ECLI:NL:RBAMS:2012:BY1352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV11-5517
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting huurovereenkomst na overlijden van contractuele medehuurder

In deze zaak heeft een meerderjarig inwonend kind, [eiser], verzocht om de voortzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van zijn moeder, die als contractuele medehuurder was aangesteld. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan door de ouders van [eiser], maar na het overlijden van zijn moeder op 5 augustus 2010, bleef de huurovereenkomst door de vader van [eiser] voortgezet. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 november 2011 een comparitie van partijen gelast, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst niet alleen door de moeder van [eiser] werd voortgezet, maar dat de vader nog steeds als huurder wordt beschouwd. Hierdoor kon [eiser] niet op basis van artikel 7:268 BW vorderen dat de huurovereenkomst op zijn naam werd voortgezet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet ontvankelijk was en heeft deze afgewezen. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden, die zijn begroot op € 375,00. De beslissing is uitgesproken op 23 oktober 2012 door de kantonrechter D.H. de Witte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1225821 CV 11-5517
Vonnis van: 23 oktober 2012
F.no.: 497
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. I.E. Hofhuis
t e g e n
1. [gedaagde I]
2. [gedaagde II]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. B. Külbs
VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij tussenvonnis van 8 november 2011 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke op 22 december 2011 is gehouden. Bij die gelegenheid is [eiser], vergezeld van zijn vader en bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen. [gedaagde I] is vergezeld van zijn gemachtigde eveneens verschenen. Voorafgaande aan de comparitie van partijen heeft [eiser] aanvullende producties toegezonden, welke ter zitting zijn overgelegd. [gedaagden] hebben ter zitting een e-mail van 21 december 2011 overgelegd. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, welke aan het dossier zijn toegevoegd. In het proces-verbaal van die comparitie van partijen zijn de ter zitting gemaakte afspraken vastgelegd, waarna de volgende processtukken zijn genomen:
- namens [gedaagden] een akte met producties;
- namens [eiser] akte houdende uitlating producties.
[gedaagden] hebben op de daartoe aangewezen rolzitting geen akte uitlating producties genomen, waarna de zaak is verwezen voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1.In het tussenvonnis van 8 november 2011 heeft de kantonrechter de feiten vastgesteld, de vordering weergegeven en het verweer samengevat. Voorts zijn in dat tussenvonnis enige vragen opgenomen, welke op de comparitie van partijen aan de orde zijn gekomen.
2.De feitelijke achtergrond van het geschil is kort gezegd de navolgende. [vader eiser] en [moeder eiser] zijn met ingang van 1 februari 1979 van (de rechtsvoorgangsters van) [gedaagden] gaan huren de woning aan het [aders] te Amsterdam tegen een huurprijs van thans (in 2011) € 252,31 per maand. In of omstreeks 1997/1998 heeft [vader eiser] de woning verlaten. [moeder van eiser] is met haar zoon [eiser] in de woning blijven wonen. De huurprijs is steeds betaald vanaf een bankrekening die op naam staat van [ouders eiser]. Omstreeks 2000/2001 is de gezondheidssituatie van [moeder eiser] verslechterd. Zij heeft onder meer geleden aan de ziekte van Meniere en artrose en in 2007 is bij haar kanker geconstateerd. [moeder van eiser] is op 5 augustus 2010 overleden.
[eiser] vordert voortzetting van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:268 BW.
3.[gedaagden] voeren onder meer aan dat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vordering dient te worden afgewezen omdat na het overlijden van [moeder van eiser] de huurovereenkomst is voortgezet door de medecontractant [vader van eiser]. In dit geval mist artikel 7:268 BW toepassing.
4.De kantonrechter stelt voorop dat de huurovereenkomst is aangegaan met [ouders van eiser]. [vader eiser] heeft weliswaar al lange tijd geleden het gehuurde verlaten, maar niet gesteld of gebleken is dat de (toenmalige) verhuurder ermee heeft ingestemd dat [vader van eiser] niet langer huurder is, zodat de huurovereenkomst door alleen [moeder eiser] werd voortgezet. Dit betekent dat [vader van eiser] nog steeds huurder is. [gedaagden] beschouwen [vader eiser] ook nog steeds als hun huurder.
5.Het voorgaande heeft tot gevolg dat [eiser] niet op grond van artikel 7:268 BW kan vorderen dat de thans op naam van [vader van eiser] staande huurovereenkomst (mede) op zijn naam wordt voortgezet. Een vordering tot medehuur op grond van artikel 7:267 BW of een vordering tot contractsovername op grond van artikel 6:157-6:159 BW is niet ingediend – daargelaten de vraag of aan de criteria tot medehuur of contractsovername is voldaan - , zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
6.Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen en dat [eiser]. deswege in de proceskosten wordt veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I.wijst de vordering af;
II.veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde [gedaagden] gevallen, welke worden begroot op € 375,00 wegens salaris gemachtigde;
III.verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.