ECLI:NL:RBAMS:2012:BY0020
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering verlenging gevangenhouding t.b.v. uitlevering
Op 3 augustus 2012 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de gevangenhouding van een opgeëiste persoon, die door de Kroatische autoriteiten was verzocht. De rechtbank had eerder op 6 juli 2012 de gevangenhouding bevolen voor de duur van dertig dagen, maar in de tussenuitspraak van 20 juli 2012 was het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst. De officier van justitie verzocht de rechtbank om het bevel tot gevangenhouding te verlengen, maar de rechtbank oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt om een bevel tot gevangenhouding te verlengen in de situatie waarin het onderzoek ter zitting is heropend.
De rechtbank overwoog dat het bevel tot gevangenhouding van 6 juli 2012 niet meer van kracht was, omdat de detentie van de opgeëiste persoon voortduurde op basis van de eerder bevolen inverzekeringstelling. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding, omdat de wet geen ruimte biedt voor verlenging zolang er geen definitieve uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid van de uitlevering.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de wetgeving rondom uitlevering en gevangenhouding strikte voorwaarden stelt en dat in dit geval de officier van justitie niet kon vorderen dat het bevel tot gevangenhouding werd verlengd. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk, waarmee de detentie van de opgeëiste persoon voortduurt op basis van de eerder genomen beslissingen.