4.4. [eiser] heeft niet bestreden dat [vennootschap 1], althans [gedaagde sub 1], om strategische redenen in verband met een herstructurering op 9 juni 2011 heeft besloten om een nieuwe vennootschap op te richten opdat de verpakkingsactiviteiten daarin zouden kunnen worden ondergebracht en konden worden afgesplitst van de overige activiteiten, dat dit op 15 augustus 2011 aan de werknemers is meegedeeld en dat de afsplitsing per 1 september 2011 was geëffectueerd. Vaststaat verder dat [eiser] op 10 oktober 2011 op non-actief is gesteld en dat [vennootschap 1] op 26 oktober 2011 bij de kantonrechter van deze rechtbank een verzoek heeft ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. De procedure die heeft geleid tot de beschikking van 20 december 2011, waarin is bepaald dat [vennootschap 1] aan [eiser] een vergoeding moet betalen, dateert daarmee van ruimschoots na de afsplitsing van de verpakkingsactiviteiten. In dit licht gaat de stelling van [eiser] dat [gedaagde sub 1] ten tijde van het afsplitsen van de verpakkingsactiviteiten van [vennootschap 1] wist of behoorde te weten dat [eiser] daardoor niet zou kunnen worden voldaan, niet op. Op het moment dat de verweten handelingen werden verricht, bestond de betalingsverplichting aan [eiser] immers nog niet.
[eiser] heeft evenmin bestreden dat [bankier] [vennootschap 1] en de groep bedrijven waartoe zij behoorde op 19 april 2011 onder intensief beheer heeft geplaatst zodat zij vanaf dat moment niet meer vrijelijk over haar kredietruimte kon beschikken. [gedaagde sub 1] heeft verder onbetwist betoogd dat [vennootschap 1] vanwege de aangescherpte voorwaarden van [bankier], die dateerden van vóór het conflict met [eiser], niet in staat was om het bedrag van € 116.000,= ineens aan [eiser] te voldoen. [vennootschap 1] heeft [eiser] voorts op 10 januari 2012 aangeboden dat zij dit bedrag in termijnen zou betalen, met welk aanbod [eiser] niet akkoord is gegaan. Deze gang van zaken strookt niet met de stelling van [eiser] dat de verpakkingsactiviteiten zijn afgesplitst, en dat [vennootschap 1] dus bewust is leeggehaald, met het oogmerk om betaling van de vergoeding aan [eiser] te omzeilen.
Bij dit alles komt nog dat [gedaagde sub 1] een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de beslissing om de verpakkingsactiviteiten af te splitsen: in haar streven naar het vinden van een partner of overnamekandidaat bleek de ongelukkige combinatie van twee zeer verschillende disciplines bij [vennootschap 1] een struikelblok te zijn. De beslissing om een partner te vinden en de verpakkingsactiviteiten af te splitsen was dan ook ingegeven door strategische overwegingen en niet om het verhaal door [eiser] te frustreren.
[eiser] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verweten dat gesprekken zijn gevoerd over samenwerking met Mountain Design, terwijl [gedaagde sub 2] wist dat [vennootschap 4] daarover ontstemd zou zijn. De beslissing om met Mountain Design te praten kan op zichzelf evenwel niet worden aangemerkt als onbehoorlijk bestuur, ook al was dit tegen de zin van [vennootschap 4], zoals [eiser] stelt, en werd daarmee de relatie met de belangrijkste klant op het spel gezet. Een bestuurder is immers in beginsel vrij om zijn bestuurstaken in te vullen. Dat een en ander niet goed uitpakt, wat daar ook van zij, maakt nog niet dat aan de bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde sub 2] heeft ter comparitie verklaard dat [vennootschap 4] weliswaar aan hem heeft meegedeeld dat zij niet blij was met de gesprekken tussen [vennootschap 1] en Mountain Design, maar hij heeft ook verklaard dat het contract volgens hem is opgezegd vanwege de fusie van [vennootschap 4] met Jumbo.
Daarbij komt dat [gedaagde sub 2] zich bij een en ander niet had hoeven te laten weerhouden door de overweging dat de vordering van [eiser] daardoor mogelijk onbetaald zou blijven. In dit verband zij verwezen naar de niet door [eiser] betwiste stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat het faillissement mede is veroorzaakt door de door [eiser] gelegde beslagen die tot gevolg hadden dat [bankier] de opdrachten tot betaling van de lonen niet uitvoerde en de kredietovereenkomst heeft opgezegd.