ECLI:NL:RBAMS:2012:BY8114
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de gevolgen voor de WGA-uitkering
In deze zaak heeft eiser, die van 10 februari 2010 tot 10 april 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV. Bij besluit van 4 november 2011 had het UWV de mate van eisers arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 23%, wat door eiser werd bestreden. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage geen invloed had op de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering, die al was vastgesteld op basis van een eerdere beoordeling van 64%. De rechtbank concludeerde dat het resultaat dat eiser nastreefde, namelijk een hogere vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid, geen feitelijke betekenis voor hem had, omdat dit niet zou leiden tot een hogere uitkering.
De rechtbank verwierp het standpunt van verweerder dat er wel procesbelang zou zijn voor eiser. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd gesteld dat procesbelang aanwezig moet zijn om tot een inhoudelijke beoordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het UWV, dat het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde, in strijd was met de wet, omdat er geen procesbelang was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk.
De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser en droeg verweerder op het griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 december 2012, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.