ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
503987 / HA ZA 11-2714
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van leerling uit regulier onderwijs wegens gedragsproblemen en de rol van de school in het bieden van passend onderwijs

In deze zaak gaat het om de verwijdering van een leerling, aangeduid als [A], uit het reguliere voortgezet onderwijs van het Cartesius Lyceum te Amsterdam, vanwege gedragsproblemen. De wettelijk vertegenwoordiger van [A], eiseres, verwijt de school dat zij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om [A] in het reguliere onderwijs te houden. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De procedure begon met een tussenvonnis van 11 januari 2012, gevolgd door een comparitie van partijen op 18 april 2012. Eiseres vorderde onder andere schadevergoeding en vernietiging van het leerlingendossier van [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de school, Esprit, aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat de verwijzing naar het Transferium en later naar speciaal onderwijs gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeert dat de school niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de verwijdering van [A] van het Cartesius rechtmatig was. Eiseres heeft niet aangetoond dat de school onrechtmatig heeft gehandeld of dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.690,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 503987 / HA ZA 11-2714
Vonnis van 17 oktober 2012
in de zaak van
[EISERES] in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [A],
wonende te [--],
eiseres,
advocaat: mr. R.J.J. Hilberts te Amsterdam,
tegen
de stichting
ONDERWIJSSTICHTING ESPRIT,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. S.E.H. van Thoor te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Esprit worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2012 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2012 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van 23 april 2012 van mr. Hilberts houdende intrekking van een deel van de door hem ter comparitie overgelegde notitie,
- de akte na comparitie van Esprit.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Esprit beheert tien scholen waaronder het Cartesius Lyceum te Amsterdam (hierna: het Cartesius).
2.2. Begin september 2008 is [A], geboren op 6 september 1996, begonnen in de HAVO-brugklas van het Cartesius.
2.3. In december 2008 is [A] onderzocht op ADHD op aangeven van het Cartesius en met goedvinden van [eiseres]. Het onderzoek is uitgevoerd door een psycholoog van Mentrum. Mentrum concludeerde:
“Momenteel houden we het diagnostisch gezien op een jongen met een temperamentvol karakter. De korte periode met moeilijker gedrag willen we diagnostiseren als een aanpassingsstoornis, met een stoornis in het gedrag – het betreft dan de aanpassing aan de nieuwe schoolsituatie.”
2.4. In augustus 2009 is [A] door Mentrum opnieuw onderzocht op ADHD, zulks weer op aangeven van het Cartesius en met goedvinden van [eiseres]. Ditmaal beschikte Mentrum over de schoolgegevens van [A], hetgeen bij het eerste onderzoek in december 2008 niet het geval was. Mentrum concludeerde in augustus 2009 dat [A] wél ADHD had, althans dat [A], in de bewoordingen van de dagvaarding, ‘op het randje van ADHD [zat]’.
2.5. Vanaf september 2009 is [A], omdat hij doubleerde, de HAVO-brugklas van het Cartesius gaan overdoen.
2.6. Leraren van het Cartesius, die rapporteerden of evaluaties opmaakten over het gedrag van [A], hebben onder meer het volgende over [A] geschreven:
- [B] (mentor): “Hij was meteen al opvallend druk en ongeconcentreerd. (..) Tijdens de lessen Engels het ik iedere week naast hem gezeten om 10 minuten lang samen oefeningen te maken. Dat ging heel moeizaam. [A] accepteerde mijn steun wel, maar moest bij iedere zin opnieuw bekijken wat er van hem verwacht werd. Hij vond het heel moeilijk om de geleerde stof toe te passen.(..) Hij is heel bewegelijk en liep regelmatig zomaar door de klas. Hij kletste veel, maar leek dit zelf soms niet door te hebben.”;
- [C]: “De laatste les was ook weer een martelgang voor hem. Elke 5 minuten moet hij zichzelf weer verbeteren en sorry zeggen. Het is echt niet leuk voor hem.” en “afgelopen vrijdag, was het vrij ernstig met [A]. Andere leerlingen gaan hem ook heel vervelend vinden, omdat hij hen continu lastig valt met verhalen en opmerkingen. Het lukt hem ook niet om naar presentaties van andere leerlingen te kijken en hij weet het van zichzelf, maar het lijkt of hij er niets aan kan doen. Ik heb veel geduld met hem, maar heb nu wel van hem gevraagd dat hij wanneer ik hem waarschuw dat als hulp moet gaan zien en dat ik het niet meer accepteer van hem dat hij kwaad wordt als hij wordt aangesproken op zijn gedrag. Maar het is vooral voor hem zelf bijna zielig, want hij raakt (lijkt het) alle geduld en begrip van zijn klasgenoten kwijt.”;
- [D]: “Ik moet de hele tijd naast hem zitten om hem nog iets te laten doen. In de lessen in mijn lokaal zit hij links naast me, maar dat is een uitputtingsslag. Als we lezen in de klas leest hij vluchtig, springt wer op en leest elke week in een ander boek. Al met al is hij echt hinderlijk voor de groep en presteert alleen op toetsen.”
2.7. Vanaf begin november 2009 tot medio mei 2010 is [A] naar het Transferium gegaan. Het Transferium is een instelling die onder meer leerlingen met gedragsproblemen opneemt en nader diagnostiseert.
2.8. Op 10 mei 2010, na afloop van de in het Transferium doorgebrachte periode, heeft het Cartesius [A] niet teruggenomen op school.
2.9. Bij brief van 14 mei 2010 heeft het Transferium als volgt bericht aan [eiseres]:
“(…)
In navolging van mijn brief van vóór de meivakantie wil ik u nu officieel op de hoogte stellen van de uitschrijving van [A] bij het Transferium, per vandaag 14-05-2010. Wanneer Transferium tot een advies komt, zoals bij [A] het geval is, maar de ouders en/of leerling daarmee niet akkoord gaan moeten wij ons programma afsluiten zonder dat er een vervolgschool is. Dit betekent dat wij de leerling terugverwijzen naar de school van herkomst. Vaak doet de school dan een melding bij de leerplichtambtenaar.
[A] heeft van ons het advies speciaal onderwijs (cluster 4) op vmbo-t niveau gekregen en wij hebben voorgesteld hem te plaatsen op het Altra College. U bent hiermee niet akkoord gegaan en wij hanteren 14 mei als uitschrijfdatum voor [A]. Wij hebben [het Cartesius] van bovenstaande op de hoogte gebracht en bij deze verwijs ik u voor verdere schoolcontacten door naar [het Cartesius] (…).
(…)”
2.10. Esprit heeft per 17 mei 2010 een voor [A] beschikbare plek gevonden op het Altra College alwaar [A] speciaal onderwijs conform het advies van het Transferium kon volgen.
2.11. Bij brief van 28 mei 2010 heeft het Cartesius het volgende bericht aan [eiseres]:
“(…) van het Transferium heb ik vernomen dat uw zoon [A] per 14 mei geen onderwijs meer volgt bij het Transferium. Het advies van het Transferium voor [A] is speciaal onderwijs cluster 4 op vmbo-t niveau. Hij kan geplaatst worden op het Altra. U bent het (…) niet eens met het advies. (…)
Hierbij wil ik u laten weten dat wij het advies van het Transferium zullen volgen. [Het Cartesius] kan [A] niet het onderwijs bieden dat hij nodig heeft. Deskundigen hebben vastgesteld dat [A] in geen enkel leerjaar het Cartesius-onderwijs met voldoende resultaat zal kunnen volgen.
[A] is op 10 mei bij ons langs geweest en dit is hem toen ook verteld en uitgelegd. De leerplichtambtenaar (…) is hiervan op de hoogte gesteld.
Vanzelfsprekend is de school samen met u bereid om te kijken naar andere vergelijkbare geadviseerde onderwijs mogelijkheden en om u bij te staan bij het vinden van een school waar uw kind een voor hem passend onderwijsaanbod kan worden aangeboden. Dit kan bijvoorbeeld in overleg met onze zorgcoördinator (…) of de decaan (…).
Als u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met ondergetekende.
(…)”
2.12. Op 31 mei 2010 is aan (de ouders van) [A] een leerlinggebonden financiering, een zogenaamd ‘rugzakje’, toegekend.
2.13. De periode vanaf medio mei 2010 tot begin september 2010 heeft [A] thuis doorgebracht.
2.14. Vanaf september 2010 tot september 2011 is [A] naar school gegaan op het Altra College te Amsterdam. Dit betrof speciaal onderwijs, niveau 2 VMBO-T.
2.15. In oktober 2010 is [A] voor een derde keer onderzocht op ADHD, zulks op initiatief van [eiseres]. Het onderzoek is uitgevoerd door een kinder- en jeugdpsychiater van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC). Het UMC concludeerde:
“(…) geen aanwijzingen voor ADHD of andere psychiatrische problematiek. Wel is het aannemelijk dat [A] gezien zijn intelligentieniveau en relatieve zwakte op een aantal neuropsychologische domeinen op school overvraagd is geweest. Vanuit het hier verrichte onderzoek zijn er geen bevindingen gedaan die een indicatie voor speciaal onderwijs/cluster 4 ondersteunen.”
2.16. Vanaf september 2011 gaat [A] naar school op het Spinoza Lyceum te Amsterdam. Dit betreft regulier onderwijs, niveau 4 VMBO-T.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat het Cartesius toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit de onderwijsovereenkomst met [eiseres], althans dat het Cartesius onrechtmatig heeft gehandeld, doordat het Cartesius (a) zich onvoldoende heeft ingespannen om [A] in het reguliere onderwijs te behouden en/of (b) geen althans onvoldoende onderwijs op HAVO-niveau aan [A] heeft aangeboden, en dat het Cartesius is gehouden om de dientengevolge door [eiseres] en/of [A] geleden en/of te lijden schade te vergoeden,
II Esprit gebiedt het door Cartesius gehouden leerlingendossier van [A] te vernietigen,
III Esprit veroordeelt tot betaling van € 904,00 aan buitengerechtelijke kosten,
IV Esprit veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. [eiseres] legt aan de vordering de volgende verwijten aan Esprit c.q. het Cartesius (samenvattend: de school) ten grondslag. Het eerste verwijt is dat de school ten onrechte is blijven vasthouden aan de conclusie dat [A] ADHD had; de school leed aan tunnelvisie waardoor [A] eerst naar het Transferium en later naar speciaal onderwijs is verwezen, terwijl de school niet heeft onderzocht of [A], desnoods met een rugzakje, terecht kon op de eigen dan wel een andere reguliere school. Het tweede verwijt is dat de school als gevolg van die tunnelvisie [A] naar het Transferium heeft verwezen terwijl het Transferium geen althans onvoldoende onderwijs op HAVO-niveau bood en de school verplicht was om dat onderwijsniveau te waarborgen. Het derde verwijt is dat de school geen gevolg heeft gegeven aan de regel dat een leerling van de categorie waarin [A] viel, altijd terugkeert naar de oude school op het moment dat die leerling een periode bij het Transferium afsluit.
[eiseres] stelt, naast de buitengerechtelijke kosten, de volgende schade. Ten eerste de door [eiseres] extra opgenomen vrije dagen en extra gemaakte reiskosten, in totaal € 1.542,24. Ten tweede door [eiseres] gemaakte advocaatkosten, zijnde de eigen bijdrage van € 101,00. Ten derde immateriële schade ad € 11.021,00. En ten vierde de, bij staat op te maken, schade bestaande in de door [A] opgelopen studieachterstand.
De reden voor de vordering strekkende tot vernietiging van het leerlingendossier is gelegen in het feit dat het onterecht negatieve leerlingendossier de (weder)toelating van [A] tot het regulier onderwijs in ernstige mate heeft gefrustreerd en in de toekomst onverhoopt kan blijven frustreren, en de school gezien het voorgaande is gehouden deze door [A] geleden en/of nog te lijden schade zo veel mogelijk te beperken.
Aldus steeds [eiseres].
3.3. Esprit voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de vordering strekkende tot vergoeding van schade van [eiseres] zelf, niet toewijsbaar is, omdat [eiseres] in dit geding niet voor zichzelf maar in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [A] een dagvaarding aan Esprit heeft doen uitbrengen.
Gedragsproblemen
4.2. In de kern komt het eerste verwijt van [eiseres] erop neer dat de school, die ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat [A] aan ADHD leed, onvoldoende zorg heeft verleend. De rechtbank verwerpt deze stelling.
Voldoende is komen vast te staan dat [A] gedragsproblemen had. Dit blijkt ten eerste uit de evaluaties van de diverse leraren (zie 2.6). Het blijkt ook uit de drie onderzoeken die hebben plaatsgevonden.
Het was vervolgens aan de school om ondersteuning te bieden aan [A] en onderzoek te doen naar de oorzaak van de problemen.
De rechtbank is van oordeel dat de school hieraan heeft voldaan. Anders dan [eiseres] stelt, heeft de school [A] blijvend ge-evalueerd en blijvend ondersteund. Toen hij doubleerde is hem nog een kans gegeven om andermaal de brugklas over te doen. De stelling van [eiseres] dat [A] desnoods met een rugzakje op het Cartesius had kunnen blijven of naar een andere reguliere school had kunnen gaan, wordt niet gevolgd. De keuze van de school om eerst te onderzoeken wat de beste onderwijsoptie voor [A] was, is met instemming van [eiseres] gemaakt en gezien de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk.
Transferium
4.3. Dat het Transferium geen onderwijs op het niveau van [A] (op dat moment HAVO) bood, is gezien de gemotiveerde betwisting door Esprit niet vast komen te staan. [eiseres] verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar uitdraaien van webpagina’s over het Transferium. Hierin wordt vermeld dat er op het Transferium onderwijs op VMBO-niveau aanwezig is en dat aan onderwijs van hoger niveau nog wordt gewerkt. De tekst op de desbetreffende webpagina’s is evenwel geplaatst in de jaren 2006 en 2007, terwijl [A] in 2009 en 2010 op het Transferium zat. Voorts zit er een uitdraai van onbekende datum bij de door [eiseres] overgelegde stukken. Deze uitdraai vermeldt dat leerlingen op het Transferium op het eigen niveau les krijgen in wiskunde, Nederlands en Engels, dat voorts – afhankelijk van het vakkenpakket van de leerling – ook andere vakken kunnen worden gevolgd, een en ander met dien verstande dat het Transferium niet toegankelijk is voor HAVO/VWO leerlingen van klas drie en hoger. Deze uitdraai ondersteunt het verweer van Esprit dat het Transferium HAVO-brugklasleerlingen kan opvangen. Voorts stelt [eiseres] dat [A] op het Transferium een periode ten onrechte geen Frans en natuur- en scheikunde heeft gevolgd (later: wel Frans, maar nog steeds geen natuur- en scheikunde), alsmede dat [A] te lang een verkort rooster heeft gevolgd. Dit standpunt is volgens Esprit juist. Dat het Transferium niet gedurende de volledige periode alle vakken heeft aangeboden, betekent echter nog niet dat Esprit dientengevolge toerekenbaar tekort is geschoten en schadeplichtig is geworden. Gezien het hiervoor onder 4.2 overwogen kon Esprit in redelijkheid besluiten [A] naar het Transferium te sturen teneinde meer inzicht te verkrijgen in de geconstateerde gedragsproblemen en het Transferium te laten adviseren over een mogelijk vervolg na het Transferium. [eiseres] heeft hier ook mee ingestemd. Gezien dit doel en het feit dat verblijf bij het Transferium een beperkte periode betrof, maakt het gegeven dat [A] enige tijd niet de vakken heeft kunnen volgen, niet dat Esprit tekort is geschoten. [eiseres] heeft ook niet inzichtelijk gemaakt wat de school wél had moeten doen, gegeven de situatie dat er buitenschoolse maatregelen nodig waren in verband met het onderzoek naar de mogelijkheden van [A]. Dat de school de op haar ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) rustende inspanningsverplichting ter zake van het aanbieden van voldoende kwalitatief en kwantitatief onderwijs heeft geschonden, wordt dan ook niet aangenomen.
Na het Transferium
4.4. [eiseres] verwijt de school dat zij geen gevolg heeft gegeven aan de regel dat een leerling van de categorie waarin [A] viel, altijd terugkeert naar de oude school op het moment dat die leerling een periode bij het Transferium afsluit. Uit de door partijen overgelegde informatie blijkt dat het Transferium onderscheid maakt tussen drie categorieën leerlingen, die als volgt kunnen worden samengevat:
1. Leerlingen die van school worden verwijderd omdat ze niet kunnen worden gehandhaafd;
2. Leerlingen die geen school hebben;
3. Leerlingen met gedragsproblemen van wie de school een nadere diagnose wil.
In de door [eiseres] overgelegde gegevens staat dat alleen leerlingen van de derde categorie “altijd [terugkeren]” naar de school van herkomst. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag in welke categorie [A] viel. De rechtbank zal aan deze discussie voorbij gaan omdat vaststaat dat het Transferium [A] weer naar zijn oude school heeft terugverwezen, conform de wens van [eiseres]. De vraag is vervolgens of de school hem als leerling heeft mogen weigeren, hetgeen zij heeft gedaan. Deze vraag moet niet worden beantwoord aan de hand van de voornoemde door partijen overgelegde informatie van c.q. over het Transferium, maar op basis van de regels en afspraken die golden tussen Esprit en [eiseres]. In dat kader is het volgende van belang. Op instigatie van de school is [A] uiteindelijk naar het Transferium verwezen teneinde te achterhalen op welke wijze [A] het beste onderwijs kan genieten; [eiseres] is hiermee akkoord gegaan. De conclusie van het onderzoek bij het Transferium was dat speciaal onderwijs de beste optie was. Deze vorm van onderwijs werd niet door het Cartesius aangeboden. Vanaf het moment dat [A] van het Transferium terugkwam, heeft de school geweigerd om [A] terug te nemen doch (vrijwel) meteen een beschikbare alternatieve school voor [A] gevonden, het Altra College. Dit was wel een school voor speciaal onderwijs. [eiseres] had hier moeite mee, zo heeft zij ter comparitie nog verklaard, en zij heeft vervolgens van haar kant geweigerd om [A] naar het Altra College te sturen, zodat [A] thuis kwam te zitten voor de rest van het schooljaar tot september 2010. Partijen hebben zich over de juridische aard van deze gang van zaken niet uitgelaten, maar kennelijk moet deze aldus worden begrepen dat Esprit, met de brief van 28 mei 2010, aan [eiseres] kenbaar maakte dat [A] definitief van school werd verwijderd in de zin van artikel 27 van de WVO en artikel 14 van het Inrichtingsbesluit WVO. Voor de definitieve verwijdering van [A] van het Cartesius is blijkens die artikelen in elk geval vereist dat ervoor zorg is gedragen dat een andere school bereid is om [A] toe te laten, dat [A] en [eiseres] over de voorgenomen verwijdering zijn gehoord en ten slotte er overleg met de inspectie heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken, noch is gesteld, dat de school niet aan deze vereisten heeft voldaan.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de door [eiseres] aan Esprit gemaakte verwijten niet zijn komen vast te staan. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of Esprit aansprakelijk is voor de gevorderde schade.
Leerlingendossier
4.6. Het belang dat [eiseres] bij de vordering strekkende tot vernietiging van het leerlingendossier heeft gesteld, is dat zij verspreiding van die gegevens wenst te voorkomen. Nu Esprit in dit geding heeft verklaard dat de persoonsgegevens van [A] niet zonder de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordigers aan derden zullen worden verstrekt, heeft [eiseres] geen belang bij de vordering zodat deze zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.7. De vordering strekkende tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal gezien het voorgaande ook worden afgewezen.
Conclusie
4.8. Het gevorderde zal worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Esprit tot heden begroot op:
€ 560,00 aan griffierecht
€ 1.130,00 aan salaris advocaat (2,5 punten, tarief € 452,00)
€ 1.690,00 totaal
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het gevorderde af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van Esprit tot heden begroot op € 1.690,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012.?