ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2819

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
511679 - HA ZA 12-256
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op fabrieksgarantie en verkoopgarantie bij defecte auto afgewezen

In deze zaak vorderde eiser, een taxichauffeur, dat gedaagde, een autobedrijf, defecte onderdelen van zijn auto zou vervangen op basis van fabrieksgarantie en verkoopgarantie. Eiser had in 2007 een Hyundai Santa Fe gekocht en ondervond verschillende problemen met de auto, waaronder een defecte turbo en roetfilter. Eiser stelde dat hij recht had op garantie, omdat de problemen zich voordeden voordat de auto 100.000 km had gereden. Gedaagde betwistte echter dat de klachten binnen de garantieperiode waren gemeld en stelde dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig melden van problemen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon bewijzen dat de problemen onder de fabrieksgarantie vielen, omdat de klachten pas na de garantieperiode waren ontstaan. Ook het beroep op de verkoopgarantie werd afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat deze garantie door gedaagde was voortgezet. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet tekort was geschoten in zijn verplichtingen en wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 2.947,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 511679 / HA ZA 12-256
Vonnis van 29 augustus 2012
in de zaak van
[EISER],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. M.K. Rack te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEDAAGDE] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T. IJsenbrandt te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 februari 2012, met producties
- de conclusie van antwoord, met producties
- het vonnis van 2 mei 2012, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- het proces-verbaal van comparitie van 21 juni 2012, met de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam eiser], werkt als taxichauffeur. [gedaagde] exploiteert een autobedrijf dat zich onder meer bezighoudt met de verkoop van nieuwe auto’s van het merk Hyundai.
2.2. Op 20 december 2007 heeft [eiser] een auto gekocht van [gedaagde], type Hyundai Santa Fe (hierna: de auto), welke op 8 maart 2008 is geregistreerd bij de RDW onder kenteken nummer [kenteken] en aan [eiser] is geleverd. [eiser] heeft het grootste deel van de koopprijs van EUR 48.463,94 voldaan door middel van een financieringsovereenkomst met IDM Finance B.V. Op de koopovereenkomst is zowel het vakje achter welk “fabrieksgarantie” gedrukt staat aangevinkt als een leeg vakje, achter welk met pen is geschreven “3 jaar km’s onbeperkt, alle beurten bij ons!”.
2.3. Begin 2009 is [eiser] enkele malen stil komen te staan met de auto. Omdat een oorzaak niet werd gevonden, heeft [gedaagde] onder de garantie de dynamo en de v-snaar vervangen, zoals blijkt uit de factuur van 2 juni 2009. Ook zijn bij die reparatie de motorolie en het oliefilter vervangen.
2.4. Korte tijd later heeft [eiser] tijdens het vervoeren van een klant, na lawaai van onder de motorkap, een noodstop moeten maken, waarna hij heeft geconstateerd dat de dynamo is los geschoten van de bout. [eiser] is vervolgens naar [gedaagde] gegaan om zijn beklag te doen, waarbij de situatie uit de hand is gelopen en [eiser] door de politie is verwijderd. Na dit voorval weigerde [gedaagde] [eiser] nog langer te woord te staan of te helpen. Op aanraden en advies van Greenib Car B.V. (de importeur van de auto) is [eiser] met zijn auto naar een andere Hyundai-dealer gegaan, [autobedrijf A] B.V. (hierna: [A]). [A] heeft, onder de garantie, de dynamo vastgezet.
2.5. [A] heeft op 25 september 2009 de 75.000 km beurt uitgevoerd, waarbij onder meer de motorolie en het oliefilter zijn vervangen. Op 16 december 2009 heeft [A] onder de garantie de intercooler vervangen. Op de werkplaatsfactuur staat “Lekt olie bovenzijde motor”. Op 29 december 2009 heeft [A] de 90.000 km beurt uitgevoerd, waarbij wederom de motorolie en het oliefilter zijn vervangen. Op 6 april 2010 heeft [A] de 135.000 km beurt uitgevoerd, waarbij wederom de motorolie en het oliefilter zijn vervangen. Bij een volgend bezoek heeft [A] het motorstoringslampje uitgelezen, maar is geen oorzaak gevonden. Op 29 juni 2010 heeft [A] wederom de 135.000 km beurt uitgevoerd, waarbij de motorolie en het oliefilter zijn vervangen. Hierbij is ook het motorstoringslampje uitgelezen; op de werkplaatsfactuur staat met de hand geschreven “motorstoring lampje /sensors defect”. Op 30 juni 2010 heeft [A] onder de garantie het stuurwiel vervangen. Op de werkplaatsfactuur van die reparatie staat “stuurwiel vervangen /garantie iom greenib zie mail”. Op 15 september 2010 zijn bij een andere Hyundai dealer, [autobedrijf B] B.V., onder meer de motorolie en het oliefilter vervangen. Op 29 oktober 2010 heeft [A] onder de garantie een reparatie uitgevoerd. Op de werkplaatsfactuur van die reparatie staat onder meer “egr (pakkingen) vervangen”; “check lamp brandt” en “klant klaagt nu ook over stank in auto”. Op 29 november 2010 heeft [A] de motorolie en het oliefilter vervangen.
2.6. Per brief van 2 september 2010 heeft de toenmalige raadsman van [eiser], mr. R. Braat, aan [eiser] verslag gedaan van zijn besprekingen met de heer [gedaagde]. Braat schrijft daarin onder meer:
“Gisteren heb ik contact gehad met [gedaagde]. [gedaagde] gaf aan u nooit meer te willen zien maar destijds wel via de importeur geregeld te hebben dat u gewoon 3 jaar garantie heeft, ongeacht de kilometerstand. Dit is bij de importeur bekend. Omdat die garantie overal kan worden ingeroepen is mijn advies naar een andere dealer te gaan dan [gedaagde] of [A] en daar uw klachten aan te geven. (…)”
2.7. Per brief van 17 december 2010 heeft mr. Braat [A] in gebreke gesteld, onder opsomming van alle klachten van de auto, waaronder het roken van de auto en het brandende waarschuwingslampje.
2.8. Op 31 januari 2011 zou de auto groot onderhoud ondergaan bij [autobedrijf C] B.V. te Heemstede, eveneens een Hyundai-dealer (hierna: [C]). Onderweg is de uitlaat roodgloeiend geworden en is de rookontwikkeling uit de auto erger geworden. Het waarschuwingslampje is permanent gaan branden. [C] heeft geprobeerd de storing uit te lezen en heeft geconcludeerd dat de katalysator verstopt zit. Volgens [C] diende een noodreparatie uitgevoerd te worden. Toen [eiser] de auto na de noodreparatie startte begon de auto flink te roken en het olielampje begon te branden. Na controle door [C] bleek dat er geen olie meer in de motor zat. De olie werd bijgevuld, maar liep er, met wederom een flinke rookontwikkeling, meteen weer uit via de uitlaat. [eiser] moest de auto laten staan.
2.9. Op 23 februari 2011 heeft TES B.V. een expertise rapport uitgebracht, gebaseerd op onderzoek van de auto dat zij op 4 en 10 februari 2011 heeft uitgevoerd in opdracht van de importeur. De eindconclusie van TES luidt dat de uitlaatgas turbo van de auto defect is en dat dit op basis van de huidige kilometerstand wordt beoordeeld als normale slijtage. Volgens TES heeft het defect aan de turbo geen relatie tot enige eerder uitgevoerde reparatie en is er geen gevolgschade aan de motor ontstaan. De schade aan het roetfilter en aldaar gemonteerde sensoren is volgens TES ontstaan door nalatigheid. Wanneer de auto in een eerder stadium ter reparatie was aangeboden naar aanleiding van het brandend motorstoringslampje, had de schade zich beperkt tot het vervangen van de turbo.
2.10. Bij brief van 20 mei 2011 heeft de importeur aan [eiser] laten weten dat zij op de hoogte is geraakt van intimidaties en bedreigingen van haar medewerkers door [eiser], en dat haar medewerkers hem daarom niet langer te woord mogen staan. Ook neemt de importeur haar voorstel om tegen betaling van slechts 50% van de reparatiekosten het defect aan de auto te herstellen terug.
2.11. Ook Turbo Reparatie Amersfoort heeft een expertise rapport uitgebracht, gebaseerd op onderzoek van de auto dat zij op 3 juni 2011 heeft uitgevoerd in opdracht van [eiser]. De eindconclusie van Turbo Reparatie Amersfoort luidt dat het oliesysteem vervuild en verstopt is en dat de kool- en roetaanslag in het uitlaatgashuis erop wijzen dat de motor geen juiste verbranding heeft. Hierdoor raken de turbo en motor erg snel vervuild. Turbo Reparatie Amersfoort adviseert om alvorens een andere turbo te monteren de motor goed te reinigen en de verbranding van de motor goed te controleren op mankementen.
2.12. Ten slotte heeft Turbo’s Hoet een expertise rapport uitgebracht, gebaseerd op onderzoek van de auto dat zij op 15 juli 2011 heeft uitgevoerd in opdracht van [eiser]. De eindconclusie van Turbo’s Hoet luidt dat er onvoldoende oliesmering is, mogelijk ontstaan door een vervuiling of verstopping in de olieaanvoerleiding van de turbo. Als gevolg van het tekort aan smering en verkoeling zijn de turbine as en de lagerdelen ingesleten en sterk verkleurd en zit het lagerhuis vol met kool.
2.13. Op 1 mei 2011 heeft [eiser] een vervangende auto aangeschaft.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1. primair dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen twee weken na dit vonnis de defecte onderdelen van de auto te (doen) vervangen, in het bijzonder maar niet uitsluitend de turbo en het roetfilter, door goed functionerende onderdelen en gedurende die periode van herstel een gelijkwaardig voertuig ter beschikking te stellen. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,-- per dag althans een door de rechtbank vast te stellen dwangsom;
3.1.2. subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen twee weken na dit vonnis de defecte onderdelen van de auto naar behoren te (doen) repareren, in het bijzonder maar niet uitsluitend de turbo en het roetfilter, en gedurende die periode van herstel een gelijkwaardig voertuig ter beschikking te stellen. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,-- per dag althans een door de rechtbank vast te stellen dwangsom;
3.1.3. dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot algehele voldoening van de schade die [eiser] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het niet-nakomen door [gedaagde] van zijn verplichtingen jegens [eiser], begroot op EUR 31.765,--, althans een bedrag aan schadevergoeding te bepalen door de rechtbank;
3.1.4. dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij wettelijke rente zal zijn verschuldigd.
3.2. [eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Hij beroept zich allereerst op de standaard fabrieksgarantie tot 100.000 km, omdat de periode van klaarblijkelijk onoplosbare problemen met de auto al voor het bereiken van die kilometerstand zijn begonnen. Ook beroept hij zich op de verkoopgarantie van drie jaar ongeacht de kilometerstand, welke [gedaagde] aan [eiser] heeft gegeven. [eiser] stelt dat [gedaagde], toen zij [eiser] niet meer wilde helpen, met de importeur geregeld heeft dat deze garantie bleef gelden en dat [eiser] deze garantie bij elke Hyundai dealer zou kunnen inroepen. [eiser] beroept zich ook op non-conformiteit; de auto heeft relatief snel na aanschaf een groot aantal ernstige motorische klachten in korte tijd vertoond. Ten slotte beroept [eiser] zich op wanprestatie van [gedaagde], die heeft geweigerd zorg te dragen voor deugdelijk onderhoud. Hierdoor was [eiser] genoodzaakt naar [A] te gaan, waar storingen en problemen niet adequaat en tijdig zijn opgelost ten gevolge waarvan de auto kapot is gegaan. De schade bestaat volgens [eiser] uit het verlies aan inkomsten over heel 2011 dan wel het verlies aan inkomsten gedurende de 4 maanden dat hij geen auto tot zijn beschikking had alsmede de financieringskosten van zijn vervangende auto die hij genoodzaakt was aan te schaffen. Voor zover [gedaagde] een beroep wil doen op eigen schuld, te weten doorrijden met een brandend motorstoringslampje, wijst [eiser] erop dat hij voortdurend aan de bel heeft getrokken, niet alleen bij [gedaagde] en [A], maar ook bij [C] en de importeur. En de auto is hem even zo vaak weer meegegeven met een brandend motorstoringslampje, terwijl dit gerepareerd zou zijn.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] betreffen de huidige problemen van de auto de turbo, welke begonnen met een motorische storing in oktober 2010, en zijn alle eerdere klachten van [eiser] steeds verholpen. [gedaagde] betwist dat de klachten aan de turbo reeds binnen de garantieperiode zijn gemeld of zouden zijn gebleken uit een brandend motorstoringslampje. Bij de motorische storing in oktober 2010 stond de teller van de auto reeds op meer dan 163.000 kilometer. [gedaagde] betwist ook dat zij met de importeur heeft geregeld dat de onbeperkte garantie van drie jaar zou worden overgenomen door andere Hyundai dealers. Volgens [gedaagde] was de importeur niet eens op de hoogte van deze garantie. [gedaagde] voert tevens aan dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder zij voor een periode van drie jaar garantie heeft verleend. Reeds gedurende de tijd dat de auto nog bij [gedaagde] in onderhoud was, is het volledig onderhoud al niet volgens het fabrieksschema uitgevoerd. Dat [gedaagde] [eiser] op een gegeven moment niet meer wilde helpen is volgens [gedaagde] te wijten aan [eiser] zelf, die medewerkers van [gedaagde] dusdanig heeft bedreigd dat hij door de politie moest worden verwijderd. Ook is [eiser] blijven rijden met een brandend motorstoringslampje, toen [gedaagde] en de andere Hyundai dealers zich op het standpunt stelden dat zij geen kosteloze reparatie meer wilden uitvoeren.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn het erover eens dat de turbo van de auto defect is, hetgeen mede schade aan het roetfilter van de auto heeft veroorzaakt, en dat de auto als gevolg hiervan thans ongeschikt is om mee te rijden. Partijen twisten erover of er nog meer aan de hand is met de auto. Uit twee van de drie overgelegde expertise rapporten volgt dat ook het oliesysteem van de auto vervuild en verstopt is. [eiser] vordert vervanging dan wel herstel van alle defecte onderdelen van de auto, waaronder de turbo en het roetfilter.
4.2. De vraag die allereerst beantwoord moet worden is op welke garantie [eiser] zich jegens [gedaagde] kan beroepen. De fabrieksgarantie is beperkt tot een kilometerstand van 100.000 en de verkoopgarantie luidt zoals weergegeven onder 2.2 van dit vonnis.
4.3. [eiser] heeft werkplaatsfacturen van [gedaagde] en [A] overgelegd, ter onderbouwing van zijn stelling dat de huidige problemen van de auto vallen onder de fabrieksgarantie omdat deze problemen zich openbaarden voordat de auto 100.000 km op de teller had staan en eigenlijk nooit zijn opgelost. De werkplaatsfacturen van [gedaagde] dateren van 15 oktober 2008, bij een kilometerstand van de auto van 30.562, tot 2 juni 2009, bij een kilometerstand van 64.948. De werkplaatsfacturen van [A] dateren van 25 september 2009, bij een kilometerstand van de auto van 81.768, tot 29 november 2010, bij een kilometerstand van 168.670. Met het oog op het beroep van [eiser] op de fabrieksgarantie dient gekeken te worden naar de facturen uit de periode tot de kilometerstand op 100.000 kwam. Uit die werkplaatsfacturen blijkt dat [gedaagde] de dynamo en de v-snaar onder garantie heeft vervangen en een 45.000 km beurt heeft uitgevoerd. [A] heeft in die periode twee periodieke beurten verricht en in rekening gebracht en heeft onder garantie de accu en de intercooler vervangen, alsmede de pookknop, een gasveer van de achterklep en het stuurwiel. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, ziet de rechtbank hierin geen bewijs dat het probleem met de turbo hiermee bij [A], laat staan bij [gedaagde], bekend moet zijn geweest, noch dat deze reparaties hebben geresulteerd in het probleem met de turbo. Het enkele feit dat motorolie en filter zijn vervangen bij de 45.000 km beurt en vervolgens weer bij de 75.000 km beurt, de 90.000 km beurt en bij de 135.000 km beurt levert hiervan geen bewijs. Ook de vermelding “Lekt olie bovenzijde motor” is hiertoe onvoldoende, nu deze melding kennelijk heeft geleid tot het vervangen van de intercooler en er geen blijk is van verdere olielekkage nadien. Het beroep op de fabrieksgarantie die geldt tot een kilometerstand van 100.000 kilometer slaagt derhalve niet.
4.4. Met betrekking tot de verkoopgarantie van drie jaar stelt [eiser], nu hij [gedaagde] aanspreekt, zich kennelijk op het standpunt dat hij deze verkoopgarantie bij [gedaagde] kon blijven inroepen, ongeacht het feit dat hij vanaf september 2009 niet langer reparaties of onderhoudsbeurten bij [gedaagde] liet doen. Omdat dit een afwijking is van hetgeen partijen in de koopovereenkomst hebben afgesproken, dient [eiser], gezien de betwisting hiervan door [gedaagde], te stellen en te bewijzen dat hij dit met [gedaagde] is overeengekomen.
4.5. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling een drietal brieven overgelegd van zijn toenmalige raadsman, mr. R. Braat, aan [eiser] zelf, waarin mr. Braat verslag doet van zijn besprekingen met de heer [gedaagde]. De meest relevante brief is de onder 2.6. van dit vonnis genoemde brief, waarin mr. Braat [eiser] informeert dat [gedaagde] hem niet meer wil zien, maar dat [gedaagde] wel met de importeur heeft gesproken over het niet laten vervallen van de garantie. De rechtbank leest hierin echter niet dat [eiser] [gedaagde] kon blijven aanspreken onder de verkoopgarantie. Uitgaande van hetgeen mr. Braat heeft geschreven, wilde [gedaagde] [eiser] juist niet meer zien, hetgeen aannemelijk maakt dat [gedaagde] zelf de verkoopgarantie niet heeft gecontinueerd. Hieruit volgt dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] en [eiser] zijn overeengekomen om de verkoopgarantie te continueren ondanks dat niet langer werd voldaan aan de voorwaarde dat alle beurten bij [gedaagde] zouden worden gedaan. Als er al een afspraak zou zijn gemaakt met de importeur over continuering van de verkoopgarantie - hetgeen wel lijkt te volgen uit het feit dat [A] ook na een kilometerstand van 100.000 nog kosteloos reparaties verrichtte - dan moet niet [gedaagde] maar de importeur worden aangesproken.
4.6. Het bewijsaanbod van [eiser] door middel van het laten horen van de heren [D], [E] en [eiser] zelf wordt als niet terzake doende gepasseerd, nu de daarmee ter bewijs aangeboden feiten, gezien bovenstaande overweging, niet tot de beslissing van de zaak kunnen leiden.
4.7. Het beroep van [eiser] op wanprestatie aan de zijde van [gedaagde], stellende dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn verplichting om de auto van [eiser] te onderhouden, gaat ook niet op. Ten eerste geldt dat een verplichting voor [gedaagde] tot het leveren van onderhoud slechts zou kunnen worden gelezen in de garantievoorwaarde dat [eiser] alle onderhoudsbeurten bij [gedaagde] moest laten doen. [gedaagde] heeft echter onbetwist aangevoerd dat [eiser] zich zodanig heeft gedragen dat hij door de politie uit de garage van [gedaagde] is verwijderd en [gedaagde] hem niet verder heeft willen helpen en terug heeft verwezen naar de importeur. Naar het oordeel van de rechtbank is het aldus eerder [eiser] zelf geweest die is tekortgeschoten in enige verplichting dan [gedaagde], door zelf geen medewerking te verlenen hetgeen krachtens de redelijkheid en billijkheid wel was vereist.
4.8. Met betrekking tot de stelling van [eiser] dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt wordt overwogen dat het gaat om gebreken (turbo, roetfilter en oliesysteem) die pas geruime tijd na levering zijn ontstaan. Niet in geschil is dat de auto op het moment van aflevering de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik nodig zijn. Daarom gaat het in dit geval om de vraag of [eiser] mocht verwachten dat de door hem genoemde gebreken gedurende een bepaalde tijd na de koop zouden uitblijven. Daarbij gaat het niet (alleen) om wat [eiser] daadwerkelijk heeft verwacht, maar om wat hij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, heeft mogen verwachten. Als relevante omstandigheid wordt meegenomen dat van de auto als taxi een intensief gebruik werd gemaakt. [eiser] heeft bij dagvaarding de volgende gebreken genoemd: het voertuig rookt en er komen uitlaatgassen in de auto, er brandt continue een waarschuwingslampje, er zijn problemen met de brandstofpomp, het stuur en de lederen bekleding geven af, de slede van het Pioneer-navigatiesysteem hapert, het motorblok maakt vreemde geluiden en daarnaast vertoont de auto kleinere problemen zoals het defect zijn van de ledjes in de spiegels, het kraken van de portieren en de armleuningen en het loslaten van de lak van de spiegels. De rechtbank begrijpt dat [eiser] vindt dat deze gebreken gezien hun veelheid en in hun onderlinge samenhang beschouwd maken dat de auto als non-conform heeft te gelden. De rechtbank maakt uit de opsomming van [eiser] echter op dat overwegend sprake is van slijtageklachten die gezien het intensieve gebruik van de auto als taxi, hebben kunnen optreden, maar die niet maken dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. De vordering is derhalve ook op grond van artikel 7:17 BW niet toewijsbaar.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 1.789,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.947,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.947,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.?