ECLI:NL:RBAMS:2012:BY3269
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering van een Nederlander op basis van de Overleveringswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Advocaat-generaal van het Hof van beroep Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, een Nederlander, was geboren op de Nederlandse Antillen en had een vrijheidsstraf van 40 maanden opgelegd gekregen, waarvan nog 1106 dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de overlevering op grond van artikel 6, tweede lid van de Overleveringswet (OLW) niet toegestaan is. Dit artikel verbiedt de overlevering van een Nederlander voor de executie van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf, tenzij het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft om rechtsmiddelen aan te wenden.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij in 2008 op de hoogte was gesteld van het arrest dat aan de overlevering ten grondslag lag. De rechtbank concludeert dat de overlevering niet kan plaatsvinden, omdat de opgeëiste persoon niet in staat is om tegen het vonnis in verzet te komen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering dan ook afgewezen, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen uit de Overleveringswet. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is uitgesproken in het openbaar.