ECLI:NL:RBAMS:2012:BY8874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12-2987 WW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijtbare werkloosheid en zorgvuldigheid bij besluitvorming door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2012 uitspraak gedaan over de weigering van een werkloosheidsuitkering aan eiser door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, die sinds 17 mei 2010 in dienst was bij Ambitious People B.V., werd op non-actief gesteld en later ontslagen. De werkgever had eiser verweten vertrouwelijke bedrijfsinformatie naar zijn privé e-mailadres te hebben gestuurd, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van verwijtbare werkloosheid. Eiser betwistte echter de verwijtbaarheid van zijn werkloosheid en stelde dat hij altijd goed had gefunctioneerd. De rechtbank oordeelde dat de werkgever onvoldoende zorgvuldigheid had betracht bij de besluitvorming, omdat er geen contact was opgenomen met de voormalige werkgever van eiser om de feiten te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van eiser geen dringende reden voor ontslag vormden, aangezien de werkgever niet onmiddellijk had gereageerd op het gedrag van eiser en vier weken had gewacht met het ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV eiser niet op grond van verwijtbare werkloosheid de uitkering mocht weigeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2987 WW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde mr. M.H.A.H. Smithuysen.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) geweigerd.
Bij besluit van 3 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeldop 20 november 2012. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser was sinds 17 mei 2010 in dienst van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ambitious People B.V. (hierna: de werkgever) voor 40 uur per week, laatstelijk in de functie van Senior Recruitment Consultant. Eiser had een dienstverband voor bepaalde tijd, tot 16 augustus 2012. Op 15 september 2011 heeft de werkgever eiser een waarschuwing gegeven naar aanleiding van sms-berichten die eiser aan zijn leidinggevende heeft gezonden. Op 28 september 2011 is eiser op non-actief gesteld door de werkgever.
1.2. Op 25 oktober 2011 heeft de werkgever een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met eiser ingediend bij de sector kanton van deze rechtbank. Bij beschikking van 15 december 2011 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 januari 2012, zonder toekenning van een vergoeding aan eiser. De kantonrechter heeft onder meer overwogen dat verdere vruchtbare samenwerking niet mogelijk wordt geacht en eiser hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Het moet eiser na de waarschuwing duidelijk zijn geweest dat hij zijn gedrag diende aan te passen, maar hij heeft desondanks vertrouwelijke bedrijfsinformatie overgeheveld naar zijn privé adres en bovendien geweigerd de informatie te vernietigen.
1.3. Op 5 januari 2012 heeft eiser verweerder verzocht om een werkloosheidsuitkering. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een werkloosheidsuitkering geweigerd, omdat eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering van de werkloosheidsuitkering gehandhaafd.
2. Standpunten van partijen
2.1. In het bestreden besluit heeft verweerder zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat er sprake is van een veronachtzaming van eisers plichten als werknemer, op grond waarvan een dringende reden voor eisers ontslag bestaat. Immers, terwijl eiser gewaarschuwd was na uitlatingen in sms-berichten die niet gepast zijn, heeft eiser toch vertrouwelijke bedrijfsinformatie overgeheveld naar zijn privé e-mailadres. De kantonrechter heeft eisers handelen verwijtbaar genoemd. Het gedrag van eiser is dusdanig ernstig dat van eisers werkgever niet langer gevergd kon worden de dienstbetrekking te laten bestaan. Het gedrag is eiser te verwijten en is de voorzienbare oorzaak geweest van eisers ontslag.
2.2. Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat hij niet verwijtbaar werkloos is geworden. Eiser heeft altijd uitstekend gefunctioneerd. Op 15 september 2011 heeft eiser een schriftelijke officiële waarschuwing betreffende resultaten, gedrag en houding ontvangen, maar daarvoor is hij hierop nooit aangesproken. Deze waarschuwing was onterecht en is gebruikt om eiser te kunnen ontslaan. De werkgever heeft eiser ten onrechte verweten dat hij e-mails naar zijn privé adres heeft gezonden. Het was binnen het bedrijf toegestaan om werkgerelateerde berichten naar een privé e-mailadres te sturen om op die manier thuis te kunnen werken. De veiligheid of het lekken van informatie werd daarbij nooit in twijfel getrokken. Er is bovendien ook geen beleid over. Eiser heeft niet geweigerd de bestanden te wissen. Hij heeft beloofd de bestanden, die dienden als bewijs, te wissen na de rechtszaak, hetgeen is gebeurd. In de beschikking van de kantonrechter is een onjuist beeld geschetst. Uit het feit dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst pas heeft ontbonden per 15 januari 2012 en dat eiser tot die tijd loon heeft ontvangen, kan wel worden afgeleid dat de kantonrechter in zijn voordeel heeft geoordeeld.
3. Juridisch kader
3.1. Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt.
3.2. Op grond van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW, is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt.
3.3. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW weigert verweerder de uitkering blijvend geheel indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, opgelegd, niet is nagekomen, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.
3.4. Op grond van artikel 7:677, eerste lid, van het BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij.
3.5. Op grond van artikel 7:678, eerste lid, van het BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van artikel 677, eerste lid, beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4. Inhoudelijke boordeling
Ontvankelijkheid bezwaarschrift
4.1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het bezwaarschrift van eiser gericht tegen het primaire besluit tijdig is ingediend. Gelet op hetgeen eiser in de bezwaarfase en verweerder in het bestreden besluit hebben aangevoerd ten aanzien van de verzending en de bezorging van het primaire besluit, ziet de rechtbank met verweerder geen aanleiding om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Inhoudelijk
4.2. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit ten onrechte heeft gegrond op de beschikking van de kantonrechter, terwijl eiser het daarin gegeven beeld betwist. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond aldus, dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan.
4.2.1. Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) – zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 april 2008 (LJN: BD1178) – volgt dat verweerder bij de toetsing van het al dan niet verwijtbare karakter van de werkloosheid slechts dan de door de kantonrechter vastgestelde feiten kan overnemen en een eigen onderzoek achterwege kan laten, als alle in het kader van die toetsing benodigde feiten uit de in de procedure bij de kantonrechter gewisselde stukken genoegzaam blijken.
4.2.2. Wat betreft het door verweerder uitgevoerde eigen onderzoek, stelt de rechtbank vast dat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de besluitvorming uitsluitend heeft gebaseerd op dossieronderzoek en de beschikking van de kantonrechter. De onderliggende stukken bevinden zich niet allemaal in het dossier. Uit het oogpunt van de vereiste zorgvuldigheid had het in de gegeven situatie echter op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek te doen naar de relevante feiten en omstandigheden. Pas als een volledig beeld bestaat van de aard en de ernst van de gedraging, én van de overige relevante omstandigheden, kan immers een afweging plaatsvinden en een oordeel worden gevormd over het al dan niet bestaan van een dringende reden. In de onderhavige zaak heeft verweerder geen contact opgenomen met de voormalige werkgever van eiser, terwijl daartoe wel aanleiding bestond nu eiser de feitelijke gang van zaken gemotiveerd heeft betwist. In dit verband wijst de rechtbank bijvoorbeeld op de verschillende visies van de werkgever en eiser op het functioneren van eiser en de onduidelijkheid over de door eiser doorgespeelde al dan niet vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Het bestreden besluit is op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid, zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.2.3. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom.
4.3. Voorts heeft eiser betwist dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag.
4.3.1. In een reeks uitspraken van 18 februari 2009 (LJN: BH2387, LJN: BH2388, LJN: BH2390, LJN: BH2392, LJN: BH2393 en LJN: BH2394), heeft de CRvB een toetsingskader aangegeven in zaken waarin een dringende reden voor ontslag speelt. De CRvB heeft overwogen dat verweerder inhoudelijk moet beoordelen of aan de werkloosheid een zowel objectieve als subjectieve dringende reden ten grondslag ligt. Daarbij is de wijze waarop het dienstverband is beëindigd niet doorslaggevend. Bij de beoordeling van de objectieve dringende reden vormen de artikelen 7:678 en 7:677 van het BW de maatstaf. Artikel 7:678 van het BW geeft echter geen uitputtende opsomming van feiten en omstandigheden die als dringende reden moeten worden aangemerkt. Gelet op de samenhang met artikel 7:677 BW moet daarnaast worden bezien of, indien zich een omstandigheid voordoet die objectief als dringende reden zou kunnen worden aangemerkt, dit ook voor de betreffende werkgever in de specifieke situatie en in de specifieke werkrelatie een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Dat zal volgens de CRvB steeds per individueel geval dienen te worden beoordeeld. Tot de elementen die uiteindelijk moeten worden gewogen bij de inhoudelijke beoordeling of de werkloosheid het gevolg is van een dringende reden behoren dus de subjectiviteit van de dringende reden, in onderlinge samenhang bezien met de aard en ernst van de gedraging, alsmede de andere relevante aspecten, zoals de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
Tot slot zal verweerder, in het kader van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW, moeten beoordelen of de werknemer van de dringende reden een verwijt kan worden gemaakt.
4.3.2. De rechtbank is van oordeel dat een subjectief dringende reden voor het ontslag ontbreekt. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Eiser is niet op staande voet ontslagen. Hij heeft op 15 september 2011 een schriftelijke waarschuwing van de werkgever ontvangen, waarin hij is aangesproken op verstuurde sms-berichten aan een collega en zijn houding en resultaten. Vervolgens is eiser op 28 september 2011 op non-actief gesteld, omdat hij zakelijke e-mailberichten naar zijn privé e-mailadres heeft verstuurd. Op 25 oktober 2011 heeft de werkgever een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter ingediend. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat in de periode tussen opnonactiefstelling en het verzoek om ontbinding eiser onder druk is gezet om een verklaring te ondertekenen waardoor hij en de werkgever met wederzijds goedvinden uit elkaar zouden gaan. Niet gebleken is dat de werkgever in die periode nog onderzoek diende te verrichten.
4.3.3. Gezien het feit dat de werkgever, nadat eiser in een gesprek op 28 september 2011 had erkend e-mailberichten naar een privé e-mailadres te hebben doorgestuurd, niet onmiddellijk actie heeft ondernomen om te komen tot een beëindiging van de aanstelling van eiser en nog vier weken heeft gewacht voordat het besluit werd genomen om eiser te ontslaan, kan de rechtbank niet anders dan constateren dat voor de werkgever de gedragingen van eiser geen (subjectief) dringende reden voor ontslag vormden. Dat betekent dat aan het ontslag van eiser geen arbeidsrechtelijke dringende reden ten grondslag ligt.
4.3.4. Deze beroepsgrond van eiser slaagt eveneens.
Slotsom
4.54. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Hetgeen overigens nog is aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van Awb zelf in de zaak te voorzien, nu niet duidelijk is geworden of eiser voldoet aan de overige eisen van de WW om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. De rechtbank zal verweerder opdragen een besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat verweerder eiser in zijn nieuw te nemen besluit de werkloosheidsuitkering niet mag weigeren op grond van verwijtbare werkloosheid.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 42,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Bakker, rechter,
in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB