ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 12-148
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met betrokkenheid van jeugdzorg en rechtbank Alkmaar

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die belast zijn met de behandeling van zijn strafzaak. Het verzoek is gedaan op 26 april 2012, waarbij verzoeker zich beroept op de schijn van partijdigheid. Hij stelt dat hij onterecht is gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, terwijl zijn zaak was overgedragen aan de rechtbank Haarlem. Verzoeker is van mening dat de rechters, die hij heeft gewraakt, een verlengstuk zijn van de rechtbank Alkmaar en dat zij niet onpartijdig kunnen oordelen, gezien de aard van de ten laste gelegde feiten die ook betrekking hebben op personen van de rechtbank Alkmaar.

De rechters hebben in hun verweer aangegeven dat zij geen enkele relatie hebben met de rechtbank Alkmaar en dat zij niet eerder betrokken zijn geweest bij de zaak van verzoeker. Zij hebben betoogd dat de vrees voor partijdigheid van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd is. Het openbaar ministerie heeft eveneens gesteld dat er geen sprake is van vooringenomenheid en dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de rechters zorgvuldig gewogen. Het enkele feit dat verzoeker is gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, zittinghoudende te Amsterdam, is niet voldoende om te concluderen dat de rechters vooringenomen zijn. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief kunnen rechtvaardigen. Daarom is het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is genomen op 2 mei 2012, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen grond is voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker vooringenomen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
wrakingskamer
Beschikking op het op 26 april 2011 ter zitting mondeling gedane en onder rekestnummer HA RK 12-148 ingeschreven verzoek van:
[ ],
wonende te [ ],
gedetineerd in het Huis van Bewaring [ ] te [ ],
verzoeker,
raadsvrouw: mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw Vennep,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], mr. [ ] en mr. [ ], leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker, hierna de rechters.
Verloop van de procedure
Het verzoek is gedaan ter zitting van 26 april 2012. Nadat het verzoek was gedaan heeft mr. [ ] na beraad in de wraking berust.
De twee andere rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten (hierna: de rechters).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- een verkort proces-verbaal van de zitting van 26 april 2012;
- een brief van 24 april 2012 van de raadsvrouw van verzoeker aan
[ ];
- door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal verhoor van verdachte inbewaringstelling d.d. 5 april 2012,
- een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2011.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 26 april 2012, waar de rechtbank de raadsvrouw van verzoeker, verzoeker, de rechters en de officier van justitie
mr. [ ] heeft gehoord. Verzoeker heeft het woord gevoerd en een aantal stukken overgelegd. De raadsvrouw heeft het verzoek nader toegelicht aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota. De rechters hebben het verzoek bestreden. De officier van justitie heeft het standpunt van het openbaar ministerie toegelicht.
Over en weer is in tweede termijn nog gereageerd, waarna de behandeling is geslo-ten. De uitspraak is nader bepaald op woensdag 2 mei 2012.
1. De feiten
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoeker wordt, kort gezegd, onder meer verdacht van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans van zware mishandeling van medewerkers van Bureau Jeugdzorg, van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een rechter van de rechtbank Alkmaar en het opzettelijk aanranden van de eer en of goede name van Bureau Jeugdzorg, de rechtbank Alkmaar, de Raad voor de Kinderbescherming, de regiopolitie Noord-Holland Noord, een gezinshuis en een familie.
b) De zaak is door de rechtbank Alkmaar overgedragen aan de rechtbank Haarlem, kort gezegd, omdat bij een deel van de ten laste gelegde feiten personeel van de rechtbank Alkmaar betrokken is.
c) Bij beschikking van 4 november 2011 heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Haarlem het ten laste van verzoeker gegeven bevel van bewaring geschorst.
d) Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2011 is het door de officier van justitie tegen de schorsing van de bewaring ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
e) Bij beschikking van 5 maart 2012 heeft de rechtbank Haarlem, zittinghoudende te Amsterdam, de gevangenhouding van verzoeker bevolen.
f) Bij beschikking van 4 april 2012 heeft het Gerechtshof Amsterdam het door verzoeker ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 5 maart 2012 afgewezen, met dien verstande dat het bevel tot gevangenhouding is verleend voor de duur van 60 dagen. De gevangenhouding expireert op 6 mei 2012.
g) Verzoeker is vervolgens gedagvaard te verschijnen voor de meervoudige kamer van de rechtbank Alkmaar, zittinghoudende te Amsterdam.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - zakelijk weergegeven - gronden. Verzoeker acht het onbegrijpelijk dat hij gezien de voorgeschiedenis in zijn zaak, is gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank Alkmaar, zittinghoudende te Amsterdam. De zaak was door de rechtbank Alkmaar immers overgedragen aan de rechtbank Haarlem. Dit vanwege de schijn van partijdigheid omdat de aan verzoeker ten laste gelegde feiten deels personen van de rechtbank Alkmaar betreffen. Verzoeker ziet de rechters die hij heeft gewraakt als verlengstuk van de rechtbank Alkmaar. Verzoeker wenst evenmin dat rechters die kinderrechter zijn geweest zijn zaak behandelen. Een aantal van de feiten die hem te laste worden gelegd, heeft immers betrekking op problemen met jeugdzorg en een kinderrechter.
3. Het standpunt van de rechters
De rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Daartoe hebben zij, kort gezegd, aangevoerd dat zij vóór de behandeling op 26 april 2012 niet bij enige zaak van verzoeker betrokken zijn geweest. Ook heb-ben zij geen relatie met de rechtbank Alkmaar, anders dan dat zij op grond van de wet tevens uit hoofde van hun aanstelling van rechtswege zijn aangesteld als rechter-plaatsvervanger bij alle overige rechtbanken. De rechters zien geen verband tussen de eventuele onbevoegdheid van de rechtbank als zodanig en de onpartijdigheid van de rechter als persoon, nog daargelaten dat over de bevoegdheid van deze rechtbank nog geen beslissing is genomen.
4. Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van (een objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid van de rechters. De rechters worden uit hoofde van hun aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. De bezwaren van verzoeker richten zich op de bevoegdheid van de rechtbank, dan wel op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Tegen de rechters zijn geen specifieke gronden aangevoerd die getuigen van enige partijdigheid. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen, aldus het openbaar ministerie.
5. De beoordeling van het verzoek
4.1 Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3 De wrakingskamer acht het voorstelbaar dat verzoeker zich op het verkeerde been gezet voelt doordat hij, gelet op hetgeen hij daaromtrent naar voren heeft gebracht, is gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, zittinghoudende te Amsterdam. Dit enkele feit levert echter geen grond op voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker vooringenomen zouden zijn, althans de schijn hebben gewekt niet onpartijdig te zijn. De rechters hebben ter zitting medegedeeld geen relatie met de rechtbank Alkmaar te hebben, niet eerder met verzoeker te maken te hebben gehad en ook nooit kinder-rechter te zijn geweest . Nu door verzoeker ten aanzien van de rechters niets anders is aangevoerd, bestaat er alleen al om die reden geen grond voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker vooringenomen zijn of dat de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.5 Verzoeker heeft ter zitting nog gevraagd naar de levensovertuiging van de rechters. De wrakingskamer heeft daarop medegedeeld dat dit gegeven niet relevant is. Het enkele feit dat een rechter een bepaalde godsdienstige levensovertuiging is toegedaan, kan immers niet leiden tot de conclusie dat die rechter in het algemeen of in de procedure waarin wraking is verzocht, niet onpartijdig zou zijn, althans dat de vrees dienaangaande gerechtvaardigd is .
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, niet zijn gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort,voorzitter en T.P.J. de Graaf en P.H.A. Knol, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.