Parketnummers: 13/524360-09 (zaak A) en 13/664093-11 (zaak B)
Datum uitspraak: 11 december 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats] op [1978],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 en 27 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. W.J. de Graaf en J.B.C. Develing en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
In zaak A:
Primair:
op of omstreeks 27 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een schot afgevuurd op het lichaam van die [A], tengevolge waarvan voornoemde [A] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging tegen [A] en/of [B], van enige goederen, te weten een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, toebehorende aan die [A] en/of [B], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
op of omstreeks 27 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] en/of [B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met (een) vuurwapen(s) naar de woning (gelegen aan de [adres 1]) van die [A] en/of [B] heeft/hebben begeven en/of
- bij voornoemde woning heeft/hebben aangeklopt, waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (een) bivakmuts(en) droeg(en), althans bedekte gezicht(en) had(den), en/of
- voornoemde woning is/zijn binnengedrongen en/of
- in een worsteling is/zijn geraakt met voornoemde [A] en/of
- die [A] naar de gang en/of de keuken heeft/hebben gesleept/gesleurd en/of
- die [A] zijn handen (op de rug) met tie rips heeft/hebben vastgebonden en/of
- met een vuurwapen een schot heeft/hebben afgevuurd op het lichaam van die [A]en/of
- met kracht een hand voor de mond van die [B] heeft/hebben gehouden en/of
- die [B] (meermalen) met kracht bij de arm(en) en/of het gezicht heeft/hebben gepakt en/of
- die [B] heeft/hebben gevraagd "waar is het geld" en/of "waar is de kluis" en/of "heb je een kluis boven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [B] heeft/hebben gedwongen op de grond te knielen en/of
- tegen die [B] heeft/hebben gezegd: "als je niet zegt waar het geld of de kluis is, dan gaan we naar je zoon en dan halen we daar de andere kinderen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [B] en/of [C] en/of [D] (zijnde de kleinkinderen van die [A]en/of [B]) onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- die [B] en/of [C] en/of [D] (zijnde de kleinkinderen van die [A] en/of [B]) in de kelder heeft/hebben opgesloten, terwijl dat feit de dood voor die [A] ten gevolge heeft gehad;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
op of omstreeks 27 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [A] en/of [B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht
mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met (een) vuurwapen(s) naar de woning (gelegen aan de [adres 1]) van die [A] en/of [B] heeft/hebben begeven en/of
- bij voornoemde woning heeft/hebben aangeklopt, waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (een) bivakmuts(en) droeg(en), althans bedekte gezicht(en) had(den), en/of
- voornoemde woning is/zijn binnengedrongen en/of
- in een worsteling is/zijn geraakt met voornoemde [A] en/of
- die [A] naar de gang en/of de keuken heeft/hebben gesleept/gesleurd en/of
- die [A] zijn handen (op de rug) met tie rips heeft/hebben vastgebonden en/of
- met een vuurwapen een schot heeft/hebben afgevuurd op het lichaam van die [A] en/of
- met kracht een hand voor de mond van die [B] heeft/hebben gehouden en/of
- die [B] (meermalen) met kracht bij de arm(en) en/of het gezicht heeft/hebben gepakt en/of
- die [B] heeft/hebben gevraagd "waar is het geld" en/of "waar is de kluis" en/of "heb je een kluis boven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [B] heeft/hebben gedwongen op de grond te knielen en/of
- tegen die [B] heeft/hebben gezegd: "als je niet zegt waar het geld of de kluis is, dan gaan we naar je zoon en dan halen we daar de andere kinderen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [B] en/of [C] en/of [D] (zijnde de kleinkinderen van die [A] en/of [B]) onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- die [B] en/of [C] en/of [D] (zijnde de kleinkinderen van die [A] en/of [B]) in de kelder heeft/hebben opgesloten, terwijl dat feit de dood voor die [A] ten gevolge heeft gehad;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
In zaak B:
1.
op of omstreeks 26 januari 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (onder andere) heeft weggenomen
- een horloge (merk Immersion) en/of
- een Cartier horloge (serienummer 3076334) en/of
- een geldbedrag met een totale waarde van (ongeveer) 2500,- Euro en/of
- een of meerdere afstandbediening(en) en/of
- een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of
- een sieradendoosje met inhoud en/of
- een ABN-AMRO apparaat voor internetbankieren en/of
- een sleutel, behorende bij een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E] en/of [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het slot van een (schuif)pui (aan de achterzijde) van het huis open te breken en/of te forceren, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 311 lid 1 sub 4,5 Wetboek van Strafrecht
2.
op of omstreeks 26 januari 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de Overstag te [plaats], heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E] en/of [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de sleutel(s) van voornoemde personenauto uit een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] weg te nemen en/of vervolgens voornoemde personenauto door gebruik making van voornoemde sleutel(s) te starten, in elk geval door middel van (een) valse sleutel(s);
artikel 311 lid 1 sub 4,5 Wetboek van Strafrecht
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1 Feiten en omstandigheden
3.1.1 De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Overval op woning heer en mevrouw [A en B]
3.1.2 Op 27 februari 2009 zijn [A] en [B] (hierna: de heer [A] respectievelijk mevrouw [B]) thuis in hun woning te [plaats], gemeente [gemeente]. De kinderen van hun dochter, in de leeftijd van 4 en 6 jaar, zijn bij hen te logeren.ii
3.1.3 Om ongeveer 19:15 uuriii zijn het echtpaar en de kleinkinderen op de bovenverdieping in de woning en wordt er lichtjes op de deur geklopt. Mevrouw [B] gaat naar beneden en doet de deur open. Direct stappen er drie mannen met bivakmutsen over hun hoofd naar binnen.iv Één van hen heeft een vuurwapen in zijn hand.v Mevrouw [B] begint hard te gillen en te schreeuwen.
3.1.4 Hierop komt de heer [A] naar beneden. Hij begint de mannen te slaan. Twee van de mannen springen hierop op de heer [A]. De derde houdt zijn hand tegen de mond van mevrouw [B]. Er klinkt een knal. De mannen slepen de heer [A] naar de keuken.vi
3.1.5 De mannen vragen mevrouw [B] waar het geld en de kluis is en of zij boven een kluis heeft. Zij antwoordt dat zij geen kluis boven heeft. De mannen gebieden haar op de grond te gaan liggen, maar zij zegt hen dat dat niet gaat vanwege haar gebroken nek. Dan moet zij op haar knieën gaan zitten. Opnieuw vragen de mannen naar de kluis. Zij zegt opnieuw dat zij geen kluis heeft, maar dat er wel een kast in de kelder is. Zij loopt met één van de mannen voor en een ander achter haar de trap af naar de kelder en wijst deze mannen de sleutel. Met de sleutel opent één van de mannen de kast. Vervolgens pakken de mannen uit de kast sieraden van mevrouw [B] en doen deze in een lege wijndoos. Ook pakken zij een stapeltje geld en een klein geldkistje. Weer boven vragen de mannen waar de andere kluis is. Zij zegt dat er geen andere is, maar wijst hen wel op haar tas, waarin haar portemonnee zit met daarin een contant geldbedrag. Hierop haalt één van de mannen het geld uit haar portemonnee. Als de mannen weer beginnen over een kluis boven zegt zij dat er boven een klein kastje is. Samen met de mannen loopt zij hierom naar de bovenverdieping waar de derde man de wacht houdt bij de kinderen. Boven laat mevrouw [B] de mannen het kastje zien, waarna zij allemaal weer naar beneden gaan. Vervolgens wordt mevrouw [B] samen met haar kleinkinderen in de kelder opgesloten. Uit deze kelder kan zij later samen haar kleinkinderen ontsnappen en bij de buren 112 bellen.
Dan loopt zij terug naar haar woning en slaat het raam van de keuken in. In de keuken ligt haar man. Zijn handen zijn achter zijn rug gebonden met tie-wraps. Zij knipt deze door. Zij voelt geen hartslag meer bij hem en hij voelt koud aan.vii Om 20:00 uur wordt door verbalisanten formeel vastgesteld dat de heer [A] is overleden.viii
Aantreffen bril
3.1.6 Bij het onderzoek op de plaats delict wordt op de vloer rechts naast het lichaam van de heer [A] een bril aangetroffen, waarvan de poten zijn ingevouwen. In het montuur van de bril bevinden zich geen glazen. De bril wordt veiliggesteld. Tevens worden naast het lichaam een tweetal doorgeknipte tie-wraps aangetroffen. Op de polsen van de heer [A] zijn striemen zichtbaar.ix
De dood het gevolg van een schot van een vuurwapen
3.1.7 Op het lichaam van de heer [A] wordt sectie verricht. Daarbij wordt aan de linkerheup een ronde huidperforatie geconstateerd, die bij leven is ontstaan. In relatie daarmee wordt een schotkanaal geconstateerd dat vrijwel horizontaal verloopt van links naar rechts in het lichaam. Aan het eind van dit kanaal in de weke delen van het bekken rechts bevindt zich een gedeformeerde kogel. Dit past bij de inwerking van een (in)schot. Dit letsel is gepaard gegaan met perforaties van onder andere grote bloedvaten en de rechter-bekkenslagader, met ruim bloedverlies. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door weefselschade ten gevolge van het doorgemaakte bloedverlies.x De aangetroffen kogel is vermoedelijk verschoten met een vuurwapen, te weten een semi-automatisch pistool of een machinepistool.xi
DNA-sporenonderzoek aan bril door NFI
3.1.8 Het NFI bemonstert de veiliggestelde bril. Uit het monster genomen van de pootjes van de bril wordt een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. Bij vergelijking met de DNA-databank wordt een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.xii
3.1.9 In dit onvolledige profiel zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van een tweede persoon. Alle DNA-kenmerken in het onvolledige DNA-profiel van de bemonstering matchen met het DNA-profiel van verdachte.xiii
Bevindingen auto
3.1.11 Op de beelden van de bewakingscamera bij de inrit van de weg naar de woning van de heer en mevrouw [A en B] xiv, is te zien dat op 27 februari 2009:
- om 19:15 uur uit de richting van Bussum een grote donkere auto, vermoedelijk een Volkswagen Touareg of Porsche Cayenne, het terrein inrijdt en;
- om 19:35 uur een grote donkere auto, vermoedelijk een Volkswagen Touareg of Porsche Cayenne, het terrein uitrijdt gaande in de richting van Weesp.xv
3.1.12 Op 27 februari 2009 om 20:50 uur wordt op de Torenlaan te Baarn een zwarte Volkswagen Touareg TDI met kenteken [kenteken] geflitst, rijdende in de richting van Soest. Hetzelfde voertuig wordt rijdend in dezelfde richting om 20:47 uur geflitst op de Stadhouderslaan te Soest.xvi Even later, om 21:01 uur, wordt dit voertuig brandend aangetroffen op de Hooiweg te Soest.xvii
3.1.13 Deze Volkswagen Touareg is door verdachte op 26 januari 2009 gestolen.xviii
Telefoongegevens verdachte
3.1.14 Binnen het onderzoek zijn de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon in gebruik bij verdachte opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat deze telefoon op 27 februari 2009 in een contactmoment om 17:06:34 uur een zendmast op de Buitenring te Almere aanstraalt. Tussen 17:27:22 uur en 20:49:07 uur vinden er geen contactmomenten plaats. In een contactmoment om 20:54:20 uur straalt de telefoon opnieuw een zendmast op de Buitenring te Almere aan.xix
In zaak B:
Ten aanzien van feiten 1 en 2
3.1.16 Naar aanleiding van een door hem ontvangen tipxx gaat verdachte op 26 januari 2009xxi met anderen naar de woning [adres 2] te [plaats]. Dit betreft de woning van [E] en [F].xxii Verdachte weet dat er is voorverkend en dat de bewoners op vakantie zijn.xxiii
3.1.17 Verdachte en zijn mededaders forceren het slot van de schuifpui aan de achterzijde van de woning en gaan naar binnen.xxiv Eén van de daders blijft op de uitkijk staan.
In een la in de keuken vinden zij een autosleutel. Met deze sleutel loopt verdachte naar de Volkswagen Touareg met het kenteken [kenteken] die voor de woning op de oprit geparkeerd staat en eigendom is van de bewoners. Nadat verdachte wordt gewaarschuwd dat er iemand aankomt, stapt hij in de Volkswagen Touareg en rijdt hiermee weg.xxv
3.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van zaak A:
Het medeplegen van gekwalificeerde doodslag (primair) kan bewezen worden verklaard.
Voor de doodslag geldt daarbij dat het alternatieve scenario dat verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van de bril met zijn DNA op de plaats delict in theorie wellicht mogelijk is, maar in deze zaak is dat scenario ongeloofwaardig. Op de bril is naast het DNA van verdachte geen DNA van andere personen aangetroffen. Dit is een sterke aanwijzing voor het feit dat niemand anders de bril heeft gedragen. Voorts geldt dat verdachte zijn verklaring pas in een zeer laat stadium heeft afgelegd. Dat is, wanneer je van een dergelijk ernstig misdrijf wordt verdacht, niet te begrijpen. Ten derde is het scenario van verdachte op geen enkele wijze te verifiëren.
Daar komt nog bij dat verdachte is veroordeeld voor een ander vergelijkbaar feit binnen enkele maanden van de ten laste gelegde overval.
Voor de verklaringen van [G] (hierna: [G]), een ander belangrijk bewijsmiddel, geldt dat deze telkens zeer belastend zijn en dat telkens dezelfde elementen naar voren komen, waardoor zijn verklaring consistent is. [G] heeft zijn verklaring afgelegd omdat hij zeer geschokt is door de ernst van het feit, in het bijzonder de aanwezigheid van kinderen daarbij. Hij komt uit eigen beweging met zijn verklaring naar politie en justitie en wenst daar niets voor terug. Ook beschikt hij over daderwetenschap en weet hij details over het persoonlijk leven van verdachte en de eerdere zaak tegen verdachte en [H] (hierna: [H]). Als hij zich niet alles meer weet te herinneren, geeft hij dat, ook hier ter terechtzitting, eerlijk aan. Op basis daarvan kan zijn verklaring als betrouwbaar worden aangemerkt. Daarnaast wordt de verklaring van [G] ondersteund door het handgeschreven briefje, dat op grond van NFI-onderzoek als door [H] geschreven mag worden aangemerkt. De latere verklaring van [H] (dat hij niet hierover met [G] heeft gesproken en dat hij het briefje niet heeft geschreven) is daarmee onbetrouwbaar.
Voorts geldt dat geen alibi naar voren is gekomen en dat het telecom-onderzoek uitwijst dat de telefoon van verdachte niet is gebruikt tijdens de overval.
Ten aanzien van zaak B:
Het medeplegen van beide gekwalificeerde diefstallen (feiten 1 en 2) kan bewezen worden verklaard.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A:
Niet kan buiten redelijke twijfel bewezen worden verklaard dat verdachte het ten laste heeft begaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Daarbij geldt het volgende voor de ogenschijnlijk belastende onderzoeksgegevens.
De bril met DNA: deze bril is met ingevouwen pootjes aangetroffen, hetgeen het onaannemelijk maakt dat de bril tijdens de overval door iemand werd gedragen. Logischer lijkt dat de bril uit een borstzak is gevallen. Waarom iemand een bril zonder glazen zou dragen onder een bivakmuts valt werkelijk niet in te zien. Belangrijker is dat uit het feit dat geen ander DNA-profiel in het op de pootjes en neusvleugels van de bril aangetroffen celmateriaal is aangetroffen, niet de conclusie kan worden getrokken dat niet iemand anders de bril heeft vastgehad. Sterker nog, er moeten mensen (verkopers, producenten) zijn geweest die de bril hebben aangeraakt. Van hen zijn echter geen sporen aangetroffen. Dat kan worden verklaard doordat uit gebruikssporen meestal wel en uit greepsporen meestal niet een DNA-profiel kan worden verkregen. Dat het DNA van verdachte op de bril is aangetroffen kan worden verklaard doordat hij de bril heeft gebruikt. Verdachte heeft immers verklaard dat hij deze bril in de door hem gestolen en doorverkochte Volkswagen Touareg heeft achtergelaten. Ook uit de verklaringen van [G], [H], [J] (hierna: [J]) of uit het 'briefje van [H]' blijkt niet dat het verdachte is geweest die de bril heeft verloren op de plaats delict.
Resumerend kan worden gesteld dat het aantreffen van de bril met het DNA van verdachte naast het slachtoffer geen aanwijzing vormt voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict. In ieder geval kan niet worden gesteld dat de logische, deels verifieerbare verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van de bril, onaannemelijk is.
De verklaringen van [G] en het 'briefje van [H]': deze zijn beide van geen waarde voor het bewijs. Niet is duidelijk of hij iets heeft gehoord en wat hij dan uit uit welke bron gehoord zou hebben. Hetzelfde geldt voor het briefje waarin niet staat vermeld dat verdachte bij de overval aanwezig is geweest. Bovendien hebben zowel [G] als [H] duidelijke belangen om verdachte schade toe te brengen. Daar komt bij dat de belangrijkste elementen in de verklaring van [G] en het briefje van [H] aantoonbaar onjuist of oncontroleerbaar zijn of breeduit zijn besproken in de media. Van daderwetenschap is dus geen sprake. Gelet op al die omstandigheden is het onverantwoord om deze bewijsmiddelen voor het bewijs te gebruiken.
Ook kent het dossier geen enkel aanknopingspunt op grond waarvan de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte betrokken is geweest bij de roofoverval. Integendeel, uit het opgenomen OVC-gesprek tussen verdachte, zijn broer en diens vriendin is op geen enkel moment ook maar een glimp van daderwetenschap te bekennen.
Ten aanzien van zaak B:
Ten aanzien van beide feiten refereert verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat bij de inbraak slechts de Volkswagen en "iets met drank" zijn weggenomen, althans niet te hebben bemerkt dat nog andere goederen door zijn mededaders zijn weggenomen.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
3.4.1 Ten aanzien van zaak A
3.4.1.1 Verklaringen van [G] en het handgeschreven briefje
De raadsman heeft betoogd dat aan de verklaringen van [G] en het handgeschreven briefje dat [G] aan de politie heeft overhandigd, geen bewijswaarde kan worden toegekend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt.
Handgeschreven briefje geschreven door [H]
Het handgeschreven briefje is door het NFI onderzocht. De conclusie van de onderzoeker luidt dat hij het zeer veel waarschijnlijker acht wanneer het betwiste handschrift is geproduceerd door [H] dan wanneer het is geproduceerd door een willekeurige andere persoon. Gelet op die conclusie acht de rechtbank het aannemelijk dat het briefje door [H] is geschreven. De verklaring van [H] bij de rechter-commissaris (hierna: RC) dat hij het briefje niet heeft geschreven en niet aan [G] heeft gegeven, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Inhoud briefje
In het handgeschreven briefje staat informatie over de diefstal van de Volkswagen Touareg en over de als roofmoord aangeduide overval op [A]. Over de Volkswagen Touareg wordt onder meer gesteld dat verdachte deze in zijn bezit heeft gehad en dat hij een bod van 2.000/3.000 euro erop te laag vond. Verder staat vermeld dat de Volkswagen Touareg gebruikt is bij de overval en daarna in de fik is gestoken. Niet staat expliciet vermeld dat verdachte bij de overval betrokken was of aanwezig is geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat dit briefje op zichzelf geen belastende informatie jegens verdachte bevat.
Verhoren [G]
Getuige [G] heeft zich vanuit de gevangenis gemeld bij de politie. Op 18 mei 2010 heeft [G] gesproken met de politie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens heeft [G] op 27 mei 2010 een verklaring afgelegd, die later op verzoek van de verdediging woordelijk is uitgewerkt. [G] is op 25 mei 2011 door de RC en op de terechtzitting van 26 november 2012 als getuige gehoord.
Beoordeling betrouwbaarheid verklaringen [G]
De rechtbank stelt vast dat [G] in deze verhoren onder meer heeft verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij (verdachte) bij de overval aanwezig is geweest. In het verhoor van 27 mei 2010 heeft [G] verklaard dat verdachte hem heeft gezegd dat hij "de trekker heeft overgehaald". Daarnaast heeft [G] verklaard van [H] te hebben gehoord dat hij ([H]) van verdachte en van [J] had gehoord dat verdachte bij de overval betrokken was.
De rechtbank overweegt dat over veel, zo niet alles, waarover [G] heeft verklaard mogelijk ook in de media is bericht. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij [G] heeft verteld dat een bril met zijn DNA op de plaats delict was aangetroffen en hij zich hier zorgen over maakte. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de informatie waarover [G] mogelijk beschikte is besmet met voornoemde informatie. In ieder geval is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden welke informatie [G] uit welke bron heeft verkregen en de rechtbank zal om deze reden de verklaringen van [G] niet voor het bewijs gebruiken. Hetzelfde geldt voor het handgeschreven briefje, omdat, zoals vastgesteld, dit briefje geen specifiek belastende informatie bevat.
3.4.1.2 Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken] vluchtauto
De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat de auto, als vastgesteld in rubriek 3, die om 19:15 het terrein inrijdt, de auto die om 19:35 uur het terrein verlaat en de Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken], die voor 21:00 uur twee keer wordt geflitst en iets later op de Hooiweg te Soest brandend wordt aangetroffen, één en dezelfde auto betreft. Dit op basis van de gelijkenis qua merk en type, de omstandigheid dat de tijden en de locaties in een logische chronologie passen en in aanmerking genomen dat het feit dat een auto brandend wordt achtergelaten zich laat verklaren door het motief om sporen van een ernstig misdrijf uit te wissen.
3.4.1.3 Betrokkenheid verdachte
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat zij het onderdeel van de verklaring van verdachte, dat hij deze vluchtauto een maand voor 27 februari 2009 heeft gestolen, betrouwbaar acht. Deze verklaring vindt immers op verschillende punten steun in de hierna in zaak B aangehaalde verklaringen van getuige [K] en aangeefster [F]. De rechtbank doelt hierbij op de wijze van betreden van de woning, de locatie van de autosleutel, de locaties die in de woning zijn doorzocht, het feit dat flessen drank zijn ontvreemd en de wijze waarop met de auto is weggereden. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank telkens daderinformatie. Hiermee staat vast dat bij de roofoverval gebruik is gemaakt van een vluchtauto die verdachte eerder had gestolen.
In de tweede plaats staat vast dat direct naast het stoffelijk overschot een bril is aangetroffen met daarop uitsluitend het DNA-materiaal van verdachte. Uit de reeds aangehaalde NFI-rapporten, gelet op de daarin geformuleerde kansberekening, leidt de rechtbank af dat verdachte de gebruiker was van de bril die naast het slachtoffer is gevonden. Dit wordt op zichzelf ook door verdachte erkend. Deze bril is in de visie van de rechtbank een sterke aanwijzing, gelet op die gebruikersrelatie en het feit dat geen spoor van DNA van een andere gebruiker is aangetroffen, voor de stelling dat het ook verdachte is geweest die de bril aldaar heeft verloren.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ontkend bij de overval betrokken te zijn geweest. Hij heeft op 18 november 2010 en ter terechtzitting verklaard dat hij een zonnebril, die sterk lijkt op de bril die is aangetroffen op de plaats delict, in de door hem gestolen Volkswagen Touareg is vergeten. Deze bril had, anders dan de bril die op de plaats delict is aangetroffen, wel glazen. De Touareg met daarin deze zonnebril heeft hij vervolgens verkocht aan personen wiens namen hij niet wil noemen. Naar de rechtbank begrijpt zou volgens dit alternatief scenario vervolgens door anderen zowel de auto als zijn bril bij de overval zijn gebruikt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de aannemelijkheid van deze verklaring het volgende. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat een deel van dit scenario juist is: verdachte heeft deze auto inderdaad gestolen. Echter, juist alle ontlastende elementen van deze verklaring zijn op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Zo is niet gebleken dat verdachte bij de diefstal van de Touareg de betreffende zonnebril in zijn bezit had. Een contra-indicatie hiervan is dat bij de bestuurder van de Touareg (volgens verdachte was hij dit) door getuige [K] geen bril is gezien terwijl verdachte in eerste instantie ter terechtzitting verklaarde deze bril onmiddellijk bij het wegrijden te hebben opgezet Verder heeft verdachte niet willen verklaren, ook niet na doorvragen van de rechtbank ter terechtzitting, in welke garage hij de Touareg heeft ondergebracht en aan wie hij de Touareg dan zou hebben verkocht. Daarmee heeft hij zijn verklaring niet ondersteund met objectieve aanknopingspunten op basis waarvan de juistheid van zijn verklaring zou kunnen worden geverifieerd.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte deze verklaring in een later stadium van het onderzoek heeft afgelegd terwijl hij reeds bij verhoor op 21 oktober 2009 met de DNA-match was geconfronteerd. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Hij is immers daardoor in de gelegenheid geweest deze af te stemmen op de inhoud van het dossier.
Om voornoemde redenen zal aan dit alternatief scenario door de rechtbank voorbij worden gegaan.
Ter ondersteuning van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank relevant de in rubriek 3.1.14 weergegeven gegevens van de telefoon van verdachte, te weten dat er via de telefoon van verdachte in de tijd voor, tijdens en net na de overval geen telefoonverkeer plaatsvindt maar de rest van de dag en avond wel.
Voorts acht de rechtbank het relevant dat verdachte, blijkens zijn uittreksel justitiële documentatie bij arrest van 12 oktober 2011 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor het medeplegen van een overval in een woning, waarbij de slachtoffers met een vuurwapen zijn bedreigd. De pleegdatum van dit feit was 6 juli 2009. Ook is verdachte vóór het onderhavige feit meermalen veroordeeld tot gevangenisstraffen van ruim twee jaar, telkens voor gekwalificeerde inbraken of geweldsgerelateerde inbraken, waaronder een overval. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte tot het plegen van een feit dat vergelijkbaar is met de onderhavige beschuldiging, in staat is gebleken.
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bril op de plaats delict ten tijde van de overval heeft verloren en hij één van de overvallers is geweest.
3.4.1.4 Primair ten laste gelegde
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Geen bloot opzet
Uit de reeds vastgestelde feiten volgt dat de drie daders, onder wie in elk geval één met een vuurwapen in handen, de woning zijn binnengedrongen en dat zij, toen zij op verzet van de heer [A] stuitten, hem hebben aangevallen. Daarbij is het vuurwapen afgegaan en een kogel in het lichaam van de heer [A] geschoten, ten gevolge waarvan de heer [A] is overleden.
Niet kan hieruit volgen dat de daders de woning zijn binnengedrongen met de bedoeling - in juridische termen: bloot opzet of oogmerk - om de heer [A] van het leven te beroven. Hun opzet was er in de eerste plaats op gericht om een overval te plegen en de inhoud van een kluis en geld te bemachtigen. Dit is evident blijkens hun wijze van binnentreden, het feit dat zij tie-wraps bij zich hadden - kennelijk met de bedoeling om personen mee te binden - en doordat zij, nadat met het vuurwapen is geschoten, de woning doorzoeken en waardevolle goederen wegnemen.
Voorwaardelijk opzet
Dan ligt de vraag voor of sprake is van voorwaardelijk opzet op doodslag tijdens de overval. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de kogel heeft afgevuurd. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten, kans dat dit gevolg zal intreden. In dit kader overweegt de rechtbank dat wanneer men met een geladen wapen gewapend een woning binnendringt, zeker op een tijdstip vroeg in de avond, de kans aanmerkelijk is dat aanwezige bewoners zich tegen dat binnendringen zullen verzetten en dat daarbij, in ieder geval om aan de verzettende bewoner te ontkomen, het wapen wordt gebruikt tegen die bewoner. Die kans is nog aanmerkelijker wanneer men, indien dat verzet door de bewoner daadwerkelijk plaatsvindt, een fysieke confrontatie aangaat tegen de zich verdedigende bewoner.
Daarbij geldt voorts dat het een feit van algemene bekendheid is dat schotwonden veelal de dood tot gevolg hebben.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake was van een aanmerkelijke kans dat bij de overval op verzet zou worden gestuit en dat daarbij het wapen zou worden gebruikt. Door de woning op de wijze binnen te dringen als zij hebben gedaan hebben ook de twee daders, niet zijnde de schutter, die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op doodslag.
Oogmerk in de zin van artikel 288 Sr
Tevens kan bewezen worden verklaard dat de daders deze doodslag hebben gepleegd met het het oogmerk om de uitvoering van de overval gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemers straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren. Dit blijkt immers uit het feit dat het fatale schot is gelost toen zij bij het binnendringen van de woning op weerstand stuitten. Nadat deze weerstand was doorbroken door het uitschakelen van de heer Boomgaard, hebben de daders de woning uitvoerig doorzocht op zoek naar waardevolle goederen en hebben zij deze goederen ook meegenomen.
3.4.2 Ten aanzien van zaak B
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend de inbraak in de woning (feit 1) te hebben gepleegd en de Volkswagen Touareg met behulp van de sleutel te hebben weggenomen (feit 2). Zoals reeds overwogen acht de rechtbank dit onderdeel van de verklaring geloofwaardig. Verdachte heeft over feit 1 verklaard dat hij samen met de ander in de woning verschillende goederen heeft klaargezet om weg te nemen. Toen zij van de derde dader die op de uitkijk stond het bericht kregen dat er iemand aan kwam, hebben zij echter slechts wat sterke drank weggenomen en zijn zij in de Volkswagen Touareg weggereden. Verdachte ontkent de overige ten laste goederen te hebben weggenomen en verklaart niet te hebben gezien of bemerkt dat zijn mededaders dit wel hebben gedaan.
De rechtbank slaat bij de beoordeling van dit verweer acht op de volgende bewijsmiddelen.
Aangeefster [F] heeft bij de politie verklaard dat in de Volkswagen Touareg onder meer een mobiele telefoon van het merk Samsung lag. Voorts heeft zij opgegeven welke goederen, naast de autosleutel en enkele flessen drank, bij de inbraak uit de woning zijn weggenomen. Het gaat hierbij om een horloge van het merk Immersion, een Cartier horloge (met serienummer 3076334), een geldbedrag met een totale waarde van ongeveer € 2.500, meerdere afstandbedieningen, een sieradendoosje met inhoud en een ABN-AMRO apparaat voor internetbankieren.xxvi
Voorts heeft zij verklaard dat de berging op zolder overhoop is gehaald. Getuige [K] heeft verklaard dat het hele huis was doorzocht.xxvii Verdachte heeft verklaard dat zij de keuken en de tweede verdieping hebben doorzocht.xxviii Daarnaast heeft hij verklaard dat hij, toen hij de sleutel had gevonden, gelijk naar de auto is gegaan. Na verschillende pogingen daartoe startte de auto. Hierop is verdachte terug naar de bovenverdieping van de woning gelopen. Aldaar kwam de melding van de persoon die op de uitkijk stond, waarop verdachte en de andere dader naar de auto zijn gegaan en zijn weggereden.
Conclusie rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er geen reden is om aan de juistheid van de verklaring van aangeefster Pieters te twijfelen. Daarnaast geldt dat het bij de betwiste ten laste gelegde goederen zonder uitzondering gaat om relatief kleine, waardevolle goederen, die gemakkelijk zijn mee te nemen. Voorts acht de rechtbank aannemelijk geworden, op basis van de vaststelling dat verschillende goederen zijn klaargezet en ruimtes op alle verdiepingen van de woning zijn doorzocht, dat met de inbraak enige tijd gemoeid is geweest. Bovendien laat het feit dat verdachte tijdens de inbraak enige tijd buiten de woning bezig is geweest met het starten van de auto, de mogelijkheid open dat buiten zijn aanwezigheid (één van) de mededader(s) de goederen heeft/hebben gepakt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat alle, dus ook de door verdachte betwiste ten laste gelegde goederen zijn weggenomen bij de inbraak. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere daders tijdens de inbraak als geheel kan het wegnemen van die goederen ook aan verdachte, als medepleger, worden toegerekend.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
In zaak A:
Primair:
op 27 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [A] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet met een vuurwapen een schot afgevuurd op het lichaam van die [A], ten gevolge waarvan voornoemde [A] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en vergezeld van enig strafbaar feit, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging tegen [A] en [B], van een geldbedrag en sieraden en enig ander goederen, toebehorende aan die [A] en [B], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemers straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
In zaak B:
1.
op 26 januari 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen
- een horloge (merk Immersion) en
- een Cartier horloge (serienummer 3076334) en
- een geldbedrag met een totale waarde van (ongeveer) 2.500,- Euro en
- een of meerdere afstandbediening(en) en
- een mobiele telefoon (merk Samsung) en
- een sieradendoosje met inhoud en
- een ABN-AMRO apparaat voor internetbankieren en
- een sleutel, behorende bij een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg),
toebehorende aan [E] en [F], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door het slot van een schuifpui aan de achterzijde van het huis te forceren;
2.
op 26 januari 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de [adres 2] te [plaats] heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [E] en [F], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door de sleutel van voornoemde personenauto uit een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] weg te nemen en vervolgens voornoemde personenauto door gebruikmaking van voornoemde sleutel te starten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hen bewezengeachte (zaak A, primair en zaak B, feiten 1 en 2) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Voorts hebben zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [B] integraal en de vordering van de benadeelde partij [E en F] tot het bedrag van € 7.055,50 wordt toegewezen. Bij beide toewijzingen wordt tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in zaak A volstaan met zijn pleidooi tot integrale vrijspraak van verdachte, wat dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [B] in haar vordering. In zaak B, ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [E en F] heeft de raadsman opgemerkt dat de maatstaf van aantoonbaarheid die de verzekeringsmaatschappij heeft gehanteerd voor de vaststelling van de schade, ook in de strafzaak dient te gelden.
De raadsman heeft niet subsidiair een verweer over een eventuele strafmaat willen voeren, maar wel opgemerkt dat hij de eis van de officier van justitie, met name gelet op de omstandigheid dat het wapen in een worsteling is afgegaan, onbegrijpelijk vindt.
7.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag. Dit is één van de zwaarste delicten die het Nederlandse strafrecht kent. De verdachte heeft met twee mededaders gewapend een woning overvallen. Toen zij daarbij op verzet stuitten heeft één van hen de heer [A] neergeschoten, ten gevolge waarvan hij is overleden. Vervolgens hebben zij de handen van de heer [A] vastgebonden, waarna zij verschillende waardevolle goederen hebben weggenomen, die zij hebben gevonden door de bewoonster te dwingen de locatie hiervan aan te wijzen. Daarna hebben zij de bewoonster samen met haar twee jonge kleinkinderen in de kelder opgesloten en zijn gevlucht.
De daders hebben zich nadat zij de heer [A] hadden neergeschoten, niet alleen op geen enkele wijze bekommerd om zijn lot, maar ook hebben zij hun overval onverstoorbaar en op gecontroleerde en doelgerichte wijze voltooid. Hieruit spreekt een kille, berekenende zucht naar geld en een grote gewetensloosheid.
Door de doodslag hebben de daders de heer [A] zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen en hebben zij onherstelbaar leed berokkend aan de naasten van het slachtoffer, zoals is gebleken uit de slachtofferverklaringen van de vrouw, de zoon en de dochter van de overledene. Voor mevrouw [B] geldt dat deze tragische gebeurtenis zich voor haar eigen ogen heeft afgespeeld. Ook de kleinkinderen hebben hiervan getuige moeten zijn. Het spreekt vanzelf dat sprake is van een zeer ernstig, traumatiserend feit, dat ook de rechtsorde als zodanig ernstig heeft geschokt en dat sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Een maand voor dit zeer ernstige feit heeft verdachte ook nog een inbraak gepleegd en daarbij onder meer de auto weggenomen, die hij een maand later bij de overval als vluchtauto heeft gebruikt.
Vanuit het oogpunt van generale preventie en vanuit het oogpunt van vergelding kan slechts met een gevangenisstraf van lange duur kan worden volstaan. Daarbij geldt dat de wetgever op gekwalificeerde doodslag hetzelfde strafmaximum heeft gesteld als op moord.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging - in negatieve zin - rekening met het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder reeds meermalen is veroordeeld tot langere gevangenisstraffen in verband met inbraken en geweldsgerelateerde feiten, waaronder een overval. Verder weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij aantoonbaar geen enkele lering uit deze dramatische gebeurtenissen heeft getrokken. Immers heeft verdachte - blijkens eerder genoemde onherroepelijke veroordeling van het gerechtshof Amsterdam - op 6 juli 2009, derhalve slechts enkele maanden na het onderhavige feit, wederom een gewapende woningoverval gepleegd. Hierdoor is tevens artikel 63 Sr van toepassing is Ook om te voorkomen dat verdachte met het plegen van dergelijke ernstige delicten kan doorgaan is een gevangenisstraf van lange duur noodzakelijk.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten (en dan gaat het met name om de gekwalificeerde doodslag) die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn. In de bandbreedte die daarbij is ontstaan, ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, vormen geen aanleiding om bij de strafmaat rekening mee te houden.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Opheffing bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis
Met deze veroordeling tot langdurige gevangenisstraf heeft de berechting (in eerste aanleg) plaatsgevonden. Daardoor heeft het uitgangspunt, bij de afweging van het belang van de samenleving enerzijds en de belangen van verdachte anderzijds, dat verdachte zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, sterk aan kracht ingeboet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder deze omstandigheden het belang van de samenleving zwaarder weegt. Daarom zal zij het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, welke beslissing afzonderlijk schriftelijk is vastgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
In zaak A:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [B] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is gesteld en niet betwist dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak A onder primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat hierbij om materiële schade. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 103.422,27 (honderddrieduizend vierhonderdtweeëntwintig euro en zevenentwintig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In zaak B:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [E en F] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte, rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat hierbij om materiële schade. De rechtbank stelt vast dat de posten 1, 2 en 3 uit de vordering tevens reeds in post 4 zijn begrepen, waardoor sprake is van een dubbeltelling. Dit wordt door de rechtbank gecorrigeerd. Anders dan de raadsman acht de rechtbank in beginsel geen vereiste voor toewijzing dat schade wordt onderbouwd met stukken. De vraag of de vordering voor toewijzing in aanmerking komt hangt immers ook af van de motivatie van de betwisting. Nu de rechtbank de algemene betwisting van de schade verwerpt en de raadsman geen specifieke nadere bezwaren heeft geuit, ligt de vordering voor toewijzing gereed. De rechtbank waardeert de schade op een bedrag van € 7.055,50 (zevenduizend vijfenvijftig euro en vijftig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [E en F] voor het overige, de hiervoor besproken correctie, af.
In het belang van beide benadeelde partijen voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 288 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
In zaak A:
Primair:
medeplegen van doodslag gevolgd en vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
In zaak B:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [B] toe tot een bedrag van € 103.422,27 (honderddrieduizend vierhonderdtweeëntwintig euro en zevenentwintig cent).
Veroordeelt verdachte aan mevrouw [B] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [B], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [E en F] toe tot een bedrag van € 7.055,50 (zevenduizend vijfenvijftig euro en vijftig cent).
Veroordeelt verdachte aan mevrouw [F] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [F], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Kraak, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan de respectievelijke zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii PV bevindingen ter plaatse, rubriek 3.3 en verklaring van mevrouw [B], rubriek 5.1.7.
iii PV verklaring mevrouw [B], rubriek 5.1.7., pag. 14 en PV uitwerking videobeelden, rubriek 3.11.
iv PV verklaring mevrouw [B], rubriek 5.1.7., pag. 20.
v PV verklaring mevrouw [B], rubriek 5.1.7., pag. 4.
vi PV verklaring mevrouw [B], rubriek 5.1.7., pag. 3 en 5.
vii PV verklaring mevrouw [B], rubriek 5.1.7. en PV relaas forensisch onderzoek, pag. 7.
viii Rapport van pathologisch onderzoek van het NFI d.d. 8 april 2009, rubriek 7.1.4, pag. 2.
ix PV relaas forensisch onderzoek, pag. 8 en rapport van sporenonderzoek van het NFI d.d. 19 maart 2009, pag. 10.
x Rapport van munitieonderzoek van het NFI d.d. 28 april 2009.
xi Rapport van pathologisch onderzoek van het NFI d.d. 8 april 2009
xii Rapport van onderzoek DNA van het NFI d.d. 29 april 2009, pag. 7.1.12 en rapport van onderzoek DNA van het NFI d.d. 23 juni 2009.
xiii Rapport van onderzoek DNA van het NFI d.d. 11 september 2012.
xiv PV relaas, pag. 12.
xv PV uitkijken videobeelden, rubriek 3.11 en PV bevindingen vaststellen merk en model personenauto, rubriek 3.12.5.
xvi PV bevindingen, rubriek 3.13.9.
xvii Een geschrift, zijnde een mutatie als bijlage bij PV van bevindingen, rubriek 3.13.
xviii Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 november 2012.
xix PV bevindingen verkeersgegevens d.d. 24 juni 2011 en PV bevindingen verwerking verkeersgegevens, rubriek 3.177.
xx Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 november 2012.
xxi PV bevindingen, rubriek 5.3.2.
xxii Verklaring aangever [E], rubriek 3.3.15.
xxiii PV verklaring verdachte, rubriek 2.2.18, pag. 3.
xxiv Verklaring aangever [F], rubriek 5.3.3.2.
xxv Verklaring [K], pag. 5.3.1 en verklaring verdachte d.d. 31 mei 2011, rubriek 2.2.18 en ter terechtzitting van 26 november 2012.
xxvi Verklaring aangever [F], rubriek 5.3.3.2.
xxvii Verklaring [K], pag. 5.3.1.
xxviii Verklaring verdachte d.d. 31 mei 2011, rubriek 2.2.18.
??
parketnummers 13/524360-09 (zaak A) en 13/664093-11 (zaak B) inzake [verdachte]