ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/850943-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beperkingen door burgemeester aan demonstraties op basis van de Wet op de Openbare Manifestaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 oktober 2011 te Amsterdam deel nam aan een demonstratie. De burgemeester had voorafgaand aan deze demonstratie beperkingen opgelegd op basis van de Wet op de Openbare Manifestaties (WOM). De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om deze beperkingen op te leggen, omdat de demonstratie niet ter kennis was gebracht van de burgemeester. De rechtbank stelde vast dat de burgemeester andere middelen ter beschikking had, zoals het verbieden van de demonstratie of het geven van aanwijzingen ter plekke. Het besluit van de burgemeester om beperkingen op te leggen werd als onrechtmatig beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die gezichtsbedekkende kleding droeg, niet strafbaar was, omdat het bevel van de burgemeester niet rechtsgeldig was. De rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt het belang van de juiste toepassing van bevoegdheden door de burgemeester in het kader van het recht op demonstratie, en dat een onrechtmatig bevel niet kan leiden tot strafbaarheid van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/850943-11 (Promis)
Datum uitspraak: 21 november 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer (Europese Kamer Strafrecht), in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1987],
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2012. Verdachte liet zich op de terechtzitting van 7 november 2012 vertegenwoordigen door zijn raadslieden mrs. J.W. Soeteman en C.J. Nierop, die hij daartoe volmacht had gegeven. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat de raadslieden van verdachte naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 7 november 2012, ten laste gelegd dat
hij op 1 oktober 2011 te Amsterdam (op het Spui) opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 5 van de Wet op de Openbare Manifestaties, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, immers heeft hij, verdachte toen en aldaar gezichtsbedekkende en/of beschermende kleding gedragen;
en/of
hij op of omstreeks 1 oktober 2011 te Amsterdam heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op grond van artikel 5 lid 1 Wet openbare manifestaties gegeven voorschrift en/of beperking, immers heeft verdachte aan een toen aldaar gehouden demonstratie en/of samenkomst deelgenomen, althans was hij daarbij aanwezig, terwijl hij beschermende kleding en/of gezichtsbedekkende kleding of middelen droeg.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
4.1.1 De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
4.1.2 Op de internetsite www.indymedia.nl, die algemeen bekend staat als spreekbuis van de kraakbewegingii, verschijnen in de loop van september 2011 aankondigingen van een demonstratie die op 1 oktober 2011 op het Spui te Amsterdam zal worden gehouden onder het motto "we zijn er nog steeds - 1 jaar kraakverbod".iii
4.1.3 Op 30 september 2011 is de demonstratie nog niet aangemeld bij de gemeente Amsterdam. Op diezelfde datum stelt de burgemeester van Amsterdam naar aanleiding van de genoemde internetaankondigingen op basis van artikel 5 Wet openbare manifestaties (hierna: WOM) een aantal voorschriften en beperkingen aan de aangekondigde demonstratie, stellende dat de vrees bestaat voor ernstige wanordelijkheden zoals die hebben plaatsgevonden bij een demonstratie tegen het kraakverbod op 1 oktober 2010.iv
4.1.4 Deze voorschriften en beperkingen houden in, voor zover hier relevant, dat:
- de demonstratie niet is toegestaan op het Spui;
- er geen middelen mogen worden gebruikt of aanwezig mogen zijn waarmee het politieoptreden kan worden gehinderd, zoals duidelijk zichtbare beschermende kleding (zoals scheen- of armbeschermers) of helmen;
- het dragen van gezichtsbedekkende kleding of middelen, zoals in ieder geval bivakmutsen en helmen, niet is toegestaan.
4.1.5 De voorschriften en beperkingen worden op dezelfde datum, 30 september 2011, verspreid via diverse media, waaronder de lokale televisiezender AT5 en de genoemde internetsite www.indymedia.nlv.
4.1.6 Nog op 30 september 2011 reageert een woordvoerder van de krakers in een interview dat wordt uitgezonden op AT5 op de voorschriften en beperkingen van de burgemeestervi. Ook op de site www.indymedia.nl wordt gereageerd, via anonieme berichtenvii.
4.1.7 Op 1 oktober 2011 demonstreert daadwerkelijk een groep krakers op het Spui te Amsterdam tegen de kraakwetviii. Vooraan de groep staan demonstranten met spandoeken. Direct daarachter staat een man met een zwarte capuchontrui over zijn hoofd getrokken en een sjaal voor zijn gezicht, waardoor zijn gezicht vrijwel volledig bedekt is. Hij draagt volledig zwarte kleding. Agenten houden deze man aan. Later op het bureau wordt vastgesteld dat het om verdachte gaatix.
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide onderdelen van het ten laste gelegde bewezen kunnen worden verklaard. Gezien de lex specialis-regel dient verdachte voor de overtreding van artikel 184 Sr (eerste deel) echter te worden ontslagen van alle rechtsvervolging..
4.3 Het standpunt van de verdediging
Het verwijt van het niet opvolgen van een ambtelijk bevel (eerste onderdeel) kan niet bewezen worden verklaard, omdat:
- van een bevel geen sprake was, en
- de WOM geen (al dan niet gemandateerde) bevoegdheid tot het doen van een vordering krachtens wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184 Sr biedt.
Voor beide ten laste gelegde onderdelen moet vrijspraak volgen, omdat:
- verdachte niet bekend was met de beschikking van de burgemeester en hij daarmee ook niet bekend had hoeven zijn, en
- van een rechtsgeldig bevel geen sprake is.
Voorts is aannemelijk dat verdachte enig voorschrift of bevel is ontgaan doordat hij de Nederlandse noch de Engelse taal machtig is. Daarnaast is onvoldoende duidelijk of de kleding die verdachte droeg, als gezichtsbedekkende kleding kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot de overtreding van artikel 184 Sr dient verdachte bovendien van alle rechtsvervolging te worden ontslagen, omdat hij, zoals het Hof Amsterdam eerder reeds heeft beslist, had moeten worden vervolgd voor overtreding van de specifiekere strafbepaling in de WOM, een zogenaamde lex specialis.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bespreekt de verweren van de verdediging die zien op de bestanddelen bevel en bevoegdheid krachtens wettelijk voorschrift, gezamenlijk, nu ze zich hiervoor lenen.
De rechtbank stelt hierbij het volgende vast.
4.4.1 Bevel burgemeester, bevoegdheid krachtens wettelijk voorschrift
Ten aanzien van het geschrift getiteld "voorschriften en beperkingen van de burgemeester op basis van artikel 5 van de Wet op de Openbare Manifestaties", waaruit hiervoor reeds in rubriek 4.1 is geciteerd, volgt uit het dossier - en is niet betwist door de verdediging - dat het op 30 september 2011 is ondertekend door de burgemeester van Amsterdam. Het bestaat naast enkele overwegingen uit een aantal (deels reeds geciteerde) voorschriften en beperkingen die alle verboden op bepaalde gedragingen of handelingen inhouden voor deelnemers aan de aangekondigde demonstratie op 1 oktober 2011 op het Spui te Amsterdam.
Conclusie
De voorschriften en beperkingen in het geschrift van de burgemeester kunnen dus worden aangemerkt als een bevel in de zin van artikel 184 Sr. Het geschrift bevat immers een verbod van bepaalde nader omschreven gedragingen, gespecificeerd naar tijd en plaats. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat een bevel of vordering een gebod of verbod moet inhouden en is voldaan aan de vereiste concreetheid.
Voorts is het bevel, zo blijkt uit de titel van het geschrift en de verdere inhoud, gebaseerd op artikel 5 van de WOM. Dit artikel bepaalt dat de daarin omschreven bevoegdheid om voorschriften of beperkingen te stellen is toebedeeld aan de burgemeester. Daarmee is het bevel gedaan krachtens wettelijk voorschrift, namelijk artikel 5 WOM, en is het, omdat de burgemeester degene is geweest die het heeft afgekondigd, gegeven door de ambtenaar die daartoe bevoegd was. Dat ondergeschikten van de burgemeester, te weten de politie, het bevel ter plaatse hebben gehandhaafd, maakt het voorgaande niet anders. De op deze punten gevoerde verweren worden dan ook verworpen.
4.4.2 Rechtsgeldig bevel
Het verweer dat ziet op de vraag, zo begrijpt de rechtbank het verweer, of de door de burgemeester geformuleerde voorschriften naar hun aard en inhoud als verbindend kunnen worden aangemerkt, leidt bij het slagen ervan niet tot vrijspraak, maar tot het ontbreken van strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank het verweer niet op deze plaats, maar hierna, bij de strafbaarheid van het feit, bespreken, zo zij daaraan toekomt.
4.4.3 Bekendheid met bevel burgemeester
Voorts is als verweer gevoerd dat verdachte niet bekend was met het bevel en hij daarmee ook niet bekend had hoeven zijn.
Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft de burgemeester zijn bevel op 30 september 2011 via verschillende (lokale) media kenbaar gemaakt en is nog diezelfde dag publiekelijk namens de kraakbeweging op (de voorschriften en beperkingen uit) het bevel gereageerd. Bovendien blijkt uit de inhoud van die reacties dat de voorschriften beroering binnen de beweging veroorzaakten. De personen, onder wie verdachte, die de volgende dag hebben deelgenomen aan de demonstratie van die krakersbeweging, waren dus ervan op de hoogte dat de burgemeester voorschriften had gesteld, waarmee de rechtbank tevens het verweer dat verdachte de taal niet machtig is passeert. Voor zover verdachte zich erop beroept dat hij niet van de precieze inhoud van die voorschriften op de hoogte was, stuit dat verweer af op de eigen verantwoordelijkheid van verdachte zich daarover te informeren. Het antwoord op de vraag of van een rechtsgeldige bekendmaking als bedoeld in de WOM sprake is, blijft hierbij in het midden.
4.4.4 Bewijs gezichtsbedekkende kleding
De verbalisanten die verdachte hebben aangehouden, hebben gerelateerd dat hij een zwarte capuchontrui over zijn hoofd had getrokken en een sjaal voor zijn gezicht droeg, waardoor zijn gezicht vrijwel volledig bedekt was. Dat levert voldoende bewijs voor het feit dat verdachte tijdens de demonstratie gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 1 oktober 2011 te Amsterdam op het Spui opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 5 van de Wet op de Openbare Manifestaties door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, immers heeft hij, verdachte toen en aldaar gezichtsbedekkende kleding gedragen;
en
op 1 oktober 2011 te Amsterdam heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op grond van artikel 5 lid 1 Wet openbare manifestaties gegeven voorschrift en/of beperking, immers heeft verdachte aan een toen aldaar gehouden demonstratie deelgenomen, terwijl hij gezichtsbedekkende kleding droeg.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
6.1 Ten aanzien van het eerste onderdeel van het bewezen verklaarde
Met de officier van justitie en de raadslieden is de rechtbank van oordeel dat het eerste onderdeel van het bewezenverklaarde niet als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. De bewezen verklaarde gedraging is immers tevens in een speciaal wetsartikel ('geprivilegieerde specialis'), te weten artikel 11 in samenhang met artikel 5 van de WOM, strafbaar gesteld. Dat van een 'geprivilegieerde specialis' sprake is, zoals het gerechtshof Amsterdam eerder oordeelde in zijn arresten van 20 april 2012, blijkt uit het lagere strafmaximum dat op artikel 11 WOM is gesteld en uit de toelichting op de WOM, die enerzijds de vrijheid van betoging voorop stelt en anderzijds met inachtneming van artikel 2 WOM vooraf voorschriften en beperkingen toelaat.
Nu sprake is van een speciaal wetsartikel dat op het bewezenverklaarde van toepassing is, kan de rechtbank het handelen van verdachte niet als een overtreding van artikel 184 Sr kwalificeren, zodat dit onderdeel van het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. Daarom dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het eerste onderdeel.
6.2 Ten aanzien van het tweede onderdeel van het bewezen verklaarde
6.2.1 Het voorgaande geldt niet voor het tweede deel van het bewezenverklaarde, nu het hierbij juist om vervolging op grond van de bedoelde geprivilegieerde specialis gaat. Bij de beoordeling van de strafbaarheid van dit bewezen verklaarde feit komt de rechtbank in de eerste plaats toe aan de vraag of sprake was van een rechtmatig bevel, met andere woorden of de bevoegdheid van de burgemeester op de juiste, voorgeschreven wijze is uitgeoefend.
Daarbij geldt het volgende.
6.2.2 Artikel 5, eerste lid, van de WOM bepaalt dat de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen kan stellen (of een verbod kan geven). Onder een kennisgeving in de zin van de WOM en de APV Amsterdam, waarin ingevolge artikel 3 WOM nadere regels over kennisgevingen zijn gesteld, wordt verstaan een melding aan de gemeente van degene die voornemens is een samenkomst te houden. In casu was, zo blijkt uit de mededeling bij het tweede gedachtestreepje in het bevel van de burgemeester zelf, geen sprake van een dergelijke kennisgeving. Onder een kennisgeving als bedoeld in artikel 5 van de WOM kan niet mede worden verstaan een publieke aankondiging van dat voornemen, zoals in dit geval een aankondiging op internet. Dat betekent dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarde die artikel 5, eerste lid, van de WOM aan uitoefening van de bevoegdheid stelt. Tevens is daarmee niet voldaan aan de beperkingen die ten aanzien van het stellen van voorschriften voor het houden van demonstraties voortvloeien uit artikel 9 van de grondwet en het in het EVRM tot uiting gebrachte fundamentele recht op betoging. De burgemeester heeft het bevel dus onbevoegd gegeven en daarmee was het onrechtmatig.
6.2.3 De vraag is nog of het geschrift van de burgemeester beschouwd kan worden als een aankondiging van aanwijzingen die de burgemeester op grond van artikel 6 tijdens een betoging kan geven. Die lezing van het geschrift vloeit echter niet voort uit de aanhef ervan, die uitdrukkelijk artikel 5 als basis noemt. Bovendien is onvoldoende duidelijk hoe de aanwijzingen dan tijdens de betoging zijn gegeven en hoe die bevoegdheid dan was gemandateerd. Voorts is in het hier besproken onderdeel van het bewezenverklaarde als grondslag voor het uitoefenen van de bevoegdheid slechts artikel 5 WOM ten laste gelegd en bewezen verklaard. Het eerste deel van het ten laste gelegde bood mogelijk de ruimte ("in elk geval krachtens wettelijk voorschrift") ook artikel 6 WOM in het oordeel te betrekken. Dat deel levert echter reeds om een andere reden geen strafbaar feit op, zoals hiervoor geoordeeld in rubriek 6.1.
6.2.4 Ten slotte is het, gelet op het fundamentele karakter van het recht op demonstreren en de mede uit het EVRM volgende noodzaak beperkingen daarop kritisch te beoordelen, van groot belang dat van beperkende bevoegdheden op de juiste en voorgeschreven wijze gebruik wordt gemaakt. Dat de burgemeester in dit geval - mogelijk welwillend - de demonstratie niet heeft willen verbieden en het doorgaan daarvan heeft willen bevorderen, zoals uit de overwegingen in het bevel zou kunnen worden afgeleid, maakt dat niet anders.
6.2.5 Door het oordeel dat sprake is van een onrechtmatig bevel kan een overtreding van een voorschrift dat onderdeel uitmaakt van dat bevel, niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd. De rechtbank zal verdachte terzake van het bewezenverklaarde dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.3 Onverbindendheid van de voorschriften en beperkingen
Gelet op de voorgaande conclusies komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het verweer dat de voorschriften en beperkingen naar hun aard en inhoud niet verbindend zijn.
7. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in rubriek 5 onder 1 bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en T.H. van Voorst Vader, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2012.
De voorzitter is buiten staat te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii PV relaas.
iii PV bevindingen, pag. 036 e.v.
iv Een geschrift, zijnde voorschriften opgesteld door de burgemeester, pag. 34.
v PV relaas.
vi PV bevindingen, pag. 59 dossier [verdachte] (ter terechtzitting gevoegd in alle behandelde zaken).
vii PV bevindingen, pag. 036 e.v.
viii PV bevindingen, pag. 01.
ix PV relaas, pag. II en PV aanvullend (herkenning).
??
??
??
??
3
8
parketnummer 13/850943-11 inzake [verdachte]