ECLI:NL:RBAMS:2012:BY1471
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot voortzetting huurovereenkomst na overlijden huurder
In deze zaak vordert de eiser, een 52-jarige zoon, de voortzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van zijn 93-jarige moeder, die de contractuele huurder was. De vordering is ingesteld tegen de beheerder, Keij en Stefels Beheer BV, en niet tegen de verhuurder. De eiser is na het uitbrengen van de dagvaarding onder curatele gesteld, wat heeft geleid tot de schorsing van het geding door de kantonrechter. De huurovereenkomst dateert van 15 juli 1986, waarbij de moeder van de eiser de woning aan de [adres] te Amsterdam huurde. De eiser heeft altijd samen met zijn moeder in de woning gewoond en stelt dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Na het overlijden van zijn moeder op 30 maart 2011 heeft de eiser verzocht om de huurovereenkomst voort te zetten, maar dit verzoek werd door de beheerder afgewezen, met als argument dat er geen duurzame huishouding zou zijn geweest.
De kantonrechter heeft in deze zaak de feiten en omstandigheden vastgesteld, waaronder de ondercuratelestelling van de eiser en de daaropvolgende schorsing van het geding. De eiser heeft aangevoerd dat hij voldoende financiële middelen heeft om de huur te betalen en dat hij bereid is een waarborgsom te betalen. De beheerder heeft echter betwist dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en heeft aangevoerd dat de eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de vordering tegen de verhuurder had moeten worden ingesteld.
De kantonrechter heeft uiteindelijk beslist dat het geding is geschorst en dat verdere beslissingen worden aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2012 door de kantonrechter D.H. de Witte.