Parketnummer: 13/661110-11
Datum uitspraak: 7 augustus 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats] op [1963],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] te [plaats] en verblijvende aldaar.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 9 november 2011 te Amsterdam H.K.H. Beatrix, Koningin der
Nederlanden, heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig
misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk
meermalen, dan wel eenmaal, telefonisch aan (een centralist van) de meldkamer
van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland dreigend de woorden toegevoegd: "Ik
ben een terrorist. Ik ga de boel laten ontploffen." en/of "Ik heb
explosieven." en/of "Ik ga de boel laten ontploffen." en/of "De Koningin."
en/of "Wassenaar." en/of "Ze is een klojo." en/of "Ik ga daar naar toe. Ik heb
genoeg explosieven bij me." en/of "Gewoon een grote bom." en/of "Alles is
zwart." en/of "... Met vuur." en/of "Ik ga de Koningin vermoorden (dus)."
en/of "Het is niet eens een Koningin man." en/of "Ik wil haar vermoorden."
en/of "Beter dan de Koningin vermoorden die niet de Koningin is." en/of "Ja
mevrouw als ik haar vermoord." en/of "Een dooie, een dooie." en/of "Ik ga de
Koningin afmaken." en/of "Ik wil de vrouw, die zegt dat ze de Koningin is, die zit in Soestdijk vermoorden.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
(Artikel 285 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
zij op of omstreeks 9 november 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om H.K.H. Beatrix, Koningin der Nederlanden,
met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven
gericht, te bedreigen, opzettelijk meermalen, dan wel eenmaal, telefonisch aan
(een centralist van) de meldkamer van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland
dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ben een terrorist. Ik ga de boel
laten ontploffen." en/of "Ik heb explosieven." en/of "Ik ga de boel laten
ontploffen." en/of "De Koningin." en/of "Wassenaar." en/of "Ze is een klojo."
en/of "Ik ga daar naar toe. Ik heb genoeg explosieven bij me." en/of "Gewoon
een grote bom." en/of "Alles is zwart." en/of "... Met vuur." en/of "Ik ga de Koningin vermoorden (dus)." en/of "Het is niet eens een Koningin man." en/of
"Ik wil haar vermoorden." en/of "Beter dan de Koningin vermoorden die niet de
Koningin is." en/of "Ja mevrouw als ik haar vermoord." en/of "Een dooie, een
dooie." en/of "Ik ga de Koningin afmaken." en/of "Ik wil de vrouw, die zegt
dat ze de Koningin is, die zit in Soestdijk vermoorden.", althans (telkens)
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel 285 lid 3 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 9 november 2011 te Amsterdam telefonisch gegevens heeft
doorgegeven, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te
doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een
voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht,
immers heeft zij, verdachte, meermalen, dan wel eenmaal, (een centralist van)
de centrale meldkamer van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland gebeld en/of (vervolgens) gezegd: "Ik ben een terrorist. Ik ga de boel laten ontploffen."
en/of "Ik heb explosieven." en/of "Ik ga de boel laten ontploffen." en/of "Ik
ga daar naar toe. Ik heb genoeg explosieven bij me." en/of "Gewoon een grote
bom." en/of "Alles is zwart." en/of "... Met vuur.", althans (telkens) woorden
van gelijke aard of strekking;
(Artikel 142a lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen
• Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 9 november 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om H.K.H. Beatrix, Koningin der Nederlanden, heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk meermalen telefonisch aan een centralist van de meldkamer van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ben een terrorist. Ik ga de boel laten ontploffen." en "Ik heb explosieven." en "Ik ga de boel laten ontploffen." en "De Koningin." en "Wassenaar." en "Ze is een klojo."
en "Ik ga daar naar toe. Ik heb genoeg explosieven bij me." en "Gewoon
een grote bom." en "Alles is zwart." en "... Met vuur." en "Ik ga de Koningin vermoorden (dus)." en "Het is niet eens een Koningin man." en "Ik wil haar vermoorden." en "Beter dan de Koningin vermoorden die niet de Koningin is." en "Ja mevrouw als ik haar vermoord." en "Een dooie, een dooie." en "Ik ga de Koningin afmaken." en "Ik wil de vrouw, die zegt
dat ze de Koningin is, die zit in Soestdijk vermoorden."
• Het onder 2 ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 9 november 2011 te Amsterdam telefonisch gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft zij, verdachte, meermalen een centralist van
de centrale meldkamer van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland gebeld en vervolgens gezegd: "Ik ben een terrorist. Ik ga de boel laten ontploffen." en "Ik heb explosieven." en "Ik ga de boel laten ontploffen." en "Ik ga daar naar toe. Ik heb genoeg explosieven bij me." en "Gewoon een grote bom." en "Alles is zwart." en "... Met vuur."
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Met de officier van justitie – en anders dan de raadsvrouw – is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 subsidiair en 2 bewezen kunnen worden. Verdachte heeft bekend op 9 november 2011 meermalen met 112 te hebben gebeld en in die gesprekken gedreigd te hebben met een terroristisch misdrijf. Verdachte heeft eveneens bekend dat zij een valse bommelding heeft gedaan. Verdachte heeft deze feiten naar eigen zeggen gepleegd als smoes om opgepakt te worden nu zij op dat moment in een psychose verkeerde en hulp nodig had. Voor een veroordeling terzake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Nu uit het dossier niet blijkt dat de koningin op de hoogte is gebracht, kan enkel de poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf bewezen worden. Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het oogmerk van verdachte niet gericht was op het laten geloven dat er een bom was maar dat zij in een psychotische periode verkeerde en slechts hulp wilde. Anders dan de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van verdachte er wel gericht op was het (ten onrechte) doen geloven dat er zich een bom in haar woning bevond. Immers wilde verdachte de centralist van de meldkamer laten geloven dat er sprake was van een zodanig gevaarlijke situatie dat er politie ter plaatse moest komen. Verdachte wist dat het doen van een valse bommelding een dergelijke situatie teweeg zou brengen.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien de strafbare feiten niet aan haar kunnen worden toegerekend. Uit het reclasseringsadvies van 29 maart 2012 blijkt dat er contact is geweest met de behandelend psychiater de heer [psychiater] en hij in dat gesprek aan de reclasseringsmedewerker heeft verklaard dat verdachte in dergelijke situaties niet als toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Uit informatie van GGZ Ingeest blijkt dat verdachte chronisch psychotisch is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zich in het dossier bevindende rapporten en komt tot de conclusie dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was. Doordat verdachte niet heeft meegewerkt aan een psychiatrisch en psychologisch onderzoek is het niet mogelijk gebleken om de mate van toerekenbaarheid ten tijde van het ten laste gelegde vast te stellen. De rechtbank is, mede gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, van oordeel dat zij ten tijde van de gepleegde delicten verminderd toerekeningsvatbaar was. Dit brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Bij de strafoplegging zal hiermee rekening worden gehouden. Het verweer van de raadsvrouwe wordt dan ook verworpen. Nu verder ook geen andere omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf en het doen van een valse bommelding. Dit zijn ernstige feiten die onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Bovendien wordt het goede functioneren van overheidsdiensten gedwarsboomd, omdat deze diensten hierdoor niet voor andere, daadwerkelijke, noodsituaties beschikbaar zijn.
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken evenals de verklaring van verdachte ter terechtzitting verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank acht de navolgende gevangenisstraf derhalve passend en geboden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 142a, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde:
• poging bedreiging met een terroristisch misdrijf.
• gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
• Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
• Heft het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter,
mrs. C.S. Schoorl en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Hof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 augustus 2012.
mr. H.P.H.I Cleerdin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
mr. H.M. van Niftrik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.