ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/701 Alkmaar
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin zijn verzoek om kwijtschelding van zijn studieschuld was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiser, gedateerd 5 maart 2012, te laat was ingediend. De rechtbank concludeert dat de beroepstermijn is aangevangen op 26 januari 2012, na de bekendmaking van het besluit op 25 januari 2012, en dat deze eindigde op 7 maart 2012. Eiser heeft het beroepschrift pas op 12 maart 2012 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het beroepschrift digitaal heeft ingediend via het digitaal loket op de juiste wijze. Eiser kon geen ontvangstbevestiging overleggen, wat essentieel is voor de geldigheid van de digitale indiening. De rechtbank heeft benadrukt dat het indienen van een beroepschrift via het digitaal loket een bevestiging vereist in de vorm van een e-mail met een gewaarmerkt PDF-document. Aangezien eiser deze bevestiging niet kon tonen, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij niet tijdig beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding was om dit te doen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/701
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2012 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,
(gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg).
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser van 25 september 2011 om kwijtschelding van zijn studieschuld afgewezen.
Bij besluit van 25 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen het primaire besluit ingediende bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank dient eerst te beoordelen of eiser ontvankelijk is in zijn beroep.
2. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
De beroepstermijn vangt ingevolge artikel 6:8 van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Deze bekendmaking geschiedt, zoals blijkt uit artikel 3:41, eerste lid, van de Awb door toezending of uitreiking van het besluit aan de belanghebbenden, onder wie begrepen de aanvrager.
In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de beroepstermijn is ontvangen.
3. De rechtbank stelt vast dat in dit geval niet is gebleken dat het besluit van
25 januari 2012 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het besluit door verweerder op 25 januari 2012 is verzonden. Dit betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op 26 januari 2012 en is geëindigd op 7 maart 2012. De rechtbank heeft het schriftelijk verzonden beroepschrift van eiser, gedateerd 5 maart 2012, op 12 maart 2012 ontvangen.
4.1 Beslissend voor de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn beroep, is of aannemelijk is gemaakt dat het beroepschrift uiterlijk op 7 maart 2012 ter post is bezorgd.
4.2 Bij het vaststellen van het tijdstip van terpostbezorging wordt uitgegaan van de door PostNL aangebrachte datumstempel. Op de enveloppe - waarin het beroepschrift van eiser is verzonden - staat geen door PostNL aangebrachte datumstempel, maar de voorgedrukte aanduiding: ‘Port betaald’. Door het beroepschrift aldus te verzenden in een ‘Port betaald’enveloppe, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank het risico genomen dat achteraf niet meer vastgesteld kan worden op welke datum de terpostbezorging heeft plaatsgevonden. Indien geen poststempel op de enveloppe is geplaatst, moet volgens vaste jurisprudentie worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad LJN: BU8262).
4.3 De rechtbank komt tot de conclusie dat, nu niet kan worden vastgesteld dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd en het beroepschrift niet op de eerste of twee werkdag na 7 maart 2012 is ontvangen, het beroep niet tijdig schriftelijk is ingediend.
5. Ten aanzien van het vermeende digitaal ingediende beroepschrift is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verzenden van dit beroepschrift via het digitaal loket op 5 maart 2012 succesvol is verlopen. De rechtbank acht daarbij van doorslaggevend belang dat eiser geen e-mail met een ontvangstbevestiging van het digitaal loket kan overleggen. Vast staat immers dat na het indienen van een digitaal beroepschrift, de indiener ter bevestiging een e-mail met een PDF-document ontvangt. Dit PDF-document is voorzien van een authentiek waarmerk van de rechtspraak.
De rechtbank kan eiser voorts niet volgen in zijn stelling dat zijn beroepschrift succesvol zou zijn verzonden omdat hij het hokje onderaan zijn beroepschrift heeft aangevinkt. De tekst bij het hokje luidt namelijk “Ik heb de gegevens hierboven en de eventuele digitale bijlagen gecontroleerd en ik bevestig dat de inhoud zo is als ik heb bedoeld”. Het betreft hier dus geen verzendopdracht maar een controle van de reeds door eiser ingevoerde gegevens. Nu de rechtbank op 5 maart 2012 ook geen digitaal beroepschrift van eiser heeft ontvangen, moet het er voor worden gehouden dat eiser niet tijdig beroep heeft ingesteld door het digitaal verzenden door middel van digiD van het beroepschrift, doch in het digitaal loket slechts heeft gekozen voor de optie “afdrukken en per post verzenden” van het in het loket ingevulde beroepschrift.
6. Van redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is de rechtbank niet gebleken. Redelijkerwijs kan niet geoordeeld worden dat eiser niet in verzuim is geweest.
7. Gelet op al het voorgaande moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van
I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.