ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2655
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een Poolse burger ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2012 uitspraak gedaan over de overlevering van een Poolse burger, die in Nederland gedetineerd is, aan de Poolse autoriteiten. De overlevering werd verzocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Judge of the District Court in Sieradz, Polen, op 22 mei 2012. De opgeëiste persoon was in Polen veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar voor oplichting, waarbij hij valse gegevens had verstrekt om een lening te verkrijgen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 11 september 2012, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon onvoldoende bewijs had geleverd dat hij onder het bereik van artikel 6, vijfde lid, van de Overleveringswet (OLW) viel. Dit artikel betreft de rechtsmacht en de vraag of de opgeëiste persoon als vreemdeling kan worden beschouwd. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon, als EU-burger, niet gelijkgesteld kan worden met een niet-EU-burger en dat de eis van rechtsmacht een vorm van verboden discriminatie inhoudt. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de opgeëiste persoon niet had aangetoond dat hij onder de bescherming van artikel 6 OLW viel.
De rechtbank stelde vast dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar waren en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank besloot daarom de overlevering toe te staan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en de griffier was aanwezig. De rechtbank concludeerde dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.