RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5628 WIA
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. A. Lange,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder,
gemachtigde R. Hopster.
Bij besluit van 10 januari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een vergoeding toegekend voor de kosten van de inzet van een doventolk in de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012, en de inzet van teamtolken van die vergoeding uitgezonderd.
Bij besluit van 18 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2012.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [schrijftolk], schrijftolk. Verweerder heeft zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek heropend. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar een meervoudige kamer.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op
30 maart 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [schrijftolk], schrijftolk. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of er een voor beide partijen bevredigende oplossing mogelijk is voor de wijze waarop eiseres vergoedingen voor teamtolken over de jaren 2012 en daarna dient aan te vragen. Bij brief van 23 mei 2012 heeft verweerder te kennen gegeven geen aanleiding te zien voor een dergelijke oplossing. Bij brief van 30 mei 2012 heeft eiseres hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten nadat partijen de rechtbank toestemming, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben verleend om uitspraak te doen zonder dat een nadere zitting plaatsvindt.
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Eiseres is bekend met progressieve slechthorendheid en is inmiddels bijna doof. Eiseres is werkzaam in de functie van Hoofd Klinische Fysica en Instrumentatie bij het [ziekenhuis]. Zij is verantwoordelijk voor alle medische apparatuur in de kliniek, verricht wetenschappelijk onderzoek en is daarnaast [functie] van de ondernemingsraad. In het kader van haar functies en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden volgt zij vakinhoudelijke cursussen en woont zij conferenties en symposia bij.
1.2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres op haar verzoek een vergoeding voor maximaal 243 uren per jaar voor de inzet van doventolken toegekend voor de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012. Verweerder heeft daarbij te kennen gegeven dat deze toekenning niet geldt voor vergoeding van teamtolken en dat eiseres een vergoeding hiervoor apart – per afzonderlijk geval – voortijdig dient aan te vragen.
1.3. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, voor zover daarbij is bepaald dat zij voor teamtolken voor elke afzonderlijke situatie apart vooraf een aanvraag moet indienen. Eiseres verzoekt om toestemming (vooraf) om in het jaar 2011 gedurende 100 tolkuren teamtolken in te kunnen zetten.
1.4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) volgt dat een voorziening alleen op aanvraag kan worden toegekend. Per geval dient te worden beoordeeld of aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent volgens verweerder dat eiseres voor het inschakelen van teamtolken per bijeenkomst of symposium – vooraf – een aparte aanvraag moet indienen.
1.5. Eiseres heeft in beroep – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd.
Uit de tekst van artikel 35 van de Wet WIA volgt volgens eiseres niet dat de aanvraag en toekenning voor de voorziening voor teamtolken niet op jaarbasis zou kunnen worden gedaan, te meer daar dit voor het inschakelen van een gewone doventolk wel kan. Voor zover verweerder zich beroept op het beleid, wijst eiseres erop dat in de beleidsregels noch de toelichting daarop is bepaald dat het op jaarbasis toekennen van een aantal tolkenuren voor teamtolken is uitgesloten. Het beleid op dit punt is volgens eiseres dan ook onvoldoende duidelijk. Voorts heeft eiseres in dit verband nog aangevoerd dat verweerder met de aanvraagprocedure per afzonderlijke situatie waarin teamtolken worden ingeschakeld een zeer hoge praktische drempel opwerpt voor deze voorziening. Het is de vraag of verweerder met dit beleid nog wel de adequate voorziening als bedoeld in het Reïntegratiebesluit levert. Nu ook alternatieven niet adequaat zijn, moet het beleid kennelijk onredelijk worden geacht. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat verweerder in haar geval, gezien haar uitzonderlijke situatie, in ieder geval op grond van artikel 4:84 van de Awb van het beleid had moeten afwijken. De belangenafweging had in haar voordeel moeten uitvallen. Daarbij wijst eiseres erop dat de criteria op grond waarvan een teamtolk wordt toegewezen niet geschikt zijn voor werknemers die werkzaam zijn op (post)academisch niveau. Ten onrechte speelt de zwaarte van de opdracht geen rol. Ook zijn er geen goede alternatieven. Daarnaast is de procedure voor het afzonderlijk aanvragen onwerkbaar, gelet op de lange duur en de onvoorspelbaarheid daarvan. Eiseres heeft er in dit verband tot slot nog op gewezen dat verweerder haar, bij besluit van 19 januari 2010, voor 2010 wel een vergoeding op jaarbasis heeft toegekend voor de kosten van teamtolken. Niet valt in te zien waarom verweerder dat nu niet weer zou kunnen doen, aldus eiseres.
1.6. Ter zitting is over de mogelijkheid gesproken om een oplossing voor de komende jaren te vinden waarbij eiseres zou kunnen worden toegestaan, gezien de door eiseres aangevoerde bijzondere omstandigheden van haar geval, om de haar op jaarbasis reeds toegekende uren voor een doventolk ook aan te wenden voor de inzet van teamtolken, in die gevallen waarin eiseres die aangewezen acht. Bij brief van 23 mei 2012 heeft verweerder te kennen gegeven geen aanleiding te zien voor een dergelijke oplossing, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende relevante regelgeving.
2.1. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet WIA, kan het Uwv aan de persoon met een naar het oordeel van het Uwv structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de persoon, bedoeld in artikel 34, tweede lid, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats.
In het tweede lid, aanhef en onder b, is bepaald dat onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een visuele, auditieve of motorische handicap worden verstaan.
Op grond van het vijfde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
2.2. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit, voor zover relevant, wordt een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de Wet WIA niet verstrekt respectievelijk niet verleend indien het kosten van een voorziening of een voorziening betreft:
a. die algemeen gebruikelijk is; of
b. waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is.
Op grond van artikel 2, derde lid, van het Reïntegratiebesluit, wordt bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verlening van een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.
2.3. Verweerder hanteerde in 2011 ter invulling van de in artikel 35 van de Wet WIA gegeven bevoegdheid het beleid als neergelegd in de Beleidsregels Uwv normbedragen voorzieningen 2011 (besluit van 25 januari 2011, Stcrt. 11 februari 2011, nr. 2438; hierna: beleidsregels eerste helft 2011) en vanaf 1 juli 2011 de Beleidsregels Uwv normbedragen voorzieningen 2e halfjaar 2011 (besluit van 19 juli 2011, stcrt. 1 augustus 2011. nr. 14027; hierna: beleidsregels tweede helft 2011).
Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de beleidsregels eerste helft 2011, respectievelijk artikel 4, vijfde lid, van de beleidsregels tweede helft 2011, komt de werkelijk getolkte tijd niet voor dubbele vergoeding in aanmerking.
Op grond van artikel 2, zevende lid, van de beleidsregels eerste helft 2011, kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van het bepaalde in het vijfde lid.
In artikel 6 van de beleidsregels tweede helft 2011 heeft verweerder de afwijkingsmogelijkheid nader uitgewerkt. Daar is in het tweede lid bepaald dat, in afwijking van artikel 4, vijfde lid, getolkte tijd dubbel wordt vergoed indien er sprake is van teamtolken, waarbij maximaal twee doventolken tegelijkertijd voor één cliënt optreden én indien wordt aangetoond dat is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de opdrachtduur langer is dan twee klokuren;
b. van tevoren vaststaat dat gedurende de opdracht geen (tolk)pauzes mogelijk zijn;
c. van tevoren vaststaat dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken niet mogelijk is;
d. de opdrachtduur wordt niet onderbroken door lunchpauzes en/of koffiepauzes (de laatste van een kwartier of langer).
Het vierde lid bepaalt dat een aanvraag voor vergoeding van tolkopdrachten als bedoeld in het eerste en tweede lid zo vroeg mogelijk dient te zijn ingediend, doch uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering. Voor wat betreft het bepaalde in het derde lid is deze termijn twee weken.
Het vijfde lid bepaalt dat het bepaalde in het vierde lid voor het eerst van toepassing is op aanvragen die betrekking hebben op opdrachten die later dan zeven weken na de inwerkingtreding van dit besluit worden uitgevoerd.
2.4. In de Toelichting op de beleidsregels tweede helft 2011 is vermeld dat voorafgaande toestemming voor de inzet van teamtolken alleen volgt bij hoge uitzondering en uitsluitend, wanneer is voldaan aan alle in artikel 6, tweede lid opgenomen criteria. Verder is vermeld dat bij de aanvraag voldoende informatie gegeven dient te worden om verificatie mogelijk te maken. Dit geldt met name de nadere omschrijving van de opdracht, de reden waarom teamtolken worden aangevraagd en de bereikbaarheidsgegevens, inclusief contactpersoon, van de organisatie van het evenement, waarbinnen de tolkopdracht plaatsvindt. Voorts staat vermeld dat voor werk- en onderwijsopdrachten geldt dat het z.g. doortolken tijdens pauzes nimmer een reden kan zijn voor een aanvraag teamtolken.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het geschil.
Ontvankelijkheid van het beroep
3.1. De rechtbank moet allereerst beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk is en moet daartoe de vraag beantwoorden of eiseres (nog) belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Het bestreden besluit heeft immers betrekking op vergoeding van de in 2011 gemaakte tolkkosten en dat jaar is inmiddels verstreken. Eiseres heeft ter zitting echter aangegeven dat zij in 2011 ten minste één keer heeft moeten afzien van de inzet van teamtolken en heeft moeten volstaan met het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken. Eiseres heeft gesteld dat bij die manier van tolken essentiële informatie verloren gaat. Opvolgende tolken kunnen namelijk niet teruggrijpen op hetgeen eerder aan de orde is geweest, kunnen daardoor vaak niet adequaat vertalen en hebben bovendien tijd nodig om zich specialistische termen eigen te maken. Een juiste weergave van hetgeen wordt besproken is dan ook niet voldoende gewaarborgd. Eiseres heeft aangegeven daardoor mogelijk informatie over relevante ontwikkelingen op haar – zeer gespecialiseerde – vakgebied te hebben gemist. Voor zover eiseres hiermee heeft bedoeld te stellen dat zij schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit, acht de rechtbank deze schade niet op voorhand onaannemelijk. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld in de uitspraak van 23 augustus 2005, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: AU8023), is er in dat geval voldoende grond om nog een belang bij eiseres aanwezig te achten bij een inhoudelijke beoordeling van het geschil en een daaruit mogelijk volgende vernietiging of herroeping van het bestreden besluit. De rechtbank acht het beroep van eiseres dan ook ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
3.2. De rechtbank stelt voorop dat artikel 35, eerste lid, van de Wet WIA verweerder de bevoegdheid geeft om op aanvraag voorzieningen toe te kennen, en dat verweerder ter invulling van zijn bevoegdheid beleidsvrijheid toekomt. Het Reïntegratiebesluit stelt een aantal uitgangspunten voor de verlening van voorzieningen. Verweerder kan in het kader van zijn bevoegdheid beperkingen en voorwaarden stellen aan het toekennen van voorzieningen en heeft dat in 2011 gedaan in de Beleidsregels Uwv normbedragen voorzieningen 2011 en de Beleidsregels Uwv normbedragen voorzieningen 2e halfjaar 2011.
3.3. De rechtbank ziet geen aanleiding om de door verweerder gemaakte keuzes die in de beleidsregels worden gehanteerd in het algemeen onredelijk te achten. De stelling van eiseres dat de wet het onderscheid tussen enkele tolken en teamtolken niet maakt, wil niet zeggen dat verweerder ter uitvoering van de regeling geen nadere regels mag stellen en daarbij wel dat onderscheid kan maken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het uitgangspunt van het Reïntegratiebesluit, gelet op artikel 2, derde lid, ook is dat moet worden uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening. Het door verweerder gemaakte onderscheid wordt naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd door het feit dat bij de inzet van teamtolken voor werkelijk getolkte tijd een dubbele vergoeding wordt toegekend en daarmee dus hogere kosten gepaard gaan dan met de inzet van een enkele tolk. Uit het oogpunt van kostenbeheersing acht de rechtbank het dan ook in het algemeen niet onredelijk om aan de uitzonderingssituatie van een dubbele vergoeding strengere eisen te stellen, te meer daar het gaat om het besteden van gemeenschapsgeld. Met de procedure, waarbij de aanvraag vooraf dient te geschieden, maakt verweerder in het algemeen de inzet van teamtolken niet onmogelijk. De beleidsregels voor 2011 zijn tevens voldoende duidelijk, mede gelet op de inhoud van de bijbehorende toelichting.
3.4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder in haar geval op grond van artikel 4:84 van de Awb van het beleid had moeten afwijken. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het voor haar, gezien haar uitzonderlijke positie op de maatschappelijke ladder, zeker voor iemand met haar beperkingen, onredelijk bezwarend en onrealistisch is om steeds afzonderlijk en bij voorbaat een toekenning voor vergoeding van teamtolken te moeten aanvragen. De procedure voor het afzonderlijk aanvragen is onwerkbaar, gelet op de lange duur en de onvoorspelbaarheid van de uitkomst daarvan. De teamtolken die op haar niveau kunnen werken, zijn dan vaak niet meer beschikbaar, waardoor voor eiseres slechts de keuze rest tussen afzien van deelname aan de cursus of het symposium, of deelnemen met inzet van een enkele tolk, met het risico dat zij informatie misloopt en bovendien aansluiting mist bij collega’s, omdat zij de – voor haar functie essentiële – netwerkactiviteiten in de pauzes niet kan volgen. De goedkoopste oplossing, zoals die nu in verweerders beleid is uitgewerkt, is voor haar dan ook geen adequate oplossing.
3.4.1. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel te handelen, tenzij dat voor belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De afwijkingsbevoegdheid van dit artikel ziet op bijzondere omstandigheden waarmee bij het vaststellen van de beleidsregel geen rekening is gehouden.
3.4.2. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eiseres sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van zijn beleid had moeten afwijken, nu eiseres onevenredig nadeel ondervindt in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Eiseres bekleedt een functie op hoog – postacademisch – niveau bij een academisch topinstituut en is bovendien secretaris van de ondernemingsraad. Uit hoofde van haar functies neemt zij regelmatig deel aan voor de vervulling van haar functies noodzakelijke cursussen, vergaderingen en symposia. Tijdens deze bijeenkomsten, met het bijbehorende specialistische en complexe taalgebruik, is eiseres aangewezen op hoog opgeleide, kundige teamtolken die het niveau en tempo kunnen bijhouden. Het is voor haar van groot belang dat zij deze tolken tijdig reserveert, omdat goede tolken, die dat niveau aankunnen, schaars zijn, hetgeen door verweerder ook niet is betwist. Door het beleid van verweerder, waarbij pas een definitieve aanvraag kan worden gedaan als het programma definitief is – terwijl dit, naar evenmin in geschil is, vaak pas (zeer) kort voordat de bijeenkomst plaatsvindt het geval is - , heeft eiseres echter pas kort tevoren duidelijkheid of haar aanvraag om vergoeding van de kosten door verweerder zal worden ingewilligd. De goede, gespecialiseerde teamtolken zijn dan vaak al niet meer beschikbaar. Eiseres heeft verder ter zitting genoegzaam toegelicht dat het ook niet werkbaar is om de tolken gewoon maar te reserveren, zonder deze tolken de zekerheid te kunnen geven dat zij uiteindelijk ook daadwerkelijk mogen worden ingeschakeld. Tolken op dit niveau zijn hiervoor te gewild. Eiseres heeft gemotiveerd gesteld dat het verschillende keren is voorgekomen dat het, door deze manier van aanvragen van de voorziening, niet is gelukt om nog tijdig kundige teamtolken te vinden. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat eiseres hierdoor informatie en training op haar vakgebied heeft gemist. De rechtbank voegt hier aan toe dat, hoewel de zwaarte van de opdracht in het beleid van verweerder geen criterium is bij het al dan niet toewijzen van een aanvraag om vergoeding van de kosten van teamtolken, dit niet maakt dat die zwaarte in een concreet geval niet bij een individuele afweging meegewogen zou kunnen worden. Het gaat immers om het bieden van een adequate voorziening, die door de specifieke omstandigheden van dit voorliggende geval aan eiseres onthouden wordt.
3.4.3. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er in het geval van eiseres tijdens de pauzes geen noodzaak is voor de inzet van een tolk en dat dus kan worden volstaan met de inzet van (achtereenvolgende) enkele tolken. Verweerder heeft slechts aangegeven dat er in programma’s meestal voldoende pauzes en onderbrekingen zijn, gedurende welke een enkele tolk kan recupereren. De aard van de functie van eiseres brengt echter mee dat het voor de uitoefening van haar werkzaamheden relevant is om in die pauzes te kunnen (blijven) beschikken over een tolk ten behoeve van werkgerelateerde netwerkactiviteiten. Deze activiteiten zijn daarmee ook te beschouwen als strekkende tot het behoud van de mogelijkheid van het verrichten van arbeid, zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet WIA. Dat verweerder in beginsel, in het beleid, die pauzes niet vergoedt is redelijk, maar voor het specifieke geval van eiseres leidt dit tot belemmeringen.
3.4.4. De stelling van verweerder, in de brief van 23 mei 2012, dat het bij aanvragen om vergoeding van teamtolken veelal om mensen met een behoorlijke positie op de maatschappelijke ladder gaat, en dat er dus te veel vergelijkbare gevallen met die van eiseres zijn om voor haar een uitzondering te maken, is op geen enkele wijze onderbouwd. Verweerder heeft onvoldoende weersproken dat eiseres één van de weinigen met een vergelijkbare auditieve beperking is die een dergelijke specialistische functie op hoog academisch niveau bekleedt. De door verweerder gevreesde precedentwerking wordt daarom, bij gebrek aan door verweerder concreet gemaakte vergelijkbare gevallen, beperkt geacht. Dat verweerder uit het oogpunt van kostenbeheersing strenge eisen stelt (en dus een aanvraag per situatie vooraf wil kunnen beoordelen), is begrijpelijk en – zoals in overweging 3.3 al is geoordeeld – in het algemeen niet onredelijk. Voor eiseres pakt dit echter onevenredig nadelig uit, nu zij gezien haar bijzondere omstandigheden, zoals hierboven uiteengezet, regelmatig in de problemen komt doordat de procedure van het per situatie vooraf aanvragen haar belemmert in het tijdig reserveren van adequate en gespecialiseerde teamtolken.
3.4.5. Samenvattend kan niet worden volgehouden dat aan eiseres een adequate voorziening wordt verleend, als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Reïntegratiebesluit. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de CRvB (in de uitspraak van 11 januari 2012, LJ-nummer: BV2335) heeft overwogen dat het bepaalde in dit artikel meebrengt dat aan de hand van de bijzondere omstandigheden van het concrete geval zal moeten worden beoordeeld of met de maximale vergoeding een niet alleen goedkoopste, maar ook adequate voorziening kan worden verleend. Verweerder heeft in het geval van eiseres dan ook in redelijkheid niet onverkort aan het beleid kunnen vasthouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 4:84 van de Awb niet in stand kan blijven.
3.5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de weigering om (ook) een vergoeding vooraf voor de kosten van de inzet van teamtolken voor de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 toe te kennen, is gehandhaafd. Nu voor de besluitvorming een nadere motivering door verweerder is vereist, ziet de rechtbank geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
3.6. Geheel ten overvloede geeft de rechtbank verweerder in overweging om deze uitspraak ook te betrekken bij aanvragen van eiseres voor toekenning van een vergoeding voor teamtolken in de jaren 2012 en daarna. Verweerder zou, gezien de bijzondere situatie van het geval van eiseres, hierbij mogelijk de door eiseres ter gelegenheid van de zitting van de meervoudige kamer voorgestelde, voor verweerder kostenneutrale, oplossing in heroverweging kunnen nemen, te meer nu eiseres thans 60 jaar is en het dus om een relatief beperkte periode gaat.
3.7. Ten aanzien van het beroep op schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Nu verweerder een nadere beslissing op bezwaar zal moeten nemen en de uitkomst van de nieuwe heroverweging in bezwaar niet op voorhand vaststaat, ziet de rechtbank geen aanleiding nu reeds te beslissen op het verzoek om schadevergoeding. Verweerder dient bij het nemen van dat nadere besluit (tevens) aandacht te besteden aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre er termen zijn om schade te vergoeden. De rechtbank geeft verweerder in dat verband nog in overweging om eiseres daarover - desgewenst - nader te horen.
3.8. Eiseres heeft in beroep tot slot verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt in de bezwaarfase. Ter zitting heeft eiseres dit verzoek ingetrokken.
3.9. Nu de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Voorts bestaat aanleiding, op grond van artikel 8:75 van de Awb, verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, € 437 per punt, wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de weigering om (ook) een vergoeding vooraf voor de kosten van de inzet van teamtolken voor de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 toe te kennen, is gehandhaafd;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41 (zegge: eenenveertig euro) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 1.092,50 (zegge: duizend tweeënnegentig euro en vijftig cent), te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, voorzitter, mrs. P.H.A. Knol en A.D. Belcheva, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. Breimer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2012.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB