ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706731-12 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor strafrestant van 176 dagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2012 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank behandelde twee afzonderlijke EAB's die betrekking hadden op de executie van een strafrestant van 176 dagen, voortvloeiend uit verschillende veroordelingen door Belgische rechtbanken. De rechtbank constateerde dat voor twee vonnissen geen overlevering werd verzocht, terwijl het strafrestant wel op deze vonnissen was gebaseerd. Dit leidde tot de vraag welk gedeelte van de vrijheidsstraf de opgeëiste persoon nog zou moeten uitzitten met betrekking tot de vonnissen van de correctionele Rechtbank Turnhout en het Hof van Beroep Antwerpen. De rechtbank oordeelde dat deze beoordeling aan de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat was, die na de feitelijke overlevering de tenuitvoerlegging van de straf moesten beperken tot de verzochte vonnissen.

De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een EAB dat op 6 september 2012 was uitgevaardigd door de Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen. De opgeëiste persoon, geboren in België en thans gedetineerd in Nederland, had een strafrestant van 176 dagen te ondergaan, voortvloeiend uit meerdere veroordelingen, waaronder gevangenisstraffen van verschillende lengtes. De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, zowel naar Belgisch als naar Nederlands recht strafbaar waren, en dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank wees het verzoek van de opgeëiste persoon om het strafrestant in Nederland uit te zitten af, en verklaarde dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstond. De uitspraak benadrukte de noodzaak voor de uitvaardigende autoriteiten om de tenuitvoerlegging van de straf te beperken tot de vonnissen waarvoor overlevering was toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706731-12 (EAB I)
RK nummer: 12/6463
Datum uitspraak: 2 november 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 september 2012 door de Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] (Belgie) op [1976],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie], Huis van Bewaring [locatie] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 oktober 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis op tegenspraak van de correctionele rechtbank te Mechelen van 1 oktober 2007 (referentie 1238/2007).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 7 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Van deze straf resteert volgens het EAB nog 176 dagen en wel voor de volgende veroordelingen:
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 april 1999 (4 jaar gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Turnhout van 7 april 2003 (4 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 5 juli 2004 (12 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 juli 2006 (6 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 28 november 2006 (3 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 28 november 2006 (3 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Mechelen van 1 oktober 2007 (7 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 november 2007 (2 jaar gevangenisstraf)
- Hof van Beroep Antwerpen van 12 januari 2012 (6 maanden gevangenisstraf).
Verder is door de uitvaardigende justitiële autoriteit opgemerkt dat naar Belgisch recht vrijheidsberovende straffen in hoofde van één en dezelfde persoon globaal worden uitgeboet, dat wil zeggen dat een gevangene die een dag wordt opgesloten in de gevangenis in het kader van strafuitvoering die dag afgekort ziet op de totaliteit van de duur van vrijheidsberovende straffen die tegen hem in het verleden werden uitgesproken in verschillende vonnissen en arresten en die nog niet verjaard zijn.
De rechtbank constateert dat terzake van de overige vonnissen waarop het strafrestant mede is gebaseerd in het onderhavige EAB van 6 september 2012 geen overlevering wordt verzocht. Echter constateert de rechtbank tevens dat door het Parket van de Procureur des Konings te Dendermonde op 25 september 2012 eveneens een EAB is uitgevaardigd voor de executie van de 176 dagen welke volgens het Parket is gebaseerd op de volgende vonnissen, waarvoor in dat EAB ook de overlevering wordt gevraagd:
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 april 1999 (4 jaar gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 5 juli 2004 (12 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 juli 2006 (6 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 28 november 2006 (3 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 28 november 2006 (3 maanden gevangenisstraf)
- Correctionele rechtbank Dendermonde van 14 november 2007 (2 jaar gevangenisstraf)
Met de officier van justitie constateert de rechtbank dat, beide EAB’s in samenhang bezien, voor de vonnissen van de correctionele Rechtbank Turnhout en het Hof van Beroep in het EAB van 25 september 2012 geen overlevering wordt gevraagd, terwijl het strafrestant van 176 dagen blijkbaar wel mede op deze vonnissen is gebaseerd. De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van het restant van de vrijheidsstraf de opgeëiste persoon geacht moet worden nog uit te zitten met betrekking tot het vonnis van de correctionele Rechtbank Turnhout en het Hof van Beroep Antwerpen. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot de verzochte vonnissen voor zover daarvoor overlevering wordt toegestaan te beperken.
Het vonnis van 1 oktober 2007 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e van de OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van België als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn levensgezel.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
Zoals de rechtbank reeds in paragraaf 3 van deze uitspraak heeft overwogen, kan de rechtbank niet beoordelen welk gedeelte van het restant van de vrijheidsstraf de opgeëiste persoon geacht moet worden nog uit te zitten met betrekking tot de vonnissen van de correctionele Rechtbank Turnhout en het Hof van Beroep Antwerpen. Dit staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot de verzochte vonnissen voor overlevering te beperken.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden om het verzoek van de opgeëiste persoon om het strafrestant in Nederland te mogen uitzitten toe te wijzen.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 6, 7 van de OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen (België) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en A.J. Dondorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]