ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2657
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon wegens verduistering van een mobiele telefoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon, die was veroordeeld voor verduistering van een mobiele telefoon. De opgeëiste persoon had de telefoon gevonden en ervoor gekozen deze niet terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, wat leidde tot een veroordeling op basis van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzettelijke en wederrechtelijke toe-eigening, en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden, maar hiervan geen gebruik had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet aan de orde was, en dat de informatie in het Europees aanhoudingsbevel (EAB) voldoende was om de overlevering toe te staan. De verdediging had betoogd dat het feit een bagatelfeit betrof, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de overlevering. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf van één jaar kon ondergaan in Polen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de griffier niet in staat was de uitspraak mede te ondertekenen.