ECLI:NL:RBAMS:2012:BY4097

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/520129-09, 13/520137-09, 13/520128-09, 13/520113-09, 13/710010-10, 13/710009-10, 13/520127-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op onderzoekswensen in meervoudige strafzaak tegen meerdere verdachten

Op 30 oktober 2012 vond een openbare terechtzitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam, waar de meervoudige strafkamer beslissingen nam op de ingediende onderzoekswensen van de raadslieden van de verdachten. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.A. Boheur. De zitting was bedoeld om de op schrift gestelde beslissingen van de rechtbank bekend te maken, na een eerdere schorsing op 19 oktober 2012. De rechtbank heeft in raadkamer beraadslaagd over de onderzoekswensen die door de raadslieden waren ingediend. De voorzitter deelde de beslissingen van de rechtbank mee, waarbij enkele verzoeken tot het horen van getuigen werden afgewezen, omdat deze getuigen niet konden bijdragen aan de verdediging van de verdachten. De rechtbank heeft ook besloten dat het onderzoek voor onbepaalde tijd wordt geschorst en dat de stukken in handen worden gesteld van de rechter-commissaris voor verdere behandeling van de lopende onderzoeken. Daarnaast werden er opdrachten gegeven aan de officier van justitie om reclasseringsrapportages op te laten maken voor enkele verdachten. De voorzitter heeft de oproeping van alle verdachten bevolen voor een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan de raadslieden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/520129-09 ([A])
13/520137-09 ([B])
13/520128-09 ([C])
13/520113-09 ([D])
13/710010-10 ([E])
13/710009-10 ([F])
13/520127-09 ([G])
PROCES-VERBAAL
TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige strafkamer, op 30 oktober 2012.
Tegenwoordig:
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en P. Sloot, rechters
en mr. L. Bertels, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.A. Boheur, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaken tegen de verdachten in de zaken met bovenvermelde parketnummers uitroepen.
Ter terechtzitting is verschenen de verdachte [A]. Voorts zijn ter terechtzitting aanwezig de raadslieden mrs. R. Malewicz, P. Figge, C.R.H. Freeke en B.G. Meijer. Op de terechtzitting van 19 oktober 2012 is aan alle aanwezige verdachten en raadslieden de datum en het tijdstip van deze zitting aangezegd. Daarbij is door de voorzitter meegedeeld dat de zitting van heden slechts zou bestaan uit het mondeling bekendmaken van de op schrift gestelde beslissingen van de rechtbank op de ingediende onderzoekswensen.
Met instemming van de aanwezige raadslieden en de officier van justitie hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 19 oktober 2012.
De rechtbank heeft in raadkamer beraadslaagd naar aanleiding van de onderzoekswensen die zijn gedaan door na te noemen raadslieden in de zaken van deze verdachten, waarbij de raadslieden in de zaken van de overige verdachten zich (gedeeltelijk) hebben aangesloten. De voorzitter deelt de beslissingen van de rechtbank achtereenvolgens mee.
1. Ten aanzien van de door de raadsvrouw mr. P. Figge namens haar cliënt [B] ingediende onderzoekswensen:
1.1. – WIJST AF het verzoek tot het horen van de getuigen [H], [I], [J] en [K]. Ten aanzien van deze getuigen valt redelijkerwijs aan te nemen dat door hen niet te horen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Deze getuigen kunnen immers niet bijdragen tot enige ten aanzien van de ten laste gelegde feiten te nemen beslissing. Bij de rechter-commissaris is overigens reeds een groot aantal marktkooplieden als getuige gehoord, waaronder een marktkoopman die specifiek door de raadsvrouw was verzocht. Het horen van nog eens vier marktkooplieden, die volgens de raadsvrouw kunnen verklaren dat zij nooit geld aan verdachte hebben gegeven, kan bovendien niets afdoen aan de inhoud van de verklaringen van marktkooplieden die grotendeels in andere zin hebben verklaard;
1.2 – WIJST AF het verzoek tot het horen van de getuige [L]. Ten aanzien van deze getuige valt redelijkerwijs aan te nemen dat door hem niet te horen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Deze getuige kan immers niet bijdragen tot enige ten aanzien van de ten laste gelegde feiten te nemen beslissing. Het verzoek tot het horen van deze getuige is ontoereikend gemotiveerd en staat voorts in een te ver verwijderd verband met de ten laste gelegde feiten;
2. Ten aanzien van de door de raadsvrouw mr. W.A. Monster namens haar cliënt [A] ingediende onderzoekswensen:
2.1 – WIJST AF het verzoek tot het horen van de anonieme getuige, schrijver van de tweede anonieme brief, nu van deze getuige geen personalia of adresgegevens bekend zijn, zodat het onaannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Overeenkomstig het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw en het standpunt daarop van de officier van justitie, zal de rechtbank de officier van justitie opdragen een nader onderzoek in te (laten) stellen naar de vraag of naar aanleiding van deze brief contact is gezocht en tot stand gekomen met de anonieme schrijver, en zo ja, van welke aard dit contact is geweest;
2.2 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van de persoonsdossiers van de gehoorde marktkooplieden. De marktkooplieden waarvan de verdediging stelt dat deze mogelijk uit rancune belastend over verdachte hebben verklaard omdat hij hen zou hebben berispt wegens het niet naleven van diverse marktregels, zijn reeds gehoord bij de rechter-commissaris. Tijdens die getuigenverhoren is deze kwestie al aan bod gekomen en is de verdediging aldus in de gelegenheid gesteld de betrouwbaarheid van deze getuigen mede op dit punt te toetsen. Voorts beschikt de verdediging naar eigen zeggen al over de nodige relevante stukken met betrekking tot de naleving van voornoemde regels door de betreffende marktkooplieden, zodat toevoeging van de persoonsdossiers ook om die reden geen redelijk verdedigingsbelang dient en ook overigens niet relevant is voor enige rechtens te nemen beslissing;
2.3 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van een overzicht van de bezettingsgraden van de Waterloopleinmarkt en de Nieuwmarkt. Er bestaat geen relevante relatie tussen de ten laste gelegde feiten en deze gegevens, zodat toevoeging van deze stukken aan het dossier geen redelijk verdedigingsbelang dient en niet van betekenis is voor enige rechtens te nemen beslissing. Een onvolledige marktbezetting sluit eventuele malversaties op de markten niet uit, te meer niet nu ook de grootte en de locatie van de standplaatsen op de betreffende markten van belang waren;
2.4 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van de informatiesets. De verdediging heeft voldoende gelegenheid gehad de betreffende verbalisanten te horen omtrent de aard en inhoud van deze sets, terwijl ook overigens niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de verstrekking van dit interne informatiemateriaal zouden kunnen eisen. De rechtbank acht het in dit verband afdoende dat een nader proces-verbaal wordt opgemaakt waarin wordt beschreven wat het type en de aard van de foto’s was die mogelijk bij deze sets waren gevoegd. De rechtbank zal aan de officier van justitie opdragen een dergelijk aanvullend proces-verbaal te laten opmaken. Voor het overige is het verzoek ontoereikend gemotiveerd en dient toewijzing hiervan geen redelijk verdedigingsbelang;
2.5 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van de observatiejournaals. Op grond van de ter zake doende processen-verbaal en de hierop betrekking hebbende verklaringen van de observanten bij de rechter-commissaris, bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de observatiejournaals niet deugdelijk en naar waarheid zouden zijn opgemaakt en dat deze journaals om die reden niet als basis voor de later opgemaakte processen-verbaal zouden hebben kunnen dienen. Voorts is van belang dat de dienstdoende observanten hierover reeds uitgebreid zijn gehoord en dat een aantal van hen hierover nog zal kunnen worden gehoord;
2.6 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van een ongeanonimiseerde versie van de anonieme melding die is gedaan bij Bureau Integriteit van de Gemeente Amsterdam. Een dergelijk schriftelijk stuk heeft naar zijn aard uitsluitend de waarde van startinformatie voor het onderzoeksteam, vergelijkbaar met een CIE-melding, echter kan als zodanig niet dienen als bewijsmiddel ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Aldus dient het verstrekken van een ongeanonimiseerde versie van deze melding geen redelijk verdedigingsbelang en prevaleert in dit geval het privacybelang van de anonieme melder. Het subsidiair gedane verzoek tot het horen van alle personen waarvan in het rapport de namen zijn weggestreept, wordt om redenen van dezelfde aard eveneens afgewezen;
2.7 – WIJST AF het verzoek tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal waarin zou moeten worden verduidelijkt wie de marktkooplieden waren die geld zouden hebben gegeven aan de marktmeesters. Het laten opmaken van een dergelijk proces-verbaal is thans feitelijk onmogelijk, waarbij de rechtbank verwijst naar de reactie van de officier van justitie op dit punt. Daarenboven geldt dat diverse marktkooplieden bij de rechter-commissaris reeds hieromtrent zijn gehoord of nog zullen worden gehoord;
2.8 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van informatie omtrent eventuele vervolgingsbeslissingen die al dan niet zijn genomen ten aanzien van marktmeesters van andere markten in Amsterdam. Gelet op het opportuniteitsbeginsel is dergelijke informatie in het geheel niet van belang voor het oordeel over de rechtmatigheid van de vervolging van deze verdachten in onderhavige strafzaken;
2.9 – WIJST AF het verzoek tot het verstrekken van oproepen in kranten en op internet naar aanleiding van de arrestatie van verdachte en zijn medeverdachten, voor zover deze oproepen al niet zijn verstrekt door het Openbaar Ministerie, nu toewijzing van dit verzoek geen redelijk verdedigingsbelang dient;
3. Ten aanzien van de door de raadsvrouw mr. C.R.H. Freeke namens haar cliënt [G] ingediende onderzoekswensen:
3.1 – WIJST AF het verzoek tot het horen van de getuigen X25, X75, [M], [N], [O], [P] en [Q]. Een zestal verbalisanten is of zal nog worden gehoord bij de rechter-commissaris over hun werkwijze en hetgeen zij tijdens hun observaties hebben waargenomen. Onvoldoende onderbouwd is waarom het horen van voornoemde verbalisanten van belang is voor enige rechtens te nemen beslissing. De rechtbank benadrukt daarbij dat de inhoudelijke waardering van de processen-verbaal en de observaties voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten, eerst bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aan de orde komt en dat de zittingsrechter zich pas dan hierover een oordeel dient te vormen;
3.2 – WIJST AF het verzoek tot het benoemen van een door de raadsvrouw voorgestelde getuige-deskundige, welk verzoek niet genoegzaam is onderbouwd. De rechtbank zal evenwel de rechter-commissaris verzoeken een NIFP-consult ten aanzien van verdachte aan te vragen, met als onderzoeksvraag of het van strafrechtelijk belang is dat verdachte (neuro)psychologisch wordt onderzocht. Indien zulks het geval blijkt, dient een door de rechter-commissaris aan te wijzen NIFP-deskundige te worden aangesteld voor het opmaken van een rapportage over verdachte;
4. Ten aanzien van de door de raadsvrouw mr. E. Julius namens haar cliënt [F] ingediende onderzoekswensen:
4.1 – WIJST TOE de getuige [R], wonende op het adres [adres], [postcode] te [plaats], maar alleen voor zover het niet mogelijk blijkt de eerder door de rechter-commissaris toegewezen getuige [S] te doen horen. Slechts in dat geval kan de getuige [R] in de plaats van [S] worden gehoord;
5. Het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd;
6. De stukken worden in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, uitsluitend ter voltooiing van de door haar reeds ingestelde en/of nog lopende onderzoeken, alsmede ter uitvoering van de door de rechtbank onder 3.2 en 4.1 deels toegewezen onderzoekswensen;
7. Aan de officier van justitie wordt opgedragen de onderzoeken in te (laten) stellen die nodig zijn ter realisatie van de onder 2.1 en 2.4 deels toegewezen onderzoekswensen van de verdediging;
8. Aan de officier van justitie wordt opgedragen ten aanzien van de verdachten [A], [B], [C], [F] en [G] reclasseringsrapportages te laten opmaken.
De voorzitter beveelt de oproeping van alle verdachten in de zaken met voormelde parketnummers tegen nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadslieden van deze verdachten.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.