ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7561

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA12-252
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen Woningstichting Rochdale en Bijlmer Bewonersraad Rochdale over huurdersorganisatie en besteding participatiebudget

In deze zaak heeft Woningstichting Rochdale op 7 februari 2012 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 8 van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV). Het geschil betreft de besteding van het participatiebudget door de Bijlmer Bewonersraad Rochdale (BBR) en de vraag of BBR nog steeds als bewonersvereniging kan worden beschouwd onder de WOHV. BBR heeft op 22 mei 2012 een verweerschrift ingediend, waarin zij ook een zelfstandig verzoek heeft gedaan. De zaak is behandeld op 28 augustus 2012, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Rochdale betwistte de rechtmatigheid van de bestedingen door BBR en beschuldigde hen van fraude, terwijl BBR zich verdedigde door te stellen dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de registratie van de penningmeester bij de Kamer van Koophandel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de WOHV een kader biedt voor overleg tussen huurders en verhuurder, maar dat de toetsing van de kantonrechter geen inhoudelijk karakter heeft. De rechter oordeelde dat het verzoek van Rochdale om inzage in de boeken van BBR en de vordering tot terugbetaling van het participatiebudget buiten het bereik van artikel 8 WOHV valt. Evenzo werd het tegenverzoek van BBR afgewezen, omdat dit ook niet binnen het kader van de WOHV viel. De rechter concludeerde dat BBR niet langer functioneert als een bewonersorganisatie in de zin van de WOHV, gezien de oprichting van de Bewonersvereniging Rochdale, die de belangen van alle huurders kan behartigen. De kosten van de procedures werden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1324260 EA VERZ 12-252
Beschikking van: 24 december 2012
F.no.: 025
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
de stichting WONINGSTICHTING ROCHDALE
gevestigd te Amsterdam
verzoekster/verweerster
nader te noemen Rochdale
gemachtigde: mr. A.M. Langeloo
t e g e n
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid BIJLMER BEWONERSRAAD ROCHDALE
2. [naam]
3. [naam]
4. [naam]
gevestigd en kantoorhoudende resp. wonende te Amsterdam Zuidoost
verweerders/verzoekers
gezamenlijk in enkelvoud nader te noemen BBR
gemachtigde: mr. A.I. de Haan
Verloop van de procedure
Rochdale heeft bij verzoekschrift van 7 februari 2012 een verzoekschrift ex artikel 8 Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV) ingediend.
BBR heeft op 22 mei 2012 een verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek bij verweerschrift ingediend. Rochdale heeft daarop een uitvoerige schriftelijke reactie ten behoeve van mondelinge behandeling en daarbij nog een aantal producties ingebracht.
Op 28 augustus 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Rochdale zijn verschenen de heer [naam], mevrouw [naam], mevrouw [naam], mevrouw [naam] en de gemachtigde. Aan de zijde van BBR zijn verschenen mevrouw [naam], de heer [naam] en de gemachtigde. Mevrouw [naam]is niet in persoon verschenen.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld de zaak mondeling toe te lichten. BBR heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft ter zitting aantekeningen gemaakt, welke aan het dossier zijn toegevoegd.
Vervolgens is de zaak aangehouden teneinde BBR in de gelegenheid te stellen mevrouw [mevrouw X] uit te nodigen om in het bijzijn van Rochdale een toelichting te geven op door haar verrichte werkzaamheden. BBR werd tevens in de gelegenheid gesteld om een nadere reactie te geven op de door Rochdale ingebrachte stukken . BBR heeft daarop 28 september 2012 productie 71 tot en met 84 overgelegd. Rochdale heeft daarop op 15 oktober 2012 schriftelijk gereageerd.
Gronden van de beslissing
1. In deze zaak wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. BBR is de bewonersraad van voorheen Woningstichting Nieuw Amsterdam.
b. Naar aanleiding van de overname van Nieuw Amsterdam door Rochdale is tussen Rochdale en BBR op 8 mei 2002 een Samenwerkingsovereenkomst gesloten.
Artikel 3 Erkenning en representativiteit bepaalt, voor zover van belang:
De vereniging Bijlmer Bewonersraad wordt door Rochdale/NA erkend als onderhandelingspartner voor wat betreft het beheer en beleid van Rochdale/NA daar waar het complexoverstijgende belangen betreft, op voorwaarde dat en zolang: (…) b. De vereniging Bijlmer Bewonersraad aannemelijk maakt dat ten minste 80% van de leden (huurdersorganisaties op complexniveau) in het werkgebied van de vereniging Bijlmer Bewonersraad lid is. (…).
c. iedere bewonersorganisatie die lid is van de bewonersraad, van de voorgenomen activiteiten en standpunten die de bewonersraad, namens haar leden in het overleg met Rochdale/NA, inneemt, op de hoogte wordt gehouden.
d. alle leden tenminste eenmaal per jaar worden uitgenodigd voor een vergadering waarin de vereniging Bijlmer Bewonersraad verantwoording aflegt over het functioneren van het afgelopen jaar, en in samenspraak de plannen voor het volgend jaar vaststelt. (…).
Artikel 8 regelt de financiële ondersteuning van BBR door Rochdale.
In artikel 9 Verantwoording door de vereniging Bijlmer Bewonersraad staat:
De Bijlmer Bewonersraad legt jaarlijks, voor 1 april, verantwoording af aan Rochdale/NW door middel van een jaarverslag met accountantsverklaring (…).
Artikel 21 Slotbepalingen bepaalt, voorzover van belang: (…)
2. Deze samenwerkingsovereenkomst wordt door partijen vastgesteld is uitsluitend van kracht zolang woningstichting Nieuw Amsterdam blijft bestaan als afzonderlijk toegelaten instelling.
c. Met ingang van 1 januari 2004 is Rochdale gefuseerd met Woningstichting Patrimonium. Naar aanleiding hiervan is bij Rochdale een nieuwe bewonersraad opgericht: Bewonersraad Patroc. Deze heeft in 2008 haar naam veranderd in Bewonersraad Rochdale.
d. Na pogingen om BBR met Bewonersraad Rochdale te laten fuseren, heeft Rochdale vastgesteld dat een samengaan van beide bewonersraden niet is gerealiseerd. Bij brief van 7 oktober 2008 aan de besturen van beide raden heeft zij naar aanleiding daarvan onder meer geschreven: (…) Op grond van de statuten van Rochdale en de samenwerkingsovereenkomst met bewonersraad Rochdale erkennen wij Bewonersraad Rochdale als het enige bewonersvertegenwoordigend orgaan op het niveau van de corporatie. (…) Wij nodigen het bestuur van de Bijlmer Bewonersraad uit met ons in overleg te treden over een herziening van de samenwerking. De oorspronkelijke overeenkomst is als gevolg van de fusie van Rochdale met Nieuw Amsterdam beëindigd. Wij stellen het echter op prijs de door de Bijlmer Bewonersraad opgebouwde expertise, ervaring en netwerken te behouden. De nieuwe overeenkomst zal voorzien in informatie- en adviesrecht voor de Bijlmer Bewonersraad in het kader van de vernieuwing van de Bijlmer.
e. Rochdale heeft hierbij toegezegd dat zij BBR nog om haar zienswijze zou vragen aangaande het beleid en nog voor de huisvesting en financiering van BBR zorg zou dragen. Rochdale heeft BBR in dat kader een jaarlijks budget voor bewonersparticipatie toegekend van € 70.000,00, conform de samenwerkingsovereenkomst uit 2002.
f. Bij brief van 19 mei 2011 heeft Rochdale aan het bestuur van BBR laten weten dat zij per 1 juli 2011 Bewonersraad Rochdale als enige overkoepelende huurdersorganisatie op corporatieniveau erkent. Rochdale is bereid met BBR een nieuwe samenwerkingsovereenkomst aan te gaan waarbij BBR de gezamenlijke belangen van haar leden, te weten bewonerscommissies uit de Bijlmermeer, behartigt, primair betreffende de vernieuwing Bijlmermeer. Rochdale laat weten dat zij de financieringsrelatie wil herzien en dat de huurovereenkomst voor de huisvesting per 1 september 2011 wordt beëindigd. Bij brief van 6 oktober 2011 heeft Rochdale de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 december 2011 en de ontruiming aangezegd.
g. Bij vonnis in kort geding van 6 juni 2012 is de vordering van Rochdale om de aan BBR ter beschikking gestelde ruimte te ontruimen afgewezen.
h. Bij brief van 6 juli 2010 heeft Rochdale BBR verzocht om een afrekening over de besteding van het budget over 2009 van in totaal € 69.208,54.
i. Naar aanleiding van de op 15 november 2010 door (naam penningmeester van BBR) (penningmeester van BBR) toegestuurde jaarrekening en toelichting heeft Rochdale over een aantal posten toelichting gevaagd, waaronder de post “Advisering en Volkshuisvesting” van € 17.542,33.
j. Tijdens een gesprek hierover op 17 juni 2011, heeft BBR toegelicht dat laatstgenoemde post voornamelijk facturen betrof van de bedrijven Herders en Scott & Scott.
k. Bij e-mail van 21 juli 2011 aan [naam penningmeester van BBR) en bij brief van 4 oktober 2011 aan BBR, heeft Rochdale haar bedenkingen geuit over de firma Scott & Scott/mevrouw [mevrouw X], vanwege discrepanties tussen bedrijfsgegevens die op de facturen staan en gegevens van de Kamer van Koophandel, en BBR verzocht om een bewijs van inschrijving bij de KvK van het bedrijf Scott en Scott adviesbureau gedurende de periode dat de opdrachten zijn uitgevoerd, het BTW-nummer van het bedrijf, een overzicht van alle opdrachten die door het bedrijf zijn uitgevoerd voor BBR en een bewijs van de geleverde prestaties.
l. Bij brief van 13 oktober 2011 heeft het bestuur van BBR aan Rochdale hierop gereageerd.
m. Bij brief van 25 oktober 2011 heeft Rochdale bericht dat deze verantwoording tekort schoot.
n. Op 23 november 2011 heeft BBR volgens eigen opgave zoveel mogelijk stukken toegestuurd gerelateerd aan Scott&Scott/mevrouw [mevrouw X], waaronder een urenoverzicht verrichte werkzaamheden voor BBR over 2009 en 2010.
o. Bij brief van 27 december 2011 heeft Rochdale laten weten dat zij de door BBR verstrekte verantwoording onvoldoende vond en dat zij zich genoodzaakt zag aangifte te doen van verdenking van fraude en dat zij de onverantwoord uitgegeven budgetten zou gaan terugvorderen.
p. Op 12 januari 2012 heeft Rochdale aangifte gedaan.
q. Bij brief van haar gemachtigde van 24 januari 2012 heeft Rochdale het bestuur van BBR gesommeerd om inzage te geven in de aan Scott&Scott adviesbureau c.q. mevrouw [mevrouw X] betaalde bedragen en € 13.716,48 aan Rochdale terug te betalen.
Verzoek Rochdale
2. Rochdale verzoekt:
- verweerders hoofdelijk te veroordelen om binnen een week na datum van deze beschikking inzage te geven in de boeken en andere bescheiden en daarmee de in 2009 aan Scott&Scott adviesbureau c.q. mevrouw [mevrouw X] in 2009 betaalde bedragen inzichtelijk te maken;
- verweerders hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Rochdale te betalen € 13.716,48 althans het bedrag dat verweerders volgens de boeken en andere bescheiden in 2009 aan Scottt&Scott adviesbureau c.q. mevrouw [mevrouw X] betaald hebben, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 904,00.
3. Rochdale heeft daartoe aangevoerd, dat BBR de door haar aan Scott&Scott adviesbureau betaalde bedragen niet kan verantwoorden. De gegevens op de facturen van Scott&Scott stroken niet met de gegevens in het register van de Kamer van Koophandel. Ook komen de facturen niet overeen met de verstrekte urenspecificaties. De door BBR overhandigde stukken die betrekking zouden moeten hebben op de door Scott&Scott verrichte werkzaamheden rijmen niet met de urenspecificaties of de facturen. Ten slotte vraagt Rochdale zich af of de bijdragen van Scott&Scott dan wel mevrouw [mevrouw X] als nuttige en rechtmatige besteding van het bewonersparticipatiebudget kunnen worden beschouwd, gelet op de achtergrond van mevrouw [mevrouw X]. Ondanks herhaalde verzoeken van de kant van Rochdale om opheldering, heeft BBR de gevraagde informatie niet kunnen verstrekken. Rochdale verbindt daaraan de conclusie dat het door haar aan BBR ter beschikking gestelde participatiebudget niet rechtmatig is besteed, zodat BBR het hiermee gemoeide bedrag moet terugbetalen.
4. BBR heeft zich gemotiveerd verzet tegen toewijzing van het verzoek, onder meer door het in het geding brengen van de inhoudelijke bijdragen van mevrouw [mevrouw X] en de door haar ingediende urenspecificaties. BBR stelt dat haar niet verweten kan worden dat de inschrijving van (het bedrijf van) mevrouw [mevrouw X] bij de Kamer van Koophandel of de registratie van haar BTW-nummer niet deugdelijk was.
Zelfstandig verzoek BBR
5. Ter zitting heeft BBR bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht Rochdale te veroordelen om BBR ook vanaf 1 juli 2011 te erkennen als huurdersorganisatie conform de WOHV en Rochdale te veroordelen tot vergoeding van de kosten die samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het vervullen van haar taken en het beschikbaar stellen van faciliteiten, waaronder het ter beschikking stellen van een ruimte van waaruit de vereniging haar werkzaamzaamheden kan verrichten. Subsidiair verzoekt BBR Rochdale te veroordelen tot vergoeding van alle openstaande vorderingen op de vereniging inclusief de begrote kosten van de juridische procedures door Rochdale aanhangig gemaakt tegen Rochdale en de individuele bestuursleden tot een totaal bedrag van € 25.000,00. BBR vordert tevens veroordeling van Rochdale om de kosten te vergoeden die voortvloeien uit het indienen van een verzoek bij de rechter om vast te stellen of Rochdale BBR dient te erkennen als huurdersorganisatie in de zin van de WOHV, welk verzoek BBR uiterlijk 2 maanden na ontvangst van onderhavige beslissing zal indienen. Ten slotte verzoekt BBR Rochdale te veroordelen om een ruimte ter beschikking te stellen van waaruit de vereniging haar werkzaamheden kan verrichten.
6. BBR stelt daartoe – kort gezegd – dat Rochdale niet eenzijdig kan bepalen dat BBR niet langer dient te worden beschouwd als huurdersorganisatie in de zin van de WOHV. BBR meent dat Rochdale na het mislukken van de fusie met de Bewonersraad Rochdale haar toevlucht heeft genomen tot het in diskrediet brengen van bestuursleden en het onmogelijk maken voor BBR om haar taken nog langer te vervullen door haar haar (financiële) middelen te ontnemen.
7. BBR beroept zich op de bepalingen van de WOHV, met name artikel 2 lid 1, en de toelichting daarop alsmede op hetgeen partijen zijn overeengekomen in de Samenwerkingsovereenkomst (zie 1.b). BBR benadrukt dat zij is opgericht voor het volledige woningbezit van Nieuw Amsterdam en dus niet alleen voor een aantal woningcomplexen. BBR stelt dat de later opgerichte Bewonersorganisatie Rochdale niet geacht kan worden de leden van BBR te vertegenwoordigen. Ook na het volledig opgaan van Nieuw Amsterdam in Rochdale in 2006 is de samenwerkingsovereenkomst met BBR voortgezet en is Rochdale BBR blijven behandelen als een huurdersorganisatie in de zin van de WOHV.
8. Rochdale stelt zich op het standpunt dat BBR geen bewonersraad in de zin van de WOHV (meer) is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat BBR, in strijd met de bepalingen uit die wet, verzuimt haar leden op de hoogte te houden van haar activiteiten en vergaderingen en hen niet betrekt bij haar standpuntbepaling, zij haar leden geen, onjuiste of onvolledige informatie verstrekt, zij geen volledige verantwoording aan har leden aflegt en dat zij niet alle huurders in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten. Daarnaast behartigt BBR ook de belangen van woningzoekenden, wat strijdig is met haar taak op grond van de WOHV. Rochdale wijst erop dat binnen haar organisatie met Bewonersraad Rochdale is voorzien in een huurdersorganisatie op instellingsniveau. BBR representeert bovendien slechts nog een deel van de op haar grondgebied gevestigde complexen. Rochdale acht het niet redelijk indien van haar zou worden gevergd dat zij BBR als zodanig moet blijven erkennen, mede gelet op hetgeen zij hiervoor heeft aangevoerd omtrent het functioneren van (het bestuur van) BBR.
9. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Rochdale een groot aantal producties overgelegd, waaronder verklaringen van leden van bewonerscommissies van complexen van voorheen Nieuw Amsterdam (de Bijlmer). Daaronder bevindt zich onder andere de verklaring van [naam] (bewonerscommissie Gooioord), die laat weten dat zijn bewonerscommissie door BBR is geschorst, omdat zij zich ook had aangesloten bij Bewonersraad Rochdale. Ook verklaart hij dat er onduidelijkheden of zelfs onregelmatigheden plaatsvonden tijdens stemmingen op door BBR georganiseerde vergaderingen, met name als de stemming betrekking had op belangrijke zaken als de begroting. Ook ontbraken presentielijsten. Andere verklaringen spreken hun ongerustheid uit over de wijze waarop de ter beschikking gestelde gelden worden besteed.
Beoordeling
Ten aanzien van beide verzoeken
10. Bij de beoordeling van de wederzijdse verzoeken wordt tot uitgangspunt genomen dat de WOHV een kader beoogt te geven waarbinnen het overleg tussen verhuurder en huurders behoort plaats te vinden. De in het kader van artikel 8 WOHV gegeven toetsingsmogelijkheden van de kantonrechter, hebben dan ook een sterk procedureel karakter. Een inhoudelijke toetsing over beleid en de daaraan ten grondslag liggende belangenafwegingen van de verhuurder, valt buiten het bereik van de wet. De toetsing van de kantonrechter heeft dus geen inhoudelijk karakter, maar heeft slechts betrekking op de toereikendheid en volledigheid van de verstrekte gegevens ter nakoming van de procedurele verplichtingen die gericht zijn op het overleg tussen verhuurder en huurders. Dat is ook het kader waarin de verzoeken van partijen getoetst zullen worden. Artikel 8 WOHV is niet bedoeld om allerlei andere geschillen tussen partijen te beslechten.
Verzoek Rochdale
11. Het voorgaande betekent dat het verzoek van Rochdale om inzage te geven in de boeken om betaling van betaalde bedragen door BBR inzichtelijk te maken, dit kader te buiten gaat. Gesteld noch gebleken is dat dit verzoek om informatie op enigerlei wijze betrekking heeft op het formele huurdersoverleg tussen Rochdale en BBR. Uit de door Rochdale gegeven toelichting blijkt dat Rochdale BBR verdenkt van fraude met de door aan BBR ter beschikking gestelde gelden, maar artikel 8 voornoemd is niet bedoeld om daarover uitsluitsel te geven.
12. Dit geldt des te meer voor het door Rochdale gevorderde geldbedrag van verweerders. Uit de stelling van Rochdale zelf blijkt immers dat zij meent dat verweerders het door Rochdale aan hen verstrekte participatiebudget onjuist hebben besteed. Dit is geen geschil over het overleg tussen verhuurder en huurders en beoordeling hiervan past niet in het kader van artikel 8 WOHV.
13. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van Rochdale moet worden afgewezen.
Tegenverzoek
14. Ook de tegenverzoeken van BBR gaan grotendeels het hiervoor geschetste kader van artikel 8 WOHV te buiten, zodat deze eveneens worden afgewezen.
15. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op. Partijen zijn in de Samenwerkingsovereenkomst indertijd uitdrukkelijk overeengekomen dat deze uitsluitend van kracht is zolang Nieuw Amsterdam blijft bestaan als afzonderlijke instelling. Rochdale heeft de samenwerking met BBR in de zin van de WOHV desondanks na het volledig opgaan van Nieuw Amsterdam in Rochdale in 2006 voortgezet. Onderwijl is ernaar gestreefd om BBR met Patroc/Bewonersraad Rochdale te laten fuseren, hetgeen is mislukt. Vervolgens was Rochdale nog steeds bereid tot samenwerking met BBR, zij het in het kader van de vernieuwing van de Bijlmermeer (zie brief 19 mei 2011 onder 1.f).
16. Uit het voorgaande volgt niet, dat BBR ook thans nog functioneert als een bewonersorganisatie in de zin van de WOHV. Los van de door Rochdale aangevoerde bezwaren tegen de wijze waarop zij haar taken uitoefent, staat immers vast dat BBR slechts gericht is op Amsterdam Zuidoost, terwijl Rochdale in het bezit is van woningcomplexen verspreid over heel Amsterdam. Bovendien beschikt Rochdale met Bewonersverenging Rochdale over een huurdersvereniging die de belangen van alle huurders kan behartigen. Het argument van BBR dat dit laatste niet geldt voor haar leden, omdat zij niet vertegenwoordigd zijn in het bestuur van Bewonersverenging Rochdale snijdt geen hout. De verschillende bewonersverenigingen kunnen immers lid worden, zoals in een aantal gevallen (zie bijvoorbeeld wederom de verklaring van de heer [naam van iemand van de bewonerscommissie Gooioord) ook al is gebeurd.
17. BBR kan worden toegegeven dat Rochdale door haar opstelling niet altijd even helder heeft uitgedragen wat zij van plan was, waardoor bij BBR, althans het bestuur, het idee kon postvatten dat Rochdale daarom ook voor altijd gebonden was aan BBR als bewonersvereniging. Nu echter al sinds langere tijd bij Rochdale is voorzien in een representatieve bewonersvereniging in de zin van de WOHV door Bewonersvereniging Rochdale, waarbinnen de huidige leden van BBR actief kunnen worden, is niet duidelijk meer wat het bestaansrecht van BBR als complexoverstijgend orgaan nog is.
17. Ook het subsidiair verzochte wordt afgewezen. Voor zover dit betrekking heeft op terecht door BBR gemaakte kosten, waaronder ook juridische kosten, geldt dat de afrekening daarvan op de gebruikelijke wijze (zal) moet(en) plaatsvinden. Een eventueel geschil hierover kan in het kader van de WOHV aan de kantonrechter worden voorgelegd. Echter, in onderhavig geval hebben BBR resp. [naam], [naam penningmeester van BBR) en [naam] onvoldoende toegelicht welke kosten ten onrechte niet zijn vergoed. Toekomstige kosten komen overigens niet (alvast) voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van beide verzoeken
18. Er is aanleiding de kosten van de procedures te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
Op het verzoek van Rochdale:
1.wijst het verzoek af;
Op het tegenverzoek:
2.wijst het verzoek af;
In het kader van beide verzoeken:
3.compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.