ECLI:NL:RBAMS:2012:BY0774

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/124 WW44, AWB 10/2415 VEROR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over bouwvergunningen en bestemmingsplannen in Amsterdam

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2012, zijn er twee beroepen aan de orde, geregistreerd onder de nummers AWB 10/124 WW44 en AWB 10/2415 VEROR. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.H.J. van Driel, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam en de burgemeester van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. G. van der Kuil. De vergunninghoudster, George W B.V., vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, heeft ook deelgenomen aan de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers I niet zijn verschenen, terwijl de verweerders en vergunninghoudster wel aanwezig waren.

De rechtbank heeft het beroep van eisers I tegen het besluit van 1 december 2009 ongegrond verklaard, en het beroep van eisers II tegen het besluit van 13 april 2010 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit I betrekking heeft op twee bouwvergunningen, en dat het belang van eisers I niet geheel is vervallen door de nieuwe bouwvergunning en het nieuwe bestemmingsplan. De rechtbank wijst erop dat de belangen van omwonenden niet uniform zijn en dat deze belangen in een bestemmingsplan tegen elkaar moeten worden afgewogen. De rechtbank concludeert dat de beroepgronden van eisers I niet kunnen slagen en dat het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond is.

Ten aanzien van het beroep van eisers II is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit II door de verleende nieuwe exploitatievergunning geheel achterhaald is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10/124 WW44 en AWB 10/2415 VEROR
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer op 22 augustus 2012
in de zaak geregistreerd onder AWB 10/124 WW44 tussen:
[eiser I-a] en [eiser I-b],
beiden wonende te [plaats],
eisers I,
gemachtigde mr. M.H.J. van Driel,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder I,
gemachtigde mr. G. van der Kuil,
en in de zaak geregistreerd onder AWB 10/2415 VEROR tussen:
[eiser II-a], [eiser I-a] en [eiser I-b],
allen wonende te [plaats],
eisers II,
gemachtigde mr. M.H.J. van Driel,
en
de burgemeester van de gemeente Amsterdam,
verweerder II,
gemachtigde mr. G. van der Kuil.
Aan beide gedingen heeft tevens deelgenomen:
de besloten vennootschap George W B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
vergunninghoudster,
gemachtigde mr. J.S. Haakmeester.
Zitting hebben:
mr. H.J. Tijselink, voorzitter,
mrs. M. Singeling en M.C. Eggink, leden,
mr. S. Vosse-Pirs, griffier,
Eisers en hun gemachtigde zijn – met eerdere kennisgeving – niet verschenen. Verweerders en vergunninghoudster zijn ter zitting vertegenwoordigd door hun voornoemde gemachtigden. Namens de vergunninghoudster is ter zitting tevens aanwezig [A].
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van eisers I tegen het besluit van 1 december 2009 (het bestreden besluit I) ongegrond;
- verklaart het beroep van eisers II tegen het besluit van 13 april 2010 (het bestreden besluit II) niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1.1. Bij besluit van 28 april 2009 (het primaire besluit I) heeft verweerder I aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor - kort samengevat - het verbouwen van de begane grond en kelder van het pand [adres 1], te [plaats] tot één zelfstandige horecavestiging met een grootte van 115 m2.
1.2. Bij besluit van 28 april 2009 (het primaire besluit II) heeft verweerder I aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor het aanbrengen van constructieve wijzigingen ter plaatse van de begane grond van het pand [adres 2], te [plaats], met behoud daarvan tot één zelfstandige winkelruimte.
1.3. Bij besluit van 9 december 2009 (het primaire besluit III) heeft verweerder II aan vergunninghoudster een vergunning verleend, geldig tot 1 oktober 2012, om een alcoholverstrekkend bedrijf met terras te exploiteren in de ruimtes op de beganegrondverdieping van het pand [adres 1], te Amsterdam.
1.4. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder I het bezwaar van eisers I tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
1.5. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder II het bezwaar van eisers II tegen het primaire besluit III ongegrond verklaard.
1.6. Bij besluit van 2 december 2010 (de nieuwe bouwvergunning) heeft verweerder I aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor het veranderen van het gebruik van de begane grond van het pand [adres 2] en middels een muurdoorbraak het samenvoegen daarvan met de begane grond van het pand [adres 1] tot één zelfstandige horecavestiging van niet meer dan 125 m2 gebruiksoppervlakte, inclusief het in gebruik genomen aangepaste keldergedeelte. Tegen dit besluit hebben eisers geen bezwaar gemaakt. Dit besluit is daarmee onherroepelijk geworden.
1.7. Bij besluit van 25 mei 2011 (het nieuwe bestemmingsplan) heeft de deelraad van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan “Museumkwartier en Valeriusbuurt” vastgesteld. In dit nieuwe bestemmingsplan is op gronden waar de panden [adres 2] en [adres 1] staan een horecavestiging met een bedrijfsvloeroppervlak van
300 m2 en horeca van categorie 3 en 4 toegestaan. Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van
25 juli 2012 de beroepen van eisers ongegrond verklaard (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN: BX2608). Hiermee is het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
1.8. Bij besluit van 17 juni 2011 (de nieuwe exploitatievergunning) heeft verweerder II aan vergunninghoudster een nieuwe vergunning verleend, geldig tot en met 1 juli 2014, om een alcoholverstrekkend bedrijf met terras te exploiteren in de ruimtes op de beganegrondverdieping van het pand [adres 1], te Amsterdam. Tegen dit besluit hebben eisers geen bezwaar gemaakt. Dit besluit is daarmee onherroepelijk geworden.
2. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het geschil.
Ten aanzien van het beroep onder nummer AWB 10/124 WW44
2.1. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit I betrekking heeft op twee bouwvergunningen, namelijk naast de verleende bouwvergunning voor het pand [adres 1], ook op een bouwvergunning voor het pand [adres 2]. Hierdoor is het bestreden besluit I niet geheel achterhaald door de nieuwe bouwvergunning van 2 december 2010 en het nieuwe bestemmingsplan van 25 mei 2011.
Niet kan dan ook worden gezegd dat het belang bij dit beroep geheel is vervallen.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat de beroepgronden echter niet kunnen slagen en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond. De rechtbank volgt hierbij voor wat betreft de interpretatie van het bestemmingsplan in de essentie de motivering van de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 26 juni 2009 (AWB 09/2111 en AWB 09/2112 WW44). In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van eisers I hangende hun bezwaar tegen de primaire besluiten I en II afgewezen.
2.3. De rechtbank voegt aan het bovenstaande de volgende overwegingen toe.
Eisers I hebben gewezen op de belangen van de omwonenden en hebben zich op het standpunt gesteld dat deze belangen door de door verweerder I gehanteerde interpretatie van het bestemmingsplan ‘Vondelpark/Concertgebouwbuurt’ ernstig worden geschaad.
De rechtbank overweegt dat interpretatie van een bestemmingsplan naar vaste rechtspraak vooral grammaticaal moet plaatsvinden. De uitspraak van de voorzieningenrechter staat ook in die sleutel. Een belangentoets of -afweging past daarbinnen niet.
Los daarvan wijst de rechtbank erop dat de belangen van de omwonenden niet uniform zijn, en dat naast hun belangen ook andere belangen een rol spelen, bijvoorbeeld de belangen van eigenaren en huurders van de betreffende panden. Deze belangen worden in een bestemmingsplan juist tegen elkaar afgewogen. Ook hierom kunnen de belangen van omwonenden bij de interpretatie van een bestemmingsplan niet op voorhand doorslaggevend worden geacht.
2.4. Mede naar aanleiding van de stellingname van vergunninghoudster ter zitting wijst de rechtbank eisers er volledigheidshalve nog op dat zelfs als de rechtbank dit beroep van eisers I gegrond had geacht onder vernietiging van bestreden besluit I, dit eisers uiteindelijk niets zou hebben opgeleverd. Inmiddels is immers sprake van een onherroepelijk nieuw bestemmingsplan dat onbetwist niet aan realisatie van de vergunde plannen van vergunninghoudster in de weg staat.
Ten aanzien van het beroep onder nummer AWB 10/2415 VEROR
2.5. Met vergunninghoudster en verweerder II is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit II door de verleende nieuwe exploitatievergunning van 17 juni 2011 geheel achterhaald is. Nu gesteld noch gebleken is dat eisers II anderszins nog enig belang hebben bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit II, zal de rechtbank het beroep van eisers II tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van beide beroepen
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling dan wel de bepaling dat het griffierecht moet worden vergoed.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB