RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706416-12
RK nummer: 12/3470
Datum uitspraak: 18 juli 2012
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 mei 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 16 maart 2012 door de Oberstaatsanwältin van het Staatsanwaltschaft Augsburg (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Duistland) op [1949],
volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
opgegeven verblijfplaats adres [adres], [postcode] [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 juli 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. A. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak dient te doen met dertig dagen verlengd. Deze verlenging is noodzakelijk, omdat het de rechtbank door het tijdstip waarop de zaak voor behandeling is aangebracht en vanwege haar volle agenda, onmogelijk is gebleken binnen de termijn van zestig dagen uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 27 februari 2012, uitgevaardigd door het Amtsgericht Augsburg (referentie 61 Gs 1133/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Genoegzaamheid der stukken
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de omschrijving van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht onvoldoende genoegzaam is omschreven. De Duitse autoriteiten hebben nagelaten om te vermelden wat de precieze schenkingen zijn geweest, terwijl zij dit gemakkelijk in de beschikbare systemen hadden kunnen nakijken. Over het feitencomplex is nu niets bekend en om deze reden is niet voldaan aan de vereisten van artikel 2 lid 2, onder e, OLW.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het EAB en de omschrijving van de feiten voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW.
Hierbij is het volgende van belang.
De rechtbank stelt voorop dat een EAB op grond van artikel 2 OLW gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Zo dient het EAB een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd te bevatten, met vermelding van, onder meer, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de gezochte persoon bij het strafbare feit.
Uit de omschrijving in onderdeel e) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon door de uitvaardigende autoriteiten er van verdacht wordt opzettelijk zijn aangifteplicht voor de schenkingsbelasting ten aanzien van een tweetal schenkingen niet te zijn nagekomen. Voorts staan in onderdeel e) de pleegplaats, de pleegdata en de rol van de opgeëiste persoon genoemd. De rechtbank acht deze feitsomschrijving in het EAB genoegzaam.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De omschrijving van de feiten is voorts zodanig, dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten van artikel 2 lid 1 onder e OLW is voldaan en acht het subsidiariteitsbeginsel gewaarborgd.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Duitsland als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsartikelen
Artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen;
de artikelen 2, 5 en 7 OLW.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Oberstaatsanwältin van het Staatsanwaltschaft Augsburg ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. J.O. Rutten en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. de Jager, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.