ECLI:NL:RBAMS:2012:BY1471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV11-33765
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting huurovereenkomst na overlijden huurder

In deze zaak vordert de eiser, een 52-jarige zoon, de voortzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van zijn 93-jarige moeder, die de contractuele huurder was. De vordering is ingesteld tegen de beheerder, Keij en Stefels Beheer BV, en niet tegen de verhuurder. De eiser is na het uitbrengen van de dagvaarding onder curatele gesteld, wat heeft geleid tot de schorsing van het geding door de kantonrechter. De huurovereenkomst dateert van 15 juli 1986, waarbij de moeder van de eiser de woning aan de [adres] te Amsterdam huurde. De eiser heeft altijd samen met zijn moeder in de woning gewoond en stelt dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Na het overlijden van zijn moeder op 30 maart 2011 heeft de eiser verzocht om de huurovereenkomst voort te zetten, maar dit verzoek werd door de beheerder afgewezen, met als argument dat er geen duurzame huishouding zou zijn geweest.

De kantonrechter heeft in deze zaak de feiten en omstandigheden vastgesteld, waaronder de ondercuratelestelling van de eiser en de daaropvolgende schorsing van het geding. De eiser heeft aangevoerd dat hij voldoende financiële middelen heeft om de huur te betalen en dat hij bereid is een waarborgsom te betalen. De beheerder heeft echter betwist dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en heeft aangevoerd dat de eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de vordering tegen de verhuurder had moeten worden ingesteld.

De kantonrechter heeft uiteindelijk beslist dat het geding is geschorst en dat verdere beslissingen worden aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2012 door de kantonrechter D.H. de Witte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: CV 11-33765
Vonnis van: 9 oktober 2012
F.no.: 497
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.J. van der Putt
t e g e n
de besloten vennootschap Keij en Stefels Beheer BV
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Keij en Stefels
gemachtigde: mr. H.C. Bollekamp
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft bij dagvaarding met producties van 22 september 2011 Keij en Stefels in rechte betrokken. Keij en Stefels heeft een conclusie van antwoord genomen, waarna de kantonrechter bij instructietussenvonnis van 29 november 2011 een comparitie na antwoord heeft gelast. De comparitie na antwoord is gehouden op 9 januari 2012. Bij die gelegenheid is [eiser] verschenen bij zijn gemachtigde, vergezeld van [naam] (psychiatrisch verpleegkundige van Mentrum). De Keij en Stefels is verschenen bij [naam] (beheerder), vergezeld van haar gemachtigde. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, welke aan het dossier zijn toegevoegd.
De ter zitting gemaakte afspraken zijn door de griffier vastgelegd bij brief van 12 januari 2012. Vervolgens heeft [eiser] een akte genomen, waarop Keij en Stefels bij antwoord-akte hebben gereageerd.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten
1.Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.Volgens het uittreksel van het Kadaster is het perceel aan de [adres] te Amsterdam door de gemeente Amsterdam in erfpacht uitgegeven. De huidige erfpachter is de in België woonachtige [naam].
1.2.Bij schriftelijke huurovereenkomst van 15 juli 1986 geeft [naam], makelaar in onroerende goederen, als lasthebber van de (toenmalige) eigenaar – kennelijk is bedoeld de erfpachter – met ingang van 1 juni 1986 aan [naam] (geboren 1918) – in de dagvaarding kennelijk per abuis geregeld aangeduid als [naam] - in huur de woning aan de [adres] te Amsterdam (hierna het gehuurde) tegen een huurprijs van laatstelijk € 342,10 per maand.
1.3.De huurder [naam] betrekt het gehuurde met haar toen 26-jarige zoon [eiser] (geboren op 28 april 1960). Volgens de opgave van het bevolkingsregister staat [eiser] sedert 28 mei 1986 op het adres van het gehuurde ingeschreven.
1.4.Bij brief van 14 maart 2002 wordt aan de huurder [naam] medegedeeld dat Keij en Stefels vanaf 1 april 2002 namens de eigenaar/verhuurder het beheer van het gehuurde voert.
1.5.De huurder [naam] overlijdt op 30 maart 2011 op 93-jarige leeftijd.
1.6.[naam](maatschappelijk werker bij Mentrum) stelt Keij en Stefels bij brief van 13 mei 2011 met bijlagen ervan op de hoogte dat [moeder eiser] op 30 maart 2011 is overleden. [naam maatschappelijk werker] verzoekt namens [eiser] dat [eiser] de huurovereenkomst van zijn moeder voortzet. Als reden wordt genoemd dat er sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Dit verzoek wordt ondersteund door [naam] ouderenadviseur / mantelzorgondersteuner bij Wijkpost Oud West) bij brief van 12 mei 2011. Op verzoek van Keij en Stefels zendt [naam, maatschappelijk werker bij Mentrum] bij brief van 29 juni 2011 enige bankafschriften, waaruit volgens [naam, maatschappelijk werker bij Mentrum] blijkt dat [eiser] jaarlijks geld aan zijn moeder [naam] overmaakte voor de gezamenlijke kosten van de huishouding.
1.7.Keij en Stefels antwoordt [naam, maatschappelijk werker bij Mentrum] – met c.c. aan [eiser] - bij brief van 14 juli 2011 onder meer als volgt:
Wij hebben uw verzoek tot het aangaan van een huurcontract met dhr [eiser] ontvangen en delen u hierbij mede dat wij niet van mening zijn dat er sprake is van een duurzame huishouding. Wij gaan dan ook niet akkoord en verwachten dat de woning binnen een maand aan ons wordt opgeleverd (voor 15 augustus 2011).
1.8.Bij beschikking van de kantonrechter van 28 oktober 2011, verzonden op 31 oktober 2011, is [eiser] wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld met benoeming van [naam] tot curator.
1.9.[eiser] woont nog steeds in het gehuurde.
vordering
2.[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a.te bepalen dat Key en Stefels de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te Amsterdam tussen enerzijds [moeder eiser] en anderzijds Keij en Stefels voortzet;
b.Keij en Stefels op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis een aanvraag voor verkrijging van een huisvestingsvergunning ten behoeve van [eiser] in te dienen en daarvan kopie aan de advocaat van [eiser] toe te zenden;
c.Keij en Stefels te veroordelen in de kosten van geding.
3.[eiser] voert samengevat het navolgende aan. [eiser] beschikt niet meer over een schriftelijke huurovereenkomst. In ieder geval is zijn moeder huurder en heeft hij vanaf de aanvang van de huurovereenkomst op of omstreeks 28 mei 1986 met zijn [moeder eiser] in het gehuurde gewoond. Zij hebben een duurzame gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Zo betaalde [eiser] jaarlijks een substantiële bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, deed hij boodschappen en maakte hij het huis schoon. Voorts heeft [eiser] voor en tijdens haar ziekbed tot aan haar overlijden voor zijn moeder gezorgd.
[eiser] legt ter ondersteuning onder meer over:
-afschriften van bankrekeningen waaruit de door [eiser] aan [moeder eiser] gedane betalingen in de periode vanaf 2007 t/m 2010 blijkt;
-schriftelijke verklaringen van [naam ouderenadviseur/mantelzorgondersteunster bij wijkpost oud west] en de buren [naam], [naam] en [naam].
4.[eiser] betwist dat in zijn geval sprake is van een aflopende samenlevingssituatie. [eiser] heeft de ouderlijke woning nooit verlaten en zou dat ook niet gaan doen. Zo wijst [eiser] erop dat hij thans 52 jaar oud is, een IQ heeft van 63, onder behandeling is bij Mentrum en hij 25 jaar met zijn moeder een gemeenschappelijke huishouding in het gehuurde heeft gevoerd.
5.[eiser] stelt dat gelet op de hoogte van zijn uitkering hij over voldoende financiële middelen beschikt om de huurprijs te betalen. Verder is hij bereid een aanvullende waarborgsom van drie maanden te betalen. [eiser] verwacht dat aan hem een huisvestigingsvergunning zal worden afgegeven. Hij heeft het formulier reeds ingevuld en bij Keij en Stefels ingediend, maar Keij en Stefels weigert het formulier voor haar deel in te vullen en de aanvrage bij de gemeente Amsterdam in te dienen.
6.Na het uitbrengen van de dagvaarding is [eiser] onder curatele gesteld. Op de comparitie na antwoord heeft [eiser] daarvan mededeling gedaan. [eiser] heeft gesteld, dat de curator [naam curator] de gemachtigde van [eiser] heeft laten weten dat de procedure dient te worden voortgezet. In de akte na comparitie heeft [eiser] met een beroep op artikel 225 lid 1 sub b Rv de schorsing van het geding ingeroepen. Voorts heeft [eiser] bericht dat de curator onderzoek doet naar mogelijkheden van een schikking. Voor de curator is daarbij een absolute voorwaarde dat er een geschikte plaats voor [eiser] in een zorginstelling is.
verweer
7.Keij en Stefels voert verweer. Allereerst voert Keij en Stefels aan dat [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vordering jegens Keij en Stefels dient te worden ontzegd. Keij en Stefels is niet de verhuurder, maar de beheerder. [eiser] was daarmee bekend, althans had daarmee bekend moeten zijn. De vordering dient tegen de verhuurder te worden ingesteld. Keij en Stefels kan ook geen huurovereenkomst voortzetten, omdat zij geen huurovereenkomst met [moeder eiser] had. Ter ondersteuning heeft Keij en Stefels de schriftelijke huurovereenkomst met [moeder eiser] overgelegd en de brief aan [moeder eiser] waarin wordt medegedeeld dat Keij en Stefels de nieuwe beheerder is.
8.Voorzover [eiser] in zijn vordering kan worden ontvangen, betwist Keij en Stefels dat van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [moeder eiser] en [eiser] sprake is geweest. Nu [eiser] naar zijn zeggen een IQ van 63 heeft, is hij naar wetenschappelijke medische maatstaven zwakzinnig. Alsdan heeft [moeder eiser] voor [eiser] gezorgd en niet andersom. In een dergelijke situatie kan het kind geen aanspraak maken op voortzetting van de huurovereenkomst. Voorts heeft tot uitgangspunt te gelden dat een ouder kind relatie een aflopende samenlevingssituatie is. Tot slot wijst Keij en Stefels erop dat zij zorg heeft over de brandveiligheid in het pand bij voortzetting van het gebruik van het gehuurde door [eiser].
9.Nu [eiser] handelingsonbekwaam is, kan hij geen rechtshandeling verrichten tot het schorsing van het rechtsgeding. Overigens is Keij en Stefels bereid het onderzoek van de curator naar uithuisplaatsingsmogelijkheden af te wachten als de duur daarvan beperkt blijft.
beoordeling
10.De gemachtigde van Keij en Stefels heeft bij brief van 13 september 2012 om een vonnis verzocht, zodat enerzijds [eiser]/curator en anderzijds Keij en Stefels/ [naam] kennelijk geen overeenstemming hebben bereikt.
11.De kantonrechter heeft eerst te beslissen op de vraag of het rechtsgeding is geschorst.
12.Korte tijd na het uitbrengen van de dagvaarding is [eiser] onder curatele gesteld. Dit betreft een verandering van de persoonlijke staat van een partij. [eiser] heeft hiervan mededeling gedaan op de comparitie na antwoord en eerst bij akte na comparitie op die grond de schorsing van het geding ingeroepen.
Anders dan Keij en Stefels betoogt volgt uit de wettelijke regeling als neergelegd in artikel 225 lid 1 sub b Rv jo artikel 225 lid 2 Rv dat ook (de gemachtigde van) een onder curatele op die omstandigheid een beroep kan doen waardoor het geding wordt geschorst.
Hoewel de gemachtigde van [eiser] op de comparitie na antwoord nog liet weten dat de curator van [eiser] van de procedure op de hoogte is gesteld en – kennelijk op naam van [eiser] – voortzetting van de procedure wenste, is de curator nadien daar kennelijk op teruggekomen.
13.Onder deze omstandigheden stelt de kantonrechter vast dat de procedure bij akte na comparitie – nadat Keij en Stefels op de grond voor schorsing heeft gereageerd – is geschorst en dat het geding eerst kan worden hervat als wordt voldaan aan één van de gevallen genoemd in artikel 227 Rv.
BESLISSING
De kantonrechter:
I.bepaalt dat het geding is geschorst;
II.houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.