbij baseerde de medewerker zich op een interne mailwisseling van het GWK. Bij de beslissing verdachte aan te houden speelde ook een rol dat de politie in de veronderstelling verkeerde dat verdachte in het bezit was van een vals of vervalst paspoort en dat was gezien dat verdachte veel pasjes bij zich had.
Achteraf bleek de mededeling van de medewerker van het GWK niet te kloppen. Zij heeft de interne mailwisseling van het GWK onjuist geïnterpreteerd. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat het paspoort van verdachte een echt en onvervalst exemplaar betrof.
Dit betekent dat verdachte is aangehouden op basis van grotendeels onjuiste informatie.
Dit maakt zijn aanhouding en de hieruit voortvloeiende bewijsvergaring onrechtmatig.
De aangetroffen credit cards en de geldbedragen moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte integraal van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman niet kan slagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de stelling van de raadsman, dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is omdat zij geschiedde op basis van informatie die achteraf onjuist bleek te zijn, ligt de opvatting besloten dat slechts achteraf van een redelijk vermoeden van schuld kan worden gesproken indien de informatie waarop dat vermoeden is gebaseerd ook juist blijkt te zijn. Die opvatting vindt geen steun in het recht. Voor de rechtmatigheid van een aanhouding is bepalend of de informatie op grond waarvan dat geschiedde - in het licht van hetgeen op dat moment bekend was - in redelijkheid als betrouwbaar kon worden aangemerkt. Voor een beoordeling van de rechtmatigheid van de aanhouding dient dus een toetsing ex tunc te worden aangelegd.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor getuige van 21 juni 2012 was [A] op 19 juli 2012 werkzaam als baliemedewerker bij het GWK. Aan haar balie verscheen een man (de later aangehouden verdachte) die een contant geldbedrag van 3000 euro wilde overmaken naar Groot-Brittannië. Hoewel de kosten voor deze transactie slechts 90 euro bedroegen, overhandigde verdachte aan [A] een geldbedrag van 3200 euro. [A] vond dit vreemd. [A] is vervolgens naar achteren gelopen om een kopie te maken van het paspoort van verdachte. De naam van verdachte kwam [A] bekend voor. [A] zag op het prikbord een interne mailwisseling van het GWK. In deze mailwisseling stond de naam van verdachte vermeld als een persoon die betrokken was bij (transacties met) valse creditcards.
Hierop heeft [A] de politie gebeld.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2012 verkeerde de desbetreffende politieambtenaar in de veronderstelling dat het paspoort van verdachte mogelijk een vals of vervalst paspoort betrof, omdat hierop een onscherpe foto stond afgebeeld.
In hetzelfde proces-verbaal van bevindingen staat geschreven dat is gezien dat uit de portemonnee van verdachte veel bankpasjes staken.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, een redelijk vermoeden van schuld opleveren. De informatie van het GWK kon, in het licht van wat op dat moment bekend was, in redelijkheid als betrouwbaar worden aangemerkt.
De aanhouding van verdachte was daarom niet onrechtmatig. Hetzelfde geldt voor de hierop volgende inbeslagname van onder verdachte aangetroffen geldbedragen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5. Vrijspraak van feit 1
5.1 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij zijn beoordeling een onderscheid gemaakt tussen het geldbedrag van 3.200 euro dat verdachte heeft geprobeerd over te maken naar Groot-Brittannië en het geldbedrag van 8.929,05 euro dat in zijn koffer is aangetroffen.
Onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raadi heeft de officier van justitie betoogd dat ten aanzien van het geldbedrag van 8.929,05 euro geen veroordeling kan volgen.
Uit bovengenoemde arresten volgt immers dat het enkele voorhanden hebben van een geldbedrag dat afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van dat geldbedrag. De gedraging van verdachte kan dus voor zover niet als witwassen worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van het geldbedrag van 3.200 euro ligt dit anders, aldus de officier van justitie. Verdachte heeft dit geldbedrag overhandigd aan een medewerker van het GWK opdat het zou worden weggesluisd naar een rekeningnummer in Groot-Brittannië. Hiermee heeft verdachte een handeling verricht die erop gericht was de criminele herkomst van dit geldbedrag te verbergen of verhullen. In dit verband is van belang dat verdachte in het bezit was van valse en/of vervalste bankpassen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ten aanzien van het geldbedrag van 3.200 euro een veroordeling kan volgen.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte integraal van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij aangevoerd dat verdachte verschillende schriftelijke bescheiden heeft overgelegd, afkomstig uit Groot-Brittannië. In deze documenten kan bevestiging worden gevonden voor de verklaring van verdachte. Deze documenten bieden namelijk steun voor diens verklaring dat hij werkzaam is in de autohandel binnen een vast dienstverband en dat hij in het bezit was van contante geldbedragen met het doel in Nederland een auto aan te schaffen.
Ook de zich in het dossier bevindende sms-berichten ondersteunen het verhaal van verdachte.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Voorop gesteld moet worden dat het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van 'enig misdrijf' door middel waarvan het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag zou zijn verkregen. De omstandigheid dat onder verdachte valse en/of vervalste bankpassen zijn aangetroffen, roept wellicht vragen op over de (legale) herkomst van het desbetreffende geldbedrag, maar is hiertoe op zichzelf onvoldoende. In het dossier bevinden zich bijvoorbeeld geen stukken waaruit volgt dat met deze bankpassen geldbedragen zijn opgenomen.
Het voorgaande staat niet aan een bewezenverklaring in de weg als is komen vast te staan dat 'het niet anders kan zijn dat' het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Hierbij kan belang worden gehecht aan de hoeveelheid voorwerpen, de plaats waar deze worden aangetroffen en de omstandigheid dat verdachte geen verklaring wil geven over de herkomst ervan. Andersom kan dit betekenen dat indien de verdachte wel een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, dit aan een veroordeling voor witwassen in de weg staat.
Het zal daarbij moeten gaan om een 'concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst' (vlgs. Hof 's-Gravenhage 12 maart 2008, LJN BC6500).
In dit geval heeft verdachte een verklaring gegeven voor de herkomst van de geldbedragen en hiertoe een aantal geschriften overgelegd, waaronder loonspecificaties. Gelet op de hoogte van de legale inkomsten van verdachte kan niet worden gezegd dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn. Daarnaast heeft verdachte een verklaring gegeven voor het feit dat hij een relatief hoog contant geldbedrag voorhanden had, namelijk dat hij hiermee een auto wilde aanschaffen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring aan een bewezenverklaring van witwassen in de weg staat. Niet kan worden gezegd dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van bovengenoemd geldbedrag. Zijn verklaring kan bovendien niet als volstrekt onaannemelijk terzijde geschoven worden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit.
6. Waardering van het bewijs ten aanzien van feit 2
6.1. Inleidende opmerking
In de tenlastelegging staan acht betaalpassen omschreven, met vermelding van de naam van de uitgevende instantie en een bijbehorend kaartnummer.
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank deze betaalpassen in het vervolg aanduiden met een nummer (1 tot en met 8):
1. een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 1]);
2. een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 2]);
3. een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 3]);
4. een Mastercard, Santander (kaartnummer [nummer 4]);
5. een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 5]);
6. een Visa Card, Capitol One (kaartnummer [nummer 6]);
7. een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 7]);
8. een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 8]).
6.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, met uitzondering van pas 2, voor alle in de tenlastelegging genoemde betaalpassen een bewezenverklaring kan volgen.
6.3. Het standpunt van de verdediging
In het dossier bevindt zich een voorlopig onderzoek van International Card Services (hierna: ICS). In dit onderzoek worden de in de tenlastelegging genoemde bankpassen als vals aangemerkt. Deze informatie is strijdig met de zich in het dossier bevindende 'police to police information', waarin ten aanzien van twee van in de tenlastelegging genoemde passen het volgende staat vermeld:
- de pas met nummer 2 is een kaart van Halifax en staat op naam van verdachte. Deze kaart hoort bij een actieve spaarrekening;
- de pas met nummer 3 is een debet card van de Bank of Scotland en staat op naam van verdachte. Het betreft een actieve rekening.
Deze gesignaleerde strijdigheid maakt dat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van de conclusies van het voorlopig onderzoek van ICS, ook ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde betaalpassen. De verdediging is van mening dat bij deze stand van zaken niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de betaalpassen valse of vervalste exemplaren betreffen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Op de door de raadsman aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat betaalpas 2 vals of vervalst is.
Anders dan de raadsman heeft betoogd leidt het voorgaande niet zonder meer tot een vrijspraak ten aanzien van alle in de tenlastelegging genoemde betaalpassen.
In het dossier bevindt zich namelijk, naast het voorlopig onderzoek van ICS, een proces-verbaal onderzoek betaalmiddelen van de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar).
De Kmar heeft een vijftal van de in de in de tenlastelegging genoemde betaalpassen (de nummers 1, 5, 6, 7 en 8) onderzocht en heeft geconcludeerd dat het gaat om valse en/of vervalste exemplaren. De rechtbank acht in deze gevallen buiten redelijke twijfel verheven dat de desbetreffende betaalpassen vals en/of vervalst zijn.
Ook ten aanzien van de betaalpas 3 acht de rechtbank voldoende bewijs voorhanden. Naast de bevindingen van het ICS wordt de stelling dat het gaat om een valse of vervalste betaalpas ondersteund door de zogenaamde 'police to police information' waarin staat geschreven dat het gaat om een pas die is uitgegeven door de Bank of Scotland.
Volgens de informatie op desbetreffende pas is de uitgevende instantie echter Capitol One.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat betaalpas 3 vals of vervalst is.
Met betrekking tot de betaalpas 4 geldt dat enkel het voorlopig onderzoek van ICS voorhanden is. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat deze betaalpas vals of vervalst is.
Resumerend spreekt de rechtbank verdachte vrij voor zover de beschuldiging betrekking heeft op de betaalpassen 2 en 4. De rechtbank acht wel bewezen dat de overige zes betaalpassen die verdachte voorhanden had, vals en/of vervalst zijn.
De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt, is of verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat het ging om valse en/of vervalste betaalpassen. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte, dat vier van deze acht passen afkomstig waren van een vriend van hem, als ongeloofwaardig ter zijde. De desbetreffende betaalpassen stonden immers op naam van verdachte. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de op zijn naam gestelde betaalpassen valse en/of vervalste exemplaren betroffen.
De rechtbank merkt nog op dat volgens de tenlastelegging het kaartnummer van betaalpas 1 eindigt op 8365. Dit moet 8356 zijn. De rechtbank vat dit op als een kennelijke verschrijving.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
op 19 juli 2012 te Amsterdam, opzettelijk voorhanden heeft gehad en vervoerd heeft valse of vervalste betaalpassen, te weten
- een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 1]) en
- een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 3]) en
- een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 5]) en
- een Visa Card, Capitol One (kaartnummer [nummer 6]) en
- een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 7]) en
- een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 8]),
bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die passen echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat-
- een of meer bin-nummer(s) op de voorzijde van die pas(sen) niet bestaan en/of
- een of meer bin-nummer(s) op de voorzijde van die pas(sen) niet overeenkomen met de naam van de bank die op pas(sen) staan vermeld en/of
- die pas(sen) is/zijn voorzien van een nagebootst hologram en/of
- het Visa-logo en/of de handtekeningenstrook op dat/die pas(sen) is uitgevoerd in een printtechniek in plaats van een druktechniek,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de passen bestemd waren voor zodanig gebruik;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straffen en maatregelen
10.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de betaalkaarten, met uitzondering van nummer 6, 7, 8, 10, 12 en 14, onttrokken dienen te worden aan het verkeer. Het geldbedrag van 3.200 euro dient te worden verbeurdverklaard. De overige goederen op de beslaglijst kunnen terug naar verdachte.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen (subsidiair) strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag heeft de raadsman de teruggave aan verdachte bepleit.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke, door de zittende magistratuur vastgestelde, oriëntatiepunten. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een zestal valse en/of vervalste betaalpassen. Dit is een ernstig strafbaar feit. Het is van groot belang dat burgers, bedrijven en overheden vertrouwen kunnen stellen in het giraal geldverkeer.
Door de gedraging van verdachte is dit vertrouwen geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat slechts kan worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf. Aangezien het van belang is dat verdachte ervan weerhouden wordt zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank een gedeelte van straf opleggen in de voorwaardelijke vorm.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte in het verleden in Nederland niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
In de omstandigheid dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Onder verdachte is een aantal betaalpassen in beslag genomen.
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b(oud), 14c, 36b, 36c, 57 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit:
Opzettelijk een valse en/of vervalste pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben en vervoeren, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze pas bestemd voor het gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 150 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 76 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
13. een Visa Card, Halifax (kaartnummer [nummer 3]);
15. een Visa Card, Capitol One (kaartnummer [nummer 6]);
16. een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 5]);
17. een Visa Card, HSBC Bank (kaartnummer [nummer 1]);
19. een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 8]);
20. een Visa Card, Chase (kaartnummer [nummer 7]).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. 240 biljetten van 50 euro (4338743);
2. . 6 biljetten van 20 euro (4338752) ;
3. 4 biljetten van 10 euro (4338755);
4. 2 biljetten van 5 euro (4338758)
5. een munt van 1 cent, 4 munten van 0,20 cent, 2 munten van 0,10 cent en een munt van 5 cent (4338760)
6. een credit card, Halifax met nummer [nummer 9];
7. een credit card, Scotiabank met nummer [nummer 10];
8. Een credit card van de Bank of America met kaartnummer [nummer 11];
9. Een credit card, premium card, met nummer [nummer 12];
10. Een credit card, Royal, met kaartnummer [nummer 13];
11. Een credit card met kaartnummer [nummer 14];
12. Een credit card met kaartnummer [nummer 15];
14. Een credit card, Bank of America, met nummer [nummer 11];
18. Een credit card, Halifax, met nummer [nummer 16];
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mrs. A.S. van Leeuwen en W.C. Oosterbroek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2012.
i Arresten van respectievelijk 5 september 2006 en 26 oktober 2010 (LJN nummers: AU6712 en BM 4440) .
??
??
??
??
Verkort vonnis inzake [verdachte]
Parketnummer: 13/651047-12
6
8