RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706480-2012
RK nummer: 12/6078
Datum uitspraak: 6 november 2012
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 augustus 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 december 2011 door the Judge, verbonden aan de Judecatoria Barlad –Barlad Courts, te Barlad, Roemenië, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] Roemenië, op [1989],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘[locatie]’ te [plaats], Huis van Bewaring ‘[locatie]’,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 oktober 2012. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Bosman en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam.
De opgeëiste persoon heeft op 23 oktober 2012 afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord.
De raadsvrouw heeft verklaard dat zij uitdrukkelijk gemachtigd is tegen het overleveringsverzoek verweer te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. Het was noodzakelijk om tot twee keer toe aanvullende informatie in te winnen. Bij brieven van 1 oktober 2012 en 16 oktober 2012 is deze informatie door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekt. Dit noodzakelijk oponthoud is er de reden van dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een ‘Writ of execution’ gedateerd 29 november 2011 (nummer 682) en een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, te weten een ‘Criminal sentence’ gedateerd 10 november 2011, gewezen door the Barlad Law Courts (nummer 530), ‘final and absolute by lack of appeal’op 29 november 2011.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
Uit hetgeen het EAB onder f) vermeldt, leidt de rechtbank af dat de straf die bij voornoemd vonnis aan de opgeëiste persoon is opgelegd, voortkomt uit vier eerdere veroordelingen door de Barlad Law Courts, te weten de vonnissen met de zaaksnummers: 694/21.12.2010, 270/2008., 454/17.09.2008 en 149/11.03.2009.
Bij brief van 25 september 2012 heeft het IRC om nadere informatie verzocht met betrekking tot de onderliggende vonnissen.
Bij brief van 1 oktober 2012 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bericht dat de vier eerdere veroordelingen de volgende strafopleggingen betreffen: •
- vonnis van the Barlad Law Courts nr. 270/2008: drie maanden gevangenisstraf
- vonnis van the Barlad Law Courts nr. 454/2008: tien maanden gevangenisstraf
- vonnis van the Barlad Law Courts nr. 149/2009: tien maanden gevangenisstraf
- vonnis van the Barlad Law Courts nr. 694/2010: drie jaren gevangenisstraf.
In de brief wordt vermeld dat indien iemand twee of meer overtredingen begaat binnen het tijdvak voordat hij het laatste vonnis kreeg, volgens de Roemeense strafwet alle opgelegde straffen worden gevoegd met als resultaat dat de zwaarste straf van alle straffen geldt, in casu een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren.
Bij brief van 16 oktober 2012 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie over de vier vonnissen gegeven.
Door de griffier gewaarmerkte afschriften van genoemde brieven d.d. 1 oktober 2012 en 16 oktober 2012 worden als bijlage 2 en 3 aan deze uitspraak gehecht.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de overlevering slechts gevraagd wordt voor het ene in het EAB onder e) omschreven feit, dat ziet op het ‘voorhanden hebben van een mes’. Aangezien dit feit naar Nederlands recht niet bedreigd wordt met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden, moet de overlevering worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft dit standpunt bestreden en naar voren gebracht dat de Roemeense strafwet in het voordeel van de opgeëiste persoon heeft gewerkt. De straffen zijn bijeengevoegd en het eindvonnis houdt een veroordeling tot een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar in. Dit betekent dat de feiten waarop het samengestelde vonnis berust betrokken moeten worden in de beoordeling van het EAB.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt. De ten uitvoer te leggen gevangenisstraf berust niet alleen op het in het EAB onder e) beschreven feit, maar is tevens op de andere feiten gebaseerd, waarvoor de opgeëiste persoon eerder is veroordeeld.
Voor een oordeel over het tweede deel van het verweer verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover opmerkt onder 4.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in het EAB onder e) beschreven feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder b, 2e OLW gestelde eisen. Hetzelfde geldt voor de feiten waarop de eerder uitgesproken vonnissen betrekking hebben.
Met uitzondering van de feiten beschreven in de vonnissen met de zaaksnummers 454/2008 en 149/2009 stelt de rechtbank vast dat de overige feiten (vonnis nrs. 530/2011 en 694/2010) waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Roemenië als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
- 530/2011: poging tot zware mishandeling
- 694/2010: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het standpunt van de raadsvrouw dat het in het EAB omschreven feit slechts ziet op het dragen van een mes wordt door de rechtbank niet gedeeld, immers uit de omschrijving blijkt dat de opgeëiste persoon veroordeeld is voor het met een mes aanvallen van twee personen en dat hij met deze aanval hun leven en gezondheid in gevaar heeft gebracht. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank in elk geval een poging tot zware mishandeling op.
De rechtbank zal de overlevering weigeren voor zover zij betrekking heeft op de overige veroordelingen en wel op de volgende gronden.
De vonnissen met zaaksnummers 454/2008 en 149/2009 betreffen het rijden zonder rijbewijs en het laatste vonnis betreft ook nog het ongeoorloofd verlaten van de plaats van een ongeval. Deze feiten zijn naar Nederlands recht strafbare feiten, maar zij worden niet bedreigd met een maximum van ten minste twaalf maanden gevangenisstraf, zoals de Nederlandse OLW eist. In zoverre voldoen de feiten niet aan de in artikel 7, eerste lid, onder b, 2e OLW gestelde eisen en dient de overlevering voor deze feiten te worden geweigerd.
Overlevering met betrekking tot het vonnis met het zaaksnummer 270/2008 moet eveneens worden geweigerd nu in dit geval de vrijheidsstraf voorwaardelijk is opgelegd en noch uit het EAB noch uit de aanvullende brief blijkt van een omzetting in een onvoorwaardelijke straf.
Nu ten aanzien van het in het EAB omschreven feit en het feit waarop het vonnis met zaaksnummer 694/2010 betrekking heeft, is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering in zoverre te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de twee feiten waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 285 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Judge, verbonden aan de Judecatoria Barlad –Barlad Courts, te Barlad, Roemenië, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens het in het EAB onder e) omschreven feit en het feit waarop het vonnis met zaaksnummer 694/2010 betrekking heeft.
.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens de feiten waarop de vonnissen met zaaksnummers 270/2008, 454/ 2008 en 149/2009 betrekking hebben.
Aldus gedaan door
mr. N.J. Koene, voorzit¬ter,
mrs. W.H. van Benthem en H.T. Masmeyer, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2012.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.