ECLI:NL:RBAMS:2012:BY1440

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-671128-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachte rade in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 december 2010 in Amsterdam, met voorbedachte rade, zijn ex-partner met een hakmes in de hals heeft gestoken. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook forensisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte tijd had om na te denken over zijn handelen, wat duidt op voorbedachte rade. De verdachte had eerder ruzie met het slachtoffer over haar relaties met andere mannen, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie. De rechtbank oordeelde dat de verwondingen van het slachtoffer zeer ernstig waren en dat de verdachte met zijn handelen de dood van het slachtoffer had kunnen veroorzaken. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 jaren, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer en haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/671128-10 (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1965],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
tot aan zijn detentie ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] te [plaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "[locatie]" te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 april 2012 en 12 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E.J. van Tilburg en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.W. Hermens, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een hakmes, in elk geval een scherp voorwerp, in de nek/hals en/of het gezicht en/of een schouderblad en/of een vinger, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geslagen.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Op 22 december 2010, omstreeks 22.55 uur kwam bij de politie Amsterdam-Amstelland een telefonische melding binnen van een poging tot zelfdoding aan de [straat X] [huisnummer] te Amsterdam. Ter plaatse zag verbalisant [verbalisant 1] verdachte staan, met naast hem zijn jongste dochter. In de keuken zag hij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met haar hoofd in een plas bloed liggen. Bij haar lichaam lag een hakmes. In de hals van [slachtoffer] zag verbalisant [verbalisant 1] een snee met een lengte van ongeveer 15 centimeter en een breedte van 3 centimeter.ii
Verbalisant [verbalisant 2] kwam samen met verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse. Hij hoorde [slachtoffer] over haar letsel verklaren: "Ik heb dit zelf gedaan. We hebben ruzie gemaakt". Even later hoorde hij [slachtoffer] tegen het ambulancepersoneel zeggen: "Ik heb mezelf niet verwond. Mijn vriend [A] heeft het gedaan."iii [verbalisant 2] verklaart dat [slachtoffer] met haar hoofd in de richting van het keukenblok lag, met haar gezicht in de richting van de ingang van de keuken en haar benen in de richting van de keukentafel/het balkon.iv Op de keukentafel van de woning aan de [straat X] is een laptop aangetroffen met op het toetsenbord een paar bloedspatten en een plukje haar.v Uit onderzoek aan de laptop blijkt dat de laatste gewijzigde bestanden daarop dateren van 22 december 2010 omstreeks 22.48 uur. Via Youtube is om 22.47 uur nog een filmpje aangevraagd.vi Het in de keuken van de woning aangetroffen hakmes is in beslag genomen.vii Dit mes is door [slachtoffer] van een foto herkend als het mes waarmee verdachte haar heeft bewerkt.viii
Op 24 december 2010 werd [slachtoffer] gehoord in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. Zij verklaarde dat zij op 22 december 2010 met haar ex-partner, verdachte, in de keuken van haar woning aan de [straat X] was. Ze kregen ruzie over de relatie die [slachtoffer] met een collega zou hebben. Verdachte bleef daar op hameren, waarop [slachtoffer] tegen hem zei: "Ja, ik doe het met hem en met hem, ik doe het met die en ik doe het met dat. Dat wil je toch horen?". Verdachte greep haar daarop bij de keel en zei "Is goed, wacht maar af". Hij ging naar de slaapkamer en [slachtoffer] ging aan tafel achter de computer zitten. Kort daarop voelde zij een harde tik op haar hoofd en iets vlijmscherps achter in haar nek. [slachtoffer] viel op haar buik op de grond en zag bloed vloeien. Haar jongste dochter stond op dat moment naar haar te kijken. Verdachte wilde pas de ambulance bellen, nadat [slachtoffer] hem had beloofd dat zij zou zeggen dat ze zelfmoord had willen plegen.ix
[slachtoffer] verklaart dit op 29 december 2010x en op 30 december 2010 nog eens. Op 30 december 2010 verklaart zij daarnaast dat zij, op het moment dat zij een harde tik voelde, achter de laptop zat. Zij zat op de stoel, het dichtst bij het keukenblok, met haar rug naar het balkon. Op het moment dat [slachtoffer] de tik voelde, zag zij verdachte uit haar ooghoek links naast zich staan. [slachtoffer] voelde iets vlijmscherps in haar nek, viel op de grond en kon haar benen niet meer bewegen. Verdachte heeft haar het hakmes in de hand geschoven.xi In haar verhoor bij de rechter-commissaris, verklaart [slachtoffer] dat zij verdachte wel uit haar ooghoeken uit de slaapkamer heeft zien komen, maar dat zij niet heeft gezien of hij op dat moment iets in zijn handen had.xii Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 april 2012 verklaard dat hij op 22 december 2010 ruzie had met [slachtoffer], dat hij haar pijn wilde doen en dat hij met een voorwerp een zwaaiende beweging in haar richting heeft gemaakt. Daarna zag hij haar op de grond liggen in een plas bloed.xiii
Bij [slachtoffer] is het volgende letsel vastgesteld:
- botbreuk van de lamina van de tweede halswervel rechts;
- botbreuk van de zevende halswervel, beginnend in de boog van deze wervel aan de re-kant en doorlopend in het wervellichaam van re naar li-voor;
- botbreuk van de wervelboog van de eerste borstwervel re;
- botbreuk aan de achterzijde van het li-wandbeen van het schedeldak, waarbij schedel gedeeltelijk is afgesneden;
- botbreuk aan re-wandbeen van het schedeldak, waarbij defect loodrecht in de schedel loopt;
botbreuk van het eerste kootje van de re-middelvinger.xiv
De forensisch arts mr. dr. [forensisch arts] heeft op vragen van de politie voorts nog geantwoord dat de verwondingen van [slachtoffer] zeer diep zijn. De arts vermeldt de volgende verwondingen: een gecompliceerde fractuur 7e halswervel, waarbij het ruggemerg voor 2/3 gedeelte doorgesneden is, een fractuur 2e halswervel rechts, een fractuur rechterwervelboog van de 1e borstwervel en een fractuur schedeldak. De randen van de verwondingen waren scherp. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het slachtoffer zichzelf de verwondingen heeft toegebracht. De verwondingen zijn toegebracht met een scherp voorwerp, zoals een (hak)mes of bijl. De fractuur van de zevende halswervel van [slachtoffer] vormt een hoek van 30 graden, passend bij een situatie waarbij slachtoffer zit en belager vanuit staande positie uithaalt met het hakmes. Het slachtoffer was meteen verlamd na het letsel van de zevende halswervel. Met een hoge graad van waarschijnlijkheid was de volgorde eerst het achterhoofd en als laatste de 7e halswervel. Zowel de fractuur van de zevende halswervel als de verbloedingen hadden, zonder behandeling, dodelijk kunnen zijn.xv De letsels die bij [slachtoffer] zijn vastgesteld, passen volgens de forensisch geneeskundige [forensisch geneeskundige] zeer goed bij de in beslag genomen vleesbijl.xvi
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, in haar schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde poging tot moord kan worden bewezen. De verklaringen die verdachte over het voorval op 22 december 2010 heeft afgelegd zijn niet consistent en daarmee ongeloofwaardig. Zijn verklaring vindt bovendien geen steun in het geneeskundig onderzoek. De verklaring van verdachte dat hij de laptop enkel heeft opgestart komt niet overeen met de resultaten van het computeronderzoek en is daarmee kennelijk leugenachtig. De verklaring van [slachtoffer] vindt wel steun in het geneeskundig onderzoek en het computeronderzoek. Haar verklaring volgend kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, in zijn pleitaantekeningen uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot moord en dat enkel poging tot doodslag kan worden bewezen. [slachtoffer] heeft niet gezien dat verdachte een voorwerp in zijn handen had toen hij terugkwam uit de slaapkamer. Evenmin is duidelijk hoeveel tijd is verstreken tussen de terugkomst van verdachte uit de slaapkamer en het slaan met de vleesbijl. Zelfs al zou dit anders zijn, dan nog kan niet worden gezegd dat de verklaring van verdachte dat hij in een impuls greep naar een voorwerp dat op het aanrecht lag en dat later de vleesbijl bleek te zijn, onjuist of onaannemelijk is. Op basis van het dossier komt ook overigens onvoldoende vast te staan dat verdachte tijd heeft gehad zich rekenschap te geven van zijn beslissing.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
In de onderhavige zaak, heeft verdachte omtrent het gebeurde op 22 december 2010 drie verschillende scenario's geschetst. Verdachte heeft, kort nadat verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse kwam, ten overstaan van hem verklaard dat [slachtoffer] zichzelf met het hakmes had geslagen. Later heeft verdachte, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, verklaard dat het mes in een worsteling tussen hem en [slachtoffer] is uitgeschoten en in de nek van [slachtoffer] terecht is gekomen. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij op 22 december 2010 ruzie met [slachtoffer] kreeg over de bedtijd van de kinderen. Daarop is hij naar de slaapkamer gelopen om af te koelen. Hierna is hij naar de keuken gelopen om te eten. Hij heeft in de keuken de laptop aangedaan en daarna eten opgeschept. Verdachte heeft de laptop alleen opgestart, hij heeft geen programma's geopend. [slachtoffer] kwam ook in de keuken. Zij schreeuwde dat ze met meerdere mannen naar bed ging en noemde daarbij de namen van drie mannen. Toen werd het verdachte zwart voor de ogen. Hij was op dat moment geschokt en wilde [slachtoffer] pijn doen. Verdachte en [slachtoffer] stonden op dat moment beiden tegenover elkaar bij het aanrecht. Verdachte greep iets van het aanrecht, zonder te weten wat het was, en maakte een zwaaiende beweging met het voorwerp. Toen verdachte, zoals hij het noemt "bij kwam", zag hij [slachtoffer] op de grond liggen in een plas bloed. Ook zag hij toen een hakmes op de grond liggen.
Dat verdachte [slachtoffer] met een voorwerp heeft geraakt en zij vervolgens gewond op de grond terecht kwam, wordt door verdachte niet betwist. De rechtbank acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen bewezen dat het voorwerp waardoor zij geraakt werd, de bij [slachtoffer] aangetroffen hakbijl betrof.
De vraag die voorligt, is of verdachte, zoals de verdediging stelt in een impuls heeft gehandeld of dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad vereist is dat vast komt te staan dat verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsbeweging heeft gehandeld, maar dat hij tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen handelen. Het gaat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van voorbedachte raad bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten (Hoge Raad 28 februari 2012, LJN: BR2342).
De rechtbank weegt in dit verband mee dat de verklaringen van verdachte wisselend zijn. Van zijn eerste twee verklaringen heeft verdachte zelf al aangegeven dat deze niet juist zijn. Ook de derde verklaring van verdachte valt echter op belangrijke onderdelen niet te rijmen met de overige stukken die zich in het dossier bevinden. Uit de brief van forensisch arts mr. dr. [forensisch arts], valt op te maken dat aan [slachtoffer] meer letsel is toegebracht dan past bij één zwaaiende beweging. Ook oordeelt de arts dat het letsel van [slachtoffer] past bij de situatie waarin zij op het moment dat haar de verwonding in de hals werd toegebracht heeft gezeten, terwijl verdachte heeft gestaan. Het feit dat op het toetsenbord van de laptop haar en bloedspatten zijn aangetroffen past eveneens bij deze situatie. De plaats waar [slachtoffer] op de grond is aangetroffen past niet goed bij de verklaring van verdachte, terwijl deze wel bij voornoemde situatie past. [slachtoffer] is door de haar toegebrachte verwonding aan de hals immers volgens de arts onmiddellijk verlamd geraakt en heeft zich dan ook niet meer kunnen verplaatsen. Zij moet, volgens haar verklaring, vanuit haar zittende houding op de grond gevallen zijn. Aldaar werd zij liggend op haar buik aangetroffen met haar benen in de richting van het balkon en haar hoofd richting de ingang van de keuken. Als zij, zoals verdachte verklaarde bij het aanrecht zou hebben gestaan en zich van hem had afgewend richting het balkon, dan zou het in de verwachting liggen dat zij juist andersom had gelegen. Ook wat het gebruik van de laptop betreft, vindt de verklaring van verdachte geen steun in de overige bewijsmiddelen. Verdachte heeft verklaard dat hij de laptop alleen had opgestart en dat hij er geen programma's op had geopend. Uit het onderzoek aan de laptop is echter gebleken dat daarop kort voor het incident een pagina van Youtube is geopend. Deze constatering past bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij achter de computer zat toen zij gewond raakte. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op dat moment handelingen op de computer verrichtte, die zij standaard doet, waaronder het bekijken van Youtubefilmpjes.xvii
[slachtoffer] heeft in al haar verklaringen steeds consistent verklaard. De consistente verklaringen van [slachtoffer] vinden ook op zodanige wijze ondersteuning in andere bewijsmiddelen dat de rechtbank geen reden heeft om aan deze verklaringen te twijfelen. Verdachte daarentegen heeft voor zijn wisselende verklaringen en afwijkingen ten aanzien van de letselgegevens en het computergebruik geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Gelet op deze omstandigheden, acht de rechtbank de verklaringen van verdachte over de toedracht van het incident dan ook niet aannemelijk. De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer] als uitgangspunt voor haar beoordeling.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt dat tussen het moment waarop verdachte [slachtoffer] bij de keel greep en zei "wacht maar" en het moment waarop hij terugkwam in de keuken, een korte tijd is verstreken. Volgens [slachtoffer] is verdachte in die tijd naar zijn slaapkamer gelopenxviii. Het gebruik van de woorden "wacht maar" duidt naar het oordeel van de rechtbank in de door [slachtoffer] geschetste omstandigheden op een uit te voeren voornemen.
Ter terechtzitting van 5 april 2012 heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad de keuken uit is gelopen, naar zijn zeggen om af te koelen, dat hij vervolgens in de slaapkamer is geweest en dat hij terug is gekomen in de keuken waarna het slaan met een voorwerp plaatsvond.
Hoewel niet duidelijk is hoeveel tijd precies is verstreken tussen het bij de keel grijpen van [slachtoffer] en het neerslaan van [slachtoffer] door verdachte, is er naar het oordeel van de rechtbank door het verlaten van de keuken, gaan naar de slaapkamer en weer terugkeren in de keuken voldoende tijd verlopen om vast te kunnen stellen dat verdachte in de tussentijd gelegenheid heeft gehad zich te beraden op zijn voorgenomen besluit. Dat heeft hij kennelijk ook gedaan: verdachte is, nadat hij "wacht maar" zei en kennelijk op dat moment van plan was [slachtoffer] iets aan te doen, vanuit de slaapkamer teruggekeerd in de keuken en heeft aan zijn voornemen uitvoering gegeven.
Verdachte heeft over de bewaarplaats van de hakbijl verklaard dat hij de hakbijl altijd bovenop een kast in de slaapkamer legde, maar dat de hakbijl die avond op het afdruiprek op het aanrecht lag. Of verdachte het hakmes uit de slaapkamer heeft gehaald of dat hij het, na terugkomst in de keuken, van het aanrecht heeft gepakt, kan onbesproken blijven. In beide gevallen is het gebruik van dat hakmes immers onderdeel van een vooropgezet plan om [slachtoffer] iets aan te doen.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde poging tot moord bewezen kan worden verklaard.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 22 december 2010 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een hakmes in de hals heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 (vijftien) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord op zijn ex-partner, mevrouw [slachtoffer]. Verdachte heeft [slachtoffer] met een hakmes zo ernstig verwond, dat dit tot haar dood had kunnen leiden.
Verdachte heeft gedurende enige jaren een relatie met [slachtoffer] gehad. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren. [slachtoffer] heeft de relatie met verdachte beëindigd en hem in september 2010 mondeling en schriftelijk verzocht haar woning te verlaten. Uiteindelijk heeft zij hem in oktober 2010 nog een maand de tijd gegeven om andere woonruimte te vinden. Op 22 december 2010 woonde verdachte nog steeds bij [slachtoffer] in haar woning. Verdachte heeft [slachtoffer] die avond bevraagd omtrent haar relaties met andere mannen. Verdachte zegt door haar mededelingen geschokt te zijn geweest. Hij verklaarde ter terechtzitting van 5 april 2012 eveneens dat hij nog steeds met haar zou willen trouwen. Hoewel de rechtbank weinig inzicht heeft gekregen in de persoon van verdachte, acht zij het aannemelijk dat verdachte het beëindigen van de relatie door [slachtoffer] niet kon verkroppen en dat dit hem op 22 december 2010 tot het misdrijf heeft gebracht. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt ook nog dat verdachte haar - terwijl zij bloedend op de grond lag - heeft laten beloven te verklaren dat zij zelfmoord had willen plegen, voordat hij de hulpdiensten waarschuwde. Het zelfzuchtige en berekenende handelen van verdachte acht de rechtbank schokkend en zorgelijk
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat haar leven nooit meer hetzelfde zal zijn. [slachtoffer] gaat als gevolg van het handelen van verdachte ernstig gehandicapt door het leven. Ook de psychische gevolgen van het handelen van verdachte zijn voor haar groot. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast bijzonder aan dat ten minste één van zijn kinderen haar moeder in hulpeloze en levensbedreigende toestand op de grond heeft aangetroffen. Gehoopt moet worden dat de psychische gevolgen voor de kinderen van verdachte en [slachtoffer] beperkt zullen blijven. Verdachte heeft zijn kinderen beroofd van een gezinsleven, waarin zij door hun biologische ouders werden verzorgd. Tegelijkertijd heeft hij [slachtoffer] de mogelijkheid ontnomen zelf de zorg voor haar kinderen op zich te blijven nemen.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar strafeis van 15 (vijftien) jaren gevangenisstraf, gewezen op een tweetal strafzaken. De rechtbank is van oordeel dat de feiten wat betreft de ernst en de gevolgen in die zaken niet te vergelijken zijn met de onderhavige strafzaak. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop aanleiding bestaat bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Gelet op de ernst van het feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een zeer langdurige vrijheidsbenemende straf. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur passend en geboden.
9. Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 1.00 STK Hakmes
SOLINGEN Profiline Serienr.[serienummer]
Ongeveer 34 cm (3973339)
2 1.00 STK Verpakkingsmateriaal Kl:blauw
SOLINGEN Profiline
Verpakking hakmes met witte letters (3973345
3 1.00 STK Shirt Kl:wit
-
T-shirt met blauwe opdruk (3973269)
4 1.00 STK Broek
-
gekleurde broek (3973268)
5 2.00 STK Papier
-
2 brieven (3975426)
Verbeurdverklaring
De onder 1 en 2 genoemde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
10. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft - als voorschot op de vergoeding van materiële en immateriële schade - een bedrag van € 124.946,08 gevorderd. De rechtbank begrijpt hieruit dat de benadeelde partij zich voor een deel van de door haar geleden en te lijden schade in dit strafproces heeft gevoegd, onder voorbehoud van het recht een eventueel restant bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer] voor het na te noemen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 123.209,08 (honderddrieëntwintigduizend tweehonderdnegen euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 118.946,08 (honderdachttienduizend negenhonderdzesenveertig euro en acht eurocent) vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank is tot dit bedrag gekomen door voor de vergoeding voor kosten van rechtsbijstand het liquidatietarief in aanmerking te nemen. Uitgaande van één schriftelijk stuk en een toelichting ter terechtzitting (en derhalve van 3 punten), bedragen deze kosten
3 x € 1.421,00 = € 4.263,00. Nu kosten voor rechtsbijstand niet zijn aan te merken als schade, is over dit bedrag geen wettelijke rente verschuldigd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal in het belang van [slachtoffer], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 118.946,08 (honderdachttienduizend negenhonderdzesenveertig euro en acht eurocent) te vermeerden met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurd:
1 1.00 STK Hakmes
SOLINGEN Profiline Serienr.[serienummer]
Ongeveer 34 cm (3973339)
2 1.00 STK Verpakkingsmateriaal Kl:blauw
SOLINGEN Profiline
Verpakking hakmes met witte letters (3973345
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
5 2.00 STK Papier
-
2 brieven (3975426)
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
3 1.00 STK Shirt Kl:wit
-
T-shirt met blauwe opdruk (3973269)
4 1.00 STK Broek
-
gekleurde broek (3973268)
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [slachtoffer], domicilie kiezend ten kantore van Beer advocaten, ter attentie van haar gemachtigde raadsvrouw mr. M.A. de Jong Schouwenburg, Weteringschans 85-87 1017 RZ te Amsterdam, toe tot € 123.209,08 (honderddrieëntwintigduizend tweehonderdnegen euro en acht eurocent), te vermeerden met de wettelijke rente over een bedrag van € 118.946,08 (honderdachttienduizend negenhonderdzesenveertig euro en acht eurocent) vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 118.946,08 (honderdachttienduizend negenhonderdzesenveertig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-7 van 23 december 2010, opgemaakt door [verbalisant 1], pag. 1-3, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
iii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-8 van 23 december 2010, opgemaakt door [verbalisant 2], pag. 5-7, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
iv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-43 van 7 januari 2011, opgemaakt door [verbalisant 2], pag. 8-10, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingambtenaar.
v Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-24 van 27 december 2010, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4], pag. 152-153, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren.
vi Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965 van 5 mei 2011, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 5], pag. 482-489, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
vii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-38 van 5 januari 2010, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7], pag. 147-148, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren.
viii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010311965-49 van 18 januari 2011, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar 9], pag. 62, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, met daarbij gevoegd als bijlage de uitgewerkte verklaring van [slachtoffer], pag. 63-81, in het bijzonder pag. 79.
ix Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2010311965-18 van 28 december 2010, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 10], [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 8], pag. 35-37, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
x Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010311965-50 van 18 januari 2011, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 11], pag. 38, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, met daarbij gevoegd als bijlage de uitgewerkte verklaring van [slachtoffer], pag. 39-59.
xi Het proces-verbaal van aangifte met bijlage, aangehaald in noot 8.
xii Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 2 augustus 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
xiii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 april 2012.
xiv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010311965-29 van 28 december 2010, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 9], pag. 350-351, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
xv Een geschrift, zijnde een brief van 25 maart 2011 inhoudende antwoord op de gestelde onderzoeksvragen betreffende het letsel van [slachtoffer], opgemaakt door mr. dr. [forensisch arts], forensisch arts bij GGD Amsterdam, pag. 477-478.
xvi Een geschrift, zijnde een brief van 30 augustus 2011 inhoudende de letselbeschrijving van [slachtoffer], opgemaakt door [forensisch geneeskundige], forensisch geneeskundige bij de GGD Amsterdam, pag. 577.
xvii Het proces-verbaal van aangifte, aangehaald in noot 8, met daarbij gevoegd als bijlage de uitgewerkte verklaring van [slachtoffer], pag. 63-81, in het bijzonder pag. 67.
xviii Het proces-verbaal van aangifte, aangehaald in noot 8, met daarbij gevoegd als bijlage de uitgewerkte verklaring van [slachtoffer], pag. 63-81, in het bijzonder pag. 71.
??
??
??
??
Vonnis d.d. 26 april 2012 inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/671128-10
12
2