ECLI:NL:RBAMS:2012:BY1269
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van vordering na beëindiging faillissement en ontbinding rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Rabobank Amstel en Vecht U.A. en [A] Beheer B.V. De procedure was geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (Fw) vanwege het faillissement van [A] Beheer B.V., dat op 14 juli 2009 was uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de grond voor voortzetting van het geding zich niet voordeed, een redelijke wetsuitleg meebracht dat het geding na beëindiging van het faillissement hervat kon worden tussen de oorspronkelijke partijen, mits er geen verificatievergadering had plaatsgevonden. Echter, na de beëindiging van het faillissement op 22 oktober 2010, bleek dat [A] Beheer B.V. was ontbonden en had opgehouden te bestaan, waardoor voortzetting van het geding niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde Rabobank niet-ontvankelijk in haar vordering, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd, aangezien geen van de partijen in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de gevolgen van faillissement en ontbinding van rechtspersonen in civiele procedures.