ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7599

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
516637 / HA RK 12-164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een kantonrechter in een herzieningsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de stichting Stichting Basisonderwijs Gooi en Vechtstreek, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.Th. Frissen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. [A], kantonrechter te Hilversum, in een herzieningsprocedure van een arbeidszaak waarin mr. [B], eveneens kantonrechter te Hilversum, eerder een ontbindingsbeschikking had gegeven. De verzoekster stelde dat mr. [A] niet onpartijdig kon oordelen, omdat zij in een hiërarchische verhouding tot mr. [B] zou staan, die de eerdere beschikking had gegeven. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de gronden van het verzoek niet objectief gerechtvaardigd zijn. De enkele omstandigheid dat mr. [A] moet oordelen over een beschikking van haar collega, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid of de schijn daarvan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat mr. [A] onder druk zou staan van mr. [B] en dat de vrees van verzoekster niet objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure met het bijbehorende zaaknummer wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 10 mei 2012 gedane en onder zaaknummer
516637 / HA RK 12-164 ingeschreven verzoek van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING BASISONDERWIJS GOOI EN VECHTSTREEK,
gevestigd te Huizen,
verzoekster,
advocaat mr. J.H.Th. Frissen te Den Haag,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [A], kantonrechter te Hilversum.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- het verzoek tot wraking zoals neergelegd in een proces-verbaal van de zitting van 10 mei 2012 in de zaak met kenmerk [kenmerk];
- de schriftelijke reactie van mr. [A] van 22 mei 2012;
- een pleitnota van mr. Frissen met daaraan gehecht een beschikking van mr. [B], kantonrechter te Hilversum, van 4 januari 2012 en de pleitnota van mr. Frissen ten behoeve van de mondelinge behandeling die is gehouden op 2 december 2011.
- het faxbericht van mr. Frissen (met één bijlage) van 27 juni 2012 (dat de wrakingskamer overigens pas na de zitting heeft bereikt).
Mr. [A] heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 juni 2012 alwaar verzoekster (in de persoon van [C], [hoedanigheid/functie] van verzoekster) en haar advocaat zijn gehoord. De uitspraak is bepaald op 11 juli 2012.
1. Feiten
a) Bij beschikking van 4 januari 2012 heeft mr. [B], kantonrechter te Hilversum de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en [D] ontbonden. Verzoekster heeft nadien bij de kantonrechter te Hilversum een verzoek ingediend tot herroeping van deze beschikking. Het verzoek tot herroeping is geregistreerd onder het nummer [kenmerk]. Het verzoek tot herroeping wordt behandeld door mr. [A], eveneens kantonrechter te Hilversum.
b) Op 10 mei 2012 heeft in de zaak tot herroeping van de ontbindingsbeschikking een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan door de griffier een proces-verbaal is opgemaakt. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft verzoekster mr. [A] gewraakt.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is – kort gezegd – gebaseerd op de volgende gronden. Voor de aanvang van de behandeling van het ontbindingsverzoek heeft mr. [B] de gemachtigden van partijen bij zich geroepen. Hij heeft op dat moment te kennen gegeven dat hij mr. Frissen, de gemachtigde van verzoekster, kent en hij heeft gevraagd of dit voor partijen een probleem vormde. Mr. Frissen en de gemachtigde van de wederpartij hebben kenbaar gemaakt dat zij geen bezwaar hadden tegen behandeling van het verzoek door mr. [B].
Gelet op de inhoud van de ontbindingsbeschikking twijfelt mr. Frissen thans wel aan de objectiviteit van mr. [B]. Mr. Frissen is van april 1986 tot 1988 werkzaam geweest in de advocatenpraktijk van mr. [B]. Er is toen een conflict ontstaan. Mr. Frissen betwijfelt thans of mr. [B] dit conflict achter zich heeft kunnen laten. Een aanwijzing hiervoor kan worden gevonden in de motivering van de beschikking van mr. [B]; hierin is verzoekster slecht werkgeverschap verweten, terwijl dit in het geheel niet door de wederpartij (de werknemer) is aangevoerd. Omdat mr. [B] coördinerend kantonrechter is in Hilversum, kan naar de mening van verzoekster geen van de andere op deze locatie werkzame kantonrechters het verzoek tot herroeping van de door mr. [B] gewezen beschikking objectief beoordelen. Alle kantonrechters van de locatie Hilversum zijn immers ondergeschikt aan mr. [B]. Mr. Frissen heeft geen bezwaar tegen behandeling van het verzoek tot herroeping door een kantonrechter uit Amsterdam. Ter zitting van 27 juni 2012 heeft verzoekster aan haar wrakingsverzoek tevens ten grondslag gelegd dat zij (in de persoon van [C]) en haar advocaat voorafgaand aan de zitting van 10 mei 2012 op de gang van het gebouw van het kantongerecht zijn benaderd door mr. [B] die hen spontaan aansprak met de vraag: “En heren, gaat alles goed?” en vervolgens mededeelde: “Ik heb er een frisse, nieuwe rechter op gezet.” Vervolgens bleef mr. [B] op enige afstand zichtbaar nerveus om [C] en mr. Frissen heen draaien, aldus verzoekster. Op zijn zachtst gezegd kan hieruit een ernstig vermoeden worden afgeleid dat mr. [B] niet in staat is de nodige afstand te bewaren, waardoor het oordeel van mr. [A] onder druk zal komen te staan. Verzoekster krijgt hierbij een onveilig gevoel, waardoor het geïndiceerd is een andere rechter aan te wijzen. Verzoekster heeft met mr. [A] geen ervaring. Mr. Frissen heeft wel eerder een procedure gevoerd ten overstaan van mr. [A]. Bij die gelegenheid functioneerde mr. [A] onberispelijk.
3. De reactie van de rechter
Mr. [A] heeft aangevoerd dat geen sprake is van partijdigheid dan wel de schijn van partijdigheid. De enkele omstandigheid dat zij moet oordelen over een door haar collega gewezen beschikking is daarvoor onvoldoende. Er is geen sprake van een hiërarchische verhouding tussen mr. [B] en mr. [A]. Mr. [B] heeft geen enkele zeggenschap over een door mr. [A] te nemen beslissing in een individuele zaak.
4. De gronden van de beslissing
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2 Het verzoek berust in de kern op de gedachte dat mr. [A], die in een hiërarchische verhouding staat tot mr. [B], in de herzieningsprocedure niet in vrijheid tot haar oordeel zal kunnen komen.
4.3 De wrakingskamer oordeelt hierover als volgt. Ter beoordeling ligt voor een wrakingsverzoek dat zich richt tegen mr. [A], niet tegen mr. [B]. De gronden die verzoekster heeft aangevoerd betreffen mr. [B]. Dat mr. [B] coördinerend kantonrechter is te Hilversum, houdt niet in dat hij enige inhoudelijke bemoeienis heeft met het werk van de overige kantonrechters te Hilversum. Mocht al sprake zijn van enige druk of bemoeienis van mr. [B] jegens mr. [A] met betrekking tot het verzoek tot herroeping, dan beschikt verzoekster over geen enkele aanwijzing dat mr. [A] hiertegen niet bestand zou zijn. Ook hetgeen zich volgens verzoekster heeft afgespeeld op de gang voorafgaand aan de zitting van 10 mei 2012 kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit geen enkele betrekking heeft op mr. [A].
4.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bij verzoekster bestaande vrees dat de onpartijdigheid bij mr. [A] ontbreekt niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat dit voorshands tevens geldt voor alle andere kantonrechters die werkzaam zijn te Hilversum. Op grond hiervan wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure met zaaknummer [kenmerk] wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. R.H. de Vries, voorzitter en E.D. Bonga-Sigmond en M.W. van der Veen, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv, geen voorziening open.