ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7659

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK12-250
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek op basis van onjuiste veronderstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon verenigen met de behandeling van haar zaak door de rechter. Verzoekster stelde dat er al een beslissing was genomen in haar procedure, maar dat deze niet aan haar was meegedeeld, wat haar onpartijdigheid in gevaar zou brengen. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 25 juni 2012 en kwam op 2 juli 2012 bij de rechtbank binnen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat het berustte op een onjuiste en niet feitelijk onderbouwde veronderstelling van verzoekster. De wrakingskamer benadrukte dat er geen beslissing was genomen in de hoofdzaak en dat de gebruikelijke proceshandelingen waren verricht. De rechter had geen enkele schuld aan de misinterpretatie van verzoekster. Bovendien werd gesteld dat het wraken van een rechter op basis van fictieve feiten niet in overeenstemming is met een ongestoorde voortgang van de hoofdzaak. De wrakingskamer besloot dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekster tegen de rechter niet in behandeling zouden worden genomen, aangezien dit als misbruik van het wrakingsinstrument werd beschouwd. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en er staat geen voorziening open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beschikking op het onder rekestnummer HA RK12-250 ingeschreven verzoek van:
[ ],
verzoekster,
wonende te [ ],
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ] in de zaak met nummer [ ], hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlage van 25 juni 2012 heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan. De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
1. Feiten
a) Verzoekster is eiseres in de zaak met rolnummer [ ]. De gedaagde partijen zijn [ ] en [ ], beiden vertegenwoordigd door mr. H.M.G. Brunklaus, advocaat te Amsterdam, hierna verder: de advocaat.
b) Bij brief met bijlage van 25 juni 2012 heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan gericht tegen de rechter. Het verzoek is blijkens de daarop vermelde datumstempel op 2 juli 2012 ingekomen bij de Centrale Balie van de rechtbank Amsterdam.
c) Op 29 juni 2012 is door de rechter een tussenvonnis gewezen waarbij een comparitie van partijen is gelast. De zaak staat op de rol van 13 juli 2012 voor dagbepaling comparitie.
2. De gronden van het verzoek
Aan haar verzoek legt verzoekster samengevat ten grondslag dat zij tijdens een behandeling van de Raad van Discipline op maandag 25 juni 2012 de advocaat heeft horen zeggen dat er in de procedure voor de kantonrechter een beslissing is genomen maar dat zij dat nog niet mag vertellen. Het is volgens verzoekster niet mogelijk dat de advocaat weet dat er een beslissing is genomen. Zij kan dit alleen van de betreffende kantonrechter hebben vernomen. Verzoekster meent dat het kan zijn dat de advocaat de waarheid over de bodemprocedure misbruikt om voordeel in de tuchtzaak te behalen. Als het juist is dat de advocaat de beslissing van de zaak van de rechter heeft vernomen wil verzoekster een andere rechter.
2. De beoordeling van het verzoek
2.1 In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2 Het verzoek dient naar het oordeel van de wrakingskamer als kennelijk ongegrond aanstonds te worden afgewezen. Het berust op de onjuiste en niet door feiten gestaafde veronderstelling van verzoekster dat in haar zaak al een beslissing zou zijn genomen en dat die beslissing wel aan de advocaat en niet aan haar is meegedeeld. Dat is niet het geval. Over het tussen partijen aanhangige geschil is geen beslissing genomen. Uit het roloverzicht blijkt dat de gebruikelijke formele proceshandelingen zijn verricht en dat eerst na 25 juni 2012 bij tussenvonnis een comparitie van partijen is gelast, een beslissing die geen inhoudelijke betekenis heeft. Dat zij de mededeling van de advocaat kennelijk anders heeft begrepen kan niet aan de rechter worden toegerekend.
2.3 Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 2 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds wordt afgewezen.
3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekster tegen de rechter die is belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet in behandeling zullen worden genomen. Het wraken van een rechter op basis van fictieve feiten of omstandigheden verhoudt zich niet met een ongestoorde voortgang en afdoening van de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek belemmert de voortgang van de hoofdzaak. Dit moet worden beschouwd als misbruik van het wrakingsinstrument.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De wrakingskamer:
? wijst het verzoek tot wraking af;
? bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter die haar zaak in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen
Aldus gegeven door mr. J.A.J. Peeters, voorzitter, mrs. N.C.H. Blankevoort, en C.L.J.M. de Waal leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli [2012] in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering geen voorziening open.