RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3549 AWBZ
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. E.R.A.M. Koolen,
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ),
verweerder,
gemachtigde J. Henneveld.
Bij besluit van 24 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een indicatie verstrekt voor de functie begeleiding individueel (klasse 2). Verweerder heeft de indicatie verstrekt met ingang van 24 februari 2012 tot en met 23 februari 2027, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Bij besluit van 6 juni 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Verweerder heeft de indicatie in het bestreden besluit aldus gewijzigd dat eiser wordt geïndiceerd voor de functie begeleiding individueel (klasse 2) over de periode van 24 februari 2012 tot en met 18 juli 2012, alsmede voor de functie persoonlijke verzorging (klasse 1) over de periode van 24 februari 2012 tot en met 23 februari 2014).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen de heer [A] alsmede mevrouw M. Abdi, tolk in de taal Farsi. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser, geboren op [1968] te Iran, woont inmiddels 16 jaar in Nederland. Eiser is onder meer bekend met schizofrenie van het paranoïde type en depressieve klachten. Eiser is van 2007 tot 2011 onder ambulante behandeling geweest bij Mentrum. Sinds 2011 is eiser in behandeling bij psychiater V. Akbarkhanzadeh.
1.2. Bij besluit van 15 augustus 2011 heeft verweerder aan eiser op grond van de AWBZ een indicatie verstrekt voor begeleiding individueel (klasse 1). Verweerder heeft de indicatie verstrekt met ingang van 15 augustus 2011 tot en met 14 augustus 2026, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
1.3. Op 3 februari 2012 heeft eiser een aanvraag om uitbreiding van AWBZ-zorg ingediend. Daarbij heeft eiser verzocht om de functies persoonlijke verzorging, begeleiding en kortdurend verblijf in een instelling.
1.4. Verweerder heeft, in navolging van het in het indicatierapport neergelegde advies van 24 februari 2012, bij het primaire besluit aan eiser een indicatie verstrekt voor begeleiding individueel (klasse 2). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder nadere medische informatie opgevraagd bij eisers huisarts en de psychiater van eiser, Akbarkhanzadeh. Naar aanleiding van de ontvangen medische informatie heeft de medisch adviseur van verweerder D. van der Geest op 3 mei 2012 een medische rapportage uitgebracht.
1.5. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Standpunten van partijen
2.1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor de functie begeleiding individueel omdat sprake is van voorliggende voorzieningen vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Gelet op het verbod op reformatio in peius wordt eiser tot en met 18 juli 2012 in aanmerking gebracht voor de functie begeleiding individueel.
Eiser komt niet in aanmerking voor de functie kortdurend verblijf, omdat er geen medische noodzaak bestaat voor permanent toezicht. Er bestaat wel aanspraak op de functie persoonlijke verzorging (klasse 1) vanwege dagelijks controle/toezicht op de medicatie-inname. Daarvoor is vijf minuten per dag gerekend, aldus verweerder.
2.2. Eiser voert in beroep – kort gezegd – aan dat hij wel begeleiding nodig heeft en verwijst daartoe onder meer naar de verklaringen van zijn behandelend psychiater Akbarkhanzadeh van 3 oktober 2012 en 18 oktober 2012. Eiser is in het verleden langdurig opgenomen geweest, omdat zijn aandoening leidde tot situaties waarbij hij een gevaar vormde voor zichzelf en anderen. Nu gaat het veel beter omdat de heer [A] zijn dagelijks leven stuurt en controleert. Sinds eiser wordt behandeld door Akbarkhanzadeh, die zijn moedertaal spreekt, is er enige mate van stabiliteit en medicatietrouw ontstaan.
3.1. Artikel 2, tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) bepaalt dat de aanspraak op zorg slechts bestaat voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
3.2. Op grond van artikel 4 van het Bza omvat persoonlijke verzorging het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.
3.3. Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Bza omvat begeleiding activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
4. Inhoudelijke beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat aan een indicatieorgaan als verweerder, gelet op de bij haar aanwezige deskundigheid, in beginsel een ruime mate van vrijheid toekomt bij haar beoordeling van de aan te leggen indicatiemaatstaven. Hiertoe verwijst de rechtbank onder meer naar de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2004, LJN: AO3722.
4.2. Het onderzoek van 24 februari 2012 door de indicatiesteller van verweerder heeft bestaan uit bestudering van het op eiser betrekking hebbende dossier, inhoudende schriftelijke informatie van Mentrum. Geconcludeerd wordt dat eiser een psychiatrische aandoening heeft en ondersteuning nodig heeft bij een adequaat gebruik van medicatie. Voorts is sprake van matige tot ernstige stoornissen bij sociale redzaamheid en kan hij moeilijk structuur aanbrengen in zijn dagritme. Eiser kan niet zelfstandig contacten onderhouden met artsen, instanties en sociale contacten, aldus het indicatierapport.
4.3. Uit de medische rapportage van 3 mei 2012 blijkt dat het onderzoek heeft bestaan uit dossieronderzoek en het opvragen van medische informatie bij de behandelend psychiater van eiser en eisers huisarts. Dit heeft geresulteerd in een drietal brieven van Mentrum van
4 mei 2009, 14 april 2011 en 18 augustus 2011 en een brief van Akbarkhanzadeh van
1 mei 2012. Vastgesteld wordt dat er sprake is van een psychiatrische grondslag, alsmede dat niet blijkt dat eiser de afgelopen maanden achteruit is gegaan. De medisch adviseur verwacht lichte tot matige stoornissen in het psychisch functioneren en matige beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid. Omdat eiser dagelijkse medicatie heeft, dient persoonlijke verzorging te worden geïndiceerd voor toezicht op medicatie-inname. De medisch adviseur constateert dat eiser bij Mentrum wekelijks contact had met zijn behandelaars, terwijl hij nu bij Akbarkhanzadeh eens per maand een behandelcontact heeft. Hij acht inzet van een spv’er en het intensiveren van het behandelcontact vanuit de Zvw voorliggend.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat de door verweerder gebruikte adviezen voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Uit die adviezen is kenbaar welk onderzoek heeft plaatsgevonden en op basis van welke gegevens de adviseurs tot hun bevindingen zijn gekomen. Ook de totstandkoming van de adviezen kan, gelet op de verrichtingen en de daarbij betrokken informatie, niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de behandelend psychiater van eiser is geraadpleegd en dat bij het onderzoek de (verkregen) medische informatie van de huisarts van eiser is meegenomen.
4.5. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat behandeling vanuit de Zvw voorliggend is op de AWBZ. Uitbreiding van de geestelijke gezondheidszorg (psychiatrische behandeling) gaat dan ook voor op een indicatie voor de AWBZ-functie begeleiding.
De gemachtigde van eiser heeft, ter onderbouwing van het betoog dat eiser desondanks in aanmerking komt voor de AWBZ-functie begeleiding individueel, ter zitting – kort gezegd – verklaard dat eiser door de behandeling door Mentrum achteruit ging alsmede dat Mentrum dat heeft onderkend en daarom heeft ingestemd met de overgang van de behandeling naar Akbarkhanzadeh. De rechtbank overweegt hiertoe dat de dossierstukken deze stelling niet ondersteunen. In het ontslagbericht van Mentrum van 18 augustus 2011 is als reden van verwijzing opgenomen het verzoek van eiser met de vermelding dat hij graag een behandelaar krijgt die zijn eigen taal spreekt. Voorts is beschreven dat eiser een goede stemming heeft en sinds 2004 matig functioneert. Het afgelopen jaar was hij stabiel, maar niet psychosevrij, aldus Mentrum. Dat eiser ontevreden was met de zorg van Mentrum en achteruitging, blijkt dan ook niet uit het dossier.
4.6. Het betoog van de gemachtigde van eiser dat uit diverse brieven van Akbarkhanzadeh blijkt dat eiser in aanmerking zou moeten komen voor de functie begeleiding op grond van de AWBZ, volgt de rechtbank niet. Weliswaar stelt Akbarkhanzadeh dat hij extra begeleiding vanuit de AWBZ-zorg als noodzakelijk ziet, maar hij onderbouwt deze stelling niet. Niet inzichtelijk is op welke gronden eiser in aanmerking zou moeten komen voor de AWBZ-functie begeleiding en welke doelen met de begeleiding zouden kunnen worden gerealiseerd.
4.7. De rechtbank heeft begrip voor de inspanningen die Mirsadegh zich getroost om eiser bij te staan in zijn dagelijks leven, maar overweegt dat bestrijding van gevoelens van onwelbevinden en sociaal isolement geen inspanningen zijn die vallen onder de reikwijdte van de AWBZ. De vraag of eiser in aanmerking moet komen voor een meer frequente behandeling door Akbarkhanzadeh of een psychiatrische dagbehandeling, ligt in deze procedure niet voor. Die beoordeling dient plaats te vinden binnen het kader van de Zvw.
4.8. Gelet op het voorgaande houdt het bestreden besluit stand. Het beroep van eiser wordt daarom ongegrond verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.R. Docter, voorzitter, mrs. L.H. Waller en M. Singeling, leden, in aanwezigheid van mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB