ECLI:NL:RBAMS:2012:BX9310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
525686 / KG ZA 12-1250 HJ/JWR en 526023 / KG ZA 12-1271 HJ/JWR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op acties van Greenpeace tegen Shell in het Noordpoolgebied

In deze zaak vorderde Shell Nederland een verbod op acties van Greenpeace die gericht waren tegen hun olieboringen in het Noordpoolgebied. Greenpeace had op 14 september 2012 bij 72 Shell-tankstations in Nederland actie gevoerd door sloten aan vulpistolen te bevestigen, waardoor tanken onmogelijk werd. Shell vorderde een verbod op nieuwe acties, terwijl Greenpeace in reconventie rectificatie eiste van uitlatingen van Shell in een persbericht. De voorzieningenrechter oordeelde dat Greenpeace in beginsel het recht heeft om actie te voeren, maar dat dit recht niet onbegrensd is. Er werd een afweging gemaakt tussen het belang van Greenpeace om haar mening te uiten en de rechtmatige belangen van Shell. De rechter stelde voorwaarden aan toekomstige acties van Greenpeace, zoals het vooraf melden van het doel, de werkwijze en de duur van de actie. Acties die het tanken onmogelijk maken, mochten niet langer dan een uur duren, terwijl acties op niet-publieke locaties niet langer dan twee uur mochten duren. Bij overtreding van deze voorwaarden werden dwangsommen opgelegd. De reconventionele vordering van Greenpeace tot rectificatie werd afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat Shell niet onrechtmatig had gehandeld. Het vonnis benadrukte de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij acties van maatschappelijke organisaties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 5 oktober 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 525686 / KG ZA 12-1250 HJ/JWR van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND VERKOOPMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie bij gelijkluidende dagvaardingen van 14 september 2012,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W.L.M. ten Braak te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING GREENPEACE NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Hörchner te Breda,
2. de stichting
STICHTING GREENPEACE COUNCIL,
gevestigd te Amsterdam,
verschenen bij gemachtigde mr. D. Simons,
gedaagde,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 526023 / KG ZA 12-1271 HJ/JWR van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND CHEMIE B.V.,
gevestigd te Moerdijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND RAFFINADERIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
4. de naamloze vennootschap
SHELL PETROLEUM N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen bij gelijkluidende dagvaardingen van 19 september 2012,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.W.L.M. ten Braak te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING GREENPEACE NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Hörchner te Breda,
2. de stichting
STICHTING GREENPEACE COUNCIL,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.G. Teulings te Amsterdam.
Eiseres in eerstgenoemde zaak zal hierna worden aangeduid als Shell Nederland. De eiseressen in de tweede zaak zullen gezamenlijk worden aangeduid als de Shell-vennootschappen. Gezamenlijk zullen de eiseressen in beide zaken Shell worden genoemd. De gedaagden in beide zaken zullen worden aangeduid als Greenpeace Nederland en Greenpeace Council en gezamenlijk als Greenpeace.
1. De procedures
In de procedure met zaak- en rolnummer 525686/KG ZA 12-1250 heeft Shell Nederland ter terechtzitting van 14 september 2012 gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter terechtzitting zijn partijen een schikking overeengekomen, inhoudende dat Greenpeace geen acties zal organiseren totdat er vonnis is gewezen.
Vervolgens is de zaak aangehouden tot 21 september 2012. Op genoemde datum heeft de voortgezette behandeling plaatsgevonden gelijktijdig met de behandeling van de procedure met zaak- en rolnummer 526023/KG ZA 12-1271. In laatstgenoemde zaak hebben de Shell-vennootschappen gesteld overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Vervolgens heeft Greenpeace in beide procedures verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en heeft Greenpeace Nederland in beide procedures in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. In beide procedures heeft Shell geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in reconventie. Alle partijen hebben producties in het geding gebracht en een pleitnota overgelegd.
Ter (voortgezette) terechtzitting waren onder meer aanwezig:
- namens Shell: [A], [functie] Shell Nederland, bijgestaan door mr. Ten Braak;
- namens Greenpeace Nederland [B], [functie] Greenpeace Nederland, bijgestaan door mr. Hörchner;
- namens Greenpeace Council mr. D. Simons, bijgestaan door mr. Teulings.
Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd.
In het navolgende zullen beide zaken zoveel mogelijk gezamenlijk worden besproken. Daar waar de tekst slechts op één van beide procedures betrekking heeft zal dit expliciet worden vermeld.
2. De feiten
2.1. Het concern waar Shell deel van uitmaakt is onlangs begonnen met het verrichten van (olie)boringen in het Noordpoolgebied .
2.2. Door Greenpeace International wordt een mondiale campagne gevoerd tegen deze activiteit van Shell. Sinds februari 2012 zijn in diverse landen (waaronder Argentinië, Finland, Frankrijk en Hongarije) acties gevoerd tegen Shell.
2.3. Op 13 juli 2012 is het hoofdkantoor van Shell in Den Haag enige tijd geblokkeerd door Greenpeace Nederland. Enkele bij Greenpeace Nederland betrokken activisten hebben daarbij het gebouw betreden.
2.4. Op 14 september 2012 heeft Greenpeace Nederland bij 72 benzinestations van Shell in Nederland actie gevoerd. Daarbij zijn sloten aan vulpistolen bevestigd, waardoor het onmogelijk was om benzine te tanken.
2.5. Op de website www.shellnederland.nl is op 14 september 2012 het volgende bericht geplaatst:
“Bij een actie van Greenpeace op tientallen Shell-tankstations in het hele land is vrijdagochtend een nog onbekend aantal betogers opgepakt. Shell respecteert het recht van Greenpeace om het niet met haar eens te zijn, maar keurt de actie af.
Dat meldde een woordvoerder van de politie. De actie diende als protest tegen olieboringen in het Noordpoolgebied. Shell begon zondag met een proefboring in de wateren ten noorden van Alaska en heeft twee boorschepen in het gebied.
Onder meer in Den Haag, Leiden, Eindhoven en langs de A2 bij Breukelen saboteerden actievoerders van Greenpeace de diesel- en benzinepompen. Rond 09.15 uur was negentig procent van de getroffen stations weer in bedrijf.
''Het is vervelend en we betreuren de overlast die onze klanten ondervinden'', meldde een Shell-woordvoerder. ''We vrezen dat hun veiligheid en die van medewerkers bij dit soort acties gevaar loopt.''
De brandweer knipte de kettingen waarmee Greenpeace vulpistolen aan elkaar had gebonden later weer open. Tijdens de actie waren de shops van de tankstations gewoon open.
Response van Shell op de Greenpeace-acties van 14 september
Shell heeft bevestigd dat acties hebben plaatsgevonden op een aantal van haar tankstations in Nederland. Het bedrijf vindt het heel vervelend dat dit ook overlast veroorzaakt voor haar klanten.
Shell respecteert het recht van Greenpeace om het niet met haar eens te zijn. “Maar veiligheid heeft de hoogste prioriteit binnen Shell – voor medewerkers, klanten, en ook demonstranten zelf. Die prioriteit geldt overal en dus ook voor onze activiteiten in Alaska, op kantoren van Shell en op tankstations."
3. Het geschil in conventie
In de procedure met zaak- en rolnummer 525686/KG ZA 12-1250
3.1. Shell Nederland vordert, na wijziging van eis, – samengevat –
1. Greenpeace te verbieden, met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis, acties te organiseren op terreinen van de benzinestations van (exploitanten/huurders van) Shell, in kantoren c.q. overige bedrijfsgebouwen en –terreinen van Shell binnen Nederland, voor een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis aan Greenpeace, welke acties de ongestoorde bedrijfsuitoefening verstoren dan wel bemoeilijken c.q. hun werknemers, hun hulppersonen of hun sympathisanten daartoe aan te zetten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- te vermeerderen met een dwangsom van € 100.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt;
2. Greenpeace te gebieden, binnen één uur na betekening van dit vonnis, hun werknemers, hun hulppersonen en hun sympathisanten instructie te geven zich te onthouden van elke actie waardoor het onder 1 gevraagde verbod wordt overtreden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt;
3. althans een zodanig voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
4. Greenpeace hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis;
In de procedure met zaak- en rolnummer 526023/KG ZA 12-1271
De Shell-vennootschappen vorderen, na wijziging van eis, – samengevat –
1. Greenpeace te verbieden, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, acties te organiseren op terreinen van de kantoren, raffinaderijen en overige bedrijfsgebouwen en -terreinen van Shell binnen Nederland, te Pernis, Rijswijk, Amsterdam, ’s-Gravenhage en Moerdijk, zulks voor een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis, welke acties inbreuk maken op het vrije en ongehinderde gebruik van de Shell-vennootschappen van hun raffinaderijen en/of hun (kantoor)gebouwen en/of hun overige bedrijfsgebouwen en/of terreinen in eigendom of in huur of anderszins in gebruik van Shell, respectievelijk hun werknemers, hun hulppersonen of hun sympathisanten daartoe aan te zetten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- te vermeerderen met een dwangsom van € 100.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt;
2. Greenpeace te gebieden, binnen één uur na betekening van dit vonnis, hun werknemers, hun hulppersonen en hun sympathisanten instructie te geven zich te onthouden van elke actie waardoor het onder 1 gevraagde verbod wordt overtreden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt.
3. althans een zodanig voorziening te treffen als voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
4. Greenpeace te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
In beide procedures
3.2. Shell voert aan dat haar activiteiten in het Noordpoolgebied volstrekt legaal zijn, zij beschikt over alle daarvoor benodigde vergunningen. Dat Greenpeace van mening is dat Shell deze activiteiten uit oogpunt van milieubescherming beter niet kan uitoefenen en dat zij op wil komen voor het algemeen milieubelang geeft haar niet het recht inbreuk te maken op de gerechtvaardigde belangen van Shell ter zake het kunnen verkopen van benzine aan automobilisten, aldus Shell.
3.3. Greenpeace voert verweer. Naar haar mening zijn de risico’s die verbonden zijn aan het verrichten van boringen in het Noordpoolgebied substantieel. Zij acht het daarom haar taak om de publieke opinie te organiseren en te bewegen tot een standpunt tegen deze activiteit. Daarbij merkt zij op dat Greenpeace Council niet bij de huidige acties in Nederland betrokken is. Verder beroept zij zich op de vrijheid van meningsuiting, die naar haar mening ook de vrijheid tot actievoeren omvat, ook indien er daardoor hinder voor anderen ontstaat. Daarbij wijst zij er op dat de acties maar kort hebben geduurd en geen gevaar voor personen of zaken tot gevolg hebben gehad.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
In beide procedures
4.1. Greenpeace Nederland vordert – samengevat – dat Shell wordt geboden
- het onder 2.5 weergegeven persbericht van haar site te verwijderen, althans hieruit de zin ''We vrezen dat hun veiligheid en die van medewerkers bij dit soort acties gevaar loopt” te verwijderen;
- een rectificatie te plaatsen in de Telegraaf en het Parool, alsmede op de website www.shell.nl, in welke rectificatie wordt verklaard dat de in de aan dit kort geding in conventie ten grondslag liggende dagvaarding ten onrechte is gesteld:
- dat Greenpeace Nederland op 13 juli 2012 de uitgangen van het hoofdkantoor van Shell in Den Haag zou hebben versperd waardoor personen in geval van nood dit pand niet zonder belemmeringen hebben kunnen verlaten;
- dat door Greenpeace Nederland op 14 september 2012 bij benzinestations waar acties werd gevoerd de stroomvoorziening onklaar is gemaakt;
- dat door Greenpeace Nederland op 14 september 2012 in een aantal gevallen slangen zijn doorgesneden;
- dat door Greenpeace Nederland op 14 september 2012 bij een aantal benzinestations benzine is gemorst en dat daardoor gevaar voor de actievoerders, omstanders en hulpdiensten is ontstaan;
- de voorbedoelde rectificatie te verzenden naar dezelfde adressanten als waarheen het persbericht is verzonden, alsmede aan de media met wie Shell nadien hierover nog contact heeft gehad;
- op straffe van verbeurte van dwangsom;
- met veroordeling van Shell in de kosten van het geding.
4.2. Greenpeace Nederland stelt dat Shell in haar processtukken en in de media uitlatingen doet waarmee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat haar acties een gevaar voor grote groepen personen opleveren. Dit is in strijd met de waarheid en daarmee onrechtmatig, aldus Greenpeace Nederland.
4.3. Shell voert verweer. Zij voert aan dat zij uitsluitend het onder 2.5 weergegeven persbericht naar de media heeft verzonden. De door haar gedane mededelingen bevatten geen feitelijke onjuistheden. De vordering in reconventie moet daarom worden afgewezen, aldus Shell.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
griffierecht
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
waar gaan deze gedingen over
5.2. De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat het in de onderhavige procedures slechts gaat om een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van (toekomstige) acties van Greenpeace tegen Shell voor zover deze plaatsvinden op de benzinestations van (exploitanten/huurders van) Shell en de bedrijfsterreinen van Shell.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat niet in geschil is dat het Shell-concern beschikt over de vereiste vergunningen, zodat haar activiteiten in het Noordpoolgebied in beginsel als rechtmatig moeten worden beschouwd. Of aan die activiteiten niettemin zo grote risico’s zijn verbonden dat Shell daar toch vanaf zou moeten zien, valt buiten het bestek van de onderhavige twee kort gedingen.
normen voor de beoordeling van de acties van Greenpeace
5.3. Greenpeace wil vanuit haar doelstelling, met het oog op het algemeen belang van mens, dier en milieu, de aandacht vestigen op het haars inziens bedenkelijke karakter van deze activiteiten van Shell. Zij maakt daarbij gebruik van het middel van publieke acties, waardoor zij haar standpunt op indringende wijze aan een breed publiek kenbaar kan maken. Greenpeace beroept zich er op dat haar acties moeten worden gezien als een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid. Door acties van burgerlijke ongehoorzaamheid zijn in het verleden situaties die eerst legitiem werden geacht (zoals slavernij, ontbreken van vrouwenkiesrecht, rassendiscriminatie) veranderd. Greenpeace beoogt op overeenkomstige wijze een einde te maken aan de (thans nog legitiem geachte) olieboringen van Shell in het noordpoolgebied.
5.4. Shell vordert een verbod op (bepaalde vormen van) toekomstige acties. De in de onderhavige procedures te beantwoorden vraag is derhalve in hoeverre naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het voeren van acties door Greenpeace als geoorloofd kan worden beschouwd.
5.5. Uitgangspunt is dat het organisaties als Greenpeace in beginsel vrij staat om actie te voeren en hun mening aan het publiek kenbaar te maken. Het enkele feit dat een dergelijke actie hinder oplevert voor het bedrijf waartegen de actie zich richt, in casu Shell, maakt een dergelijke actie niet onrechtmatig.
Bij de acties die voor Shell aanleiding zijn geweest tot het vorderen van een verbod van acties voor de toekomst gaat het om activiteiten die mogelijk strafrechtelijk verboden zijn (het onbruikbaar maken van benzinepompen: mogelijk strafbaar als zaaksbeschadiging) dan wel indien zij niet strafbaar zijn, waarvan kan worden gezegd dat zij mogelijk onrechtmatig zijn. Die onrechtmatigheid kan zijn gelegen in het inbreuk maken op een recht (bijvoorbeeld eigendom van de benzinepomp) en in strijd met de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Het kan immers onzorgvuldig zijn klanten te hinderen de producten of diensten van een bepaald bedrijf af te nemen, als men weet dat schade voor dat bedrijf (te weten omzetverlies) daarvan het gevolg is. Zo kan het ook onrechtmatig zijn een bedrijf te bezetten of de werkzaamheden daar te belemmeren op een wijze waarvan men kan verwachten dat deze schadelijke gevolgen zal hebben. Gezien deze normen is het recht op actievoeren niet onbegrensd. Het belang van Greenpeace bij het vrijelijk en ook op indringende wijze kunnen uiten van haar mening dient te worden afgewogen tegen de rechtmatige (ondernemers)belangen van Shell.
Nu rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Shell een zeker omzet¬verlies door acties voor eigen rekening zal moeten nemen en niet op Greenpeace Neder¬land c.s. zal kunnen verhalen, kunnen acties niet op voorhand volledig worden verboden op de enkele grond dat zij schadelijk zijn voor Shell.
5.6. Een afweging van de hiervoor genoemde belangen kan in het algemeen slechts op basis van de concrete feiten en omstandigheden worden gemaakt. Wat betreft toekomstige acties, waarop de vorderingen van Shell betrekking hebben, geldt dat het vooralsnog slechts mogelijk is om een aantal buitengrenzen aan te geven. Wat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval onrechtmatig is, kan reeds vooraf worden verboden. Een actie die niet op voorhand verboden was, kan niettemin achteraf onrechtmatig blijken te zijn.
aan acties te stellen eisen van subsidiariteit en proportionaliteit
5.7. Bij het stellen van de buitengrenzen, waarbuiten acties vooralsnog onrechtmatig worden geacht en dus verboden moeten worden, geldt dat Greenpeace in ieder geval normen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moeten nemen. Bovendien heeft Greenpeace zich zelf beroepen op het begrip ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’.
5.8. In de eerste plaats zal Greenpeace zich moeten houden aan het beginsel van subsidiariteit. In dit geval houdt dat in dat acties die Shell schade berokkenen pas mogen worden gevoerd nadat is geprobeerd met minder vergaande acties het beoogde resultaat te bereiken. Dat dit beginsel door Greenpeace zou zijn geschonden is niet gesteld of gebleken; uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat Greenpeace met een veelheid aan middelen heeft geprobeerd Shell er toe te brengen af te zien van olieboringen in het noordpoolgebied. Shell handhaaft die plannen nog steeds en geeft er daar waar mogelijk ook al uitvoering aan. Dat betekent dat vooralsnog niet kan worden gezegd dat toekomstige acties verboden moeten worden omdat nog minder vergaande middelen ter beschikking stonden.
5.9. Verder zullen de acties proportioneel moeten zijn. In een geval als het onderhavige kan aan de acties niet de eis worden gesteld dat de acties Shell op geen enkele wijze schade mogen toebrengen. Een bedrijf als Shell, dat activiteiten verricht of wil gaan verrichten die in de maatschappij omstreden zijn en waar velen zich tegen verzetten, kan en moet verwachten dat acties zullen worden gevoerd om haar op andere gedachten te brengen. Dergelijke acties zullen - om effectief te zijn - Shell ook nadeel kunnen toebrengen. Wel mag ten minste de eis worden gesteld dat geen substantiële nadeel wordt toegebracht, bijvoorbeeld doordat een actie langer duurt dan voor het bereiken van het daarmee beoogde doel nodig is.
5.10. In het onderhavige kort geding is niet aan de orde welke schade Shell heeft geleden door de acties van 14 september 2012 en of Greenpeace die schade geheel of gedeeltelijk moet vergoeden. Wel is de vraag aan de orde in welke mate het feit dat mogelijk schade zal ontstaan bij toekomstige acties reeds tot een verbod moet leiden.
‘burgerlijke ongehoorzaamheid’
5.11. De acties hebben volgens Greenpeace het karakter van een daad van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. Alhoewel er geen vastomlijnde definitie van dit begrip is, wordt dit in het algemeen gebruikt voor situaties waarbij op een geweldloze wijze wordt geprotesteerd tegen een bestaande situatie, waarbij men een politiek-maatschappelijk doel, en niet het eigenbelang, op het oog heeft. Veelal wordt tevens gesteld dat het moet gaan om een wijze van actievoeren die in het openbaar geschiedt en waarbij de gevolgen van een eventueel strafrechtelijk ingrijpen alsmede de mogelijke aansprakelijkheid voor schadevergoeding, worden aanvaard.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de eisen die doorgaans worden gesteld om te kunnen spreken van burgerlijke ongehoorzaamheid grotendeels passen binnen de hierboven genoemde eis van proportionaliteit.
5.12. Voorts dienen bij de acties maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de veiligheid van personen of goederen in gevaar komt. De betrokkenen dienen ook van die veiligheidsmaatregelen op de hoogte te worden gesteld. Ook hiervoor is het noodzakelijk dat actievoerders beschikbaar blijven op de plaats waar zij hun actie uitvoeren en dat de voor de actie verantwoordelijke persoon/coördinator zichzelf als zodanig bekendmaakt en voor overleg ter plekke beschikbaar blijft.
5.13. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moeten acties zodanig worden ingericht dat het onder de aandacht van het publiek brengen van de in de ogen van Greenpeace ongewenste situatie de boventoon voert, het toebrengen van schade aan degene die er een andersluidende opvatting op nahoudt (in dit geval Shell) mag geen zelfstandig doel van de acties zijn.
5.14. Voorts is het in het kader van het niet onnodig toebrengen van schade noodzakelijk dat Shell bij de aanvang van de actie op de hoogte wordt gesteld van het doel, de werkwijze en de voorgenomen duur ervan. Het hangt daarbij van de aard van de actie af welke tijdsduur als rechtmatig kan worden beschouwd, waarbij in aanvulling op wat hiervoor reeds is overwogen ter zake de door Shell te lijden schade als regel heeft te gelden dat naarmate anderen dan Shell meer nadeel van de actie ondervinden deze eerder onrechtmatig is (en derhalve in duur beperkter dient te zijn). Verder dient de actie niet langer te duren dan met het oog op het te bereiken effect noodzakelijk is. Teneinde op dit belangrijke punt een concreet houvast te geven, zal de voorzieningenrechter een voorziening geven die inhoudt dat acties die langer duren dan de voor verschillende vormen van acties te bepalen maximale duur op straffe van een dwangsom verboden zijn. Dit laat onverlet dat Shell eerdere beëindiging van de acties kan nastreven.
nogmaals: proportionaliteit
5.15. Het beginsel van proportionaliteit brengt verder met zich dat de actie geen grotere omvang mag hebben dan nodig is voor het te bereiken doel. Tot op heden heeft Greenpeace deze norm in acht genomen door niet bij alle (ongeveer 600) benzinestations van Shell, maar bij ongeveer 70 benzinestations actie te voeren. Er is daarom geen reden om op dit punt een voorziening te geven; wel zal Greenpeace in de toekomst bij het organiseren van acties met deze norm rekening moeten blijven houden.
de vorderingen van Shell
5.16. De hiervoor genoemde buitengrenzen zijn niet gelijk aan het verbod dat Shell - in beide procedures - onder punt 1 van haar vordering toegewezen wenst te krijgen. Shell vordert een verbod van acties die de ongestoorde bedrijfsuitoefening verstoren dan wel bemoeilijken. Toewijzing van dit verbod zou betekenen dat Greenpeace geen enkele actie zou kunnen uitvoeren die van invloed zou kunnen zijn op de bedrijfsuitoefening van Shell. Zo'n verbod gaat te ver. Nu het onder punt 1 gevorderde zal worden afgewezen is het onder punt 2 gevorderde evenmin toewijsbaar. Onder punt 3 van haar vordering verzoekt Shell een zodanig voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren. Deze vordering geeft de voorzieningenrechter de ruimte een voorlopige voorziening te treffen die is afgestemd op de wederzijdse belangen en de hiervoor genoemde randvoorwaarden aan de acties te verbinden, zonder dat acties onnodig worden beperkt .
conclusie
5.17. Het voorafgaande leidt ertoe dat de acties van Greenpeace op straffe van een dwangsom verboden zullen worden voor zover zij niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Niet alle hierboven genoemde randvoorwaarden kunnen als een verbod met een dwangsom worden geformuleerd. De bovengenoemde voorwaarden die niet in de beslissing zijn opgenomen kunnen echter wel een rol spelen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van acties achteraf.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de geformuleerde voorwaarden een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevatten. Als na verloop van zes maanden opnieuw een verbod wordt gevorderd, kan de beoordelingen op onderdelen anders uitvallen. Ook is de bodemrechter niet gebonden aan de in dit vonnis geformuleerde voorlopige beoordeling.
De voorzieningenrechter wijst er nogmaals uitdrukkelijk op dat het feit dat een actie voldoet aan de in dit vonnis geformuleerde voorwaarden niet betekent dat de actie rechtmatig is. Dat zal zo nodig achteraf uitgemaakt moeten worden.
5.18. Beide gedaagden zullen tot het verbod worden veroordeeld, nu weliswaar aannemelijk is dat de acties in Nederland tot op heden door Greenpeace Nederland zijn georganiseerd, maar Greenpeace Council zich ook bezig houdt met het organiseren van acties, zodat niet bij voorbaat is uit te sluiten dat zij zich ook met de organisatie van acties in Nederland bezig zou kunnen gaan houden.
kosten
5.19. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, worden de kosten in conventie gecompenseerd.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. In reconventie vordert Greenpeace Nederland rectificatie van een door Shell gepubliceerd persbericht alsmede van door Shell in haar dagvaardingen gedane uitingen. Volgens Greenpeace Nederland maakt Shell zich schuldig aan het opzettelijk, stelselmatig en publiekelijk uiten van beschuldigingen waarvan zij weet dat deze onjuist zijn. Meer in het bijzonder verwijt Greenpeace Nederland Shell dat zij in haar dagvaarding stelt dat tijdens de acties van 14 september jl. de stroomvoorziening onklaar is gemaakt, dat bij die acties slangen zijn doorgesneden en benzine is gemorst waardoor gevaar voor de veiligheid van personen en goederen is ontstaan, en verder dat de bezetting van het hoofdkantoor van Shell tot gevolg heeft gehad dat aanwezigen in geval van nood het pand niet zonder (aanmerkelijke belemmering) zouden kunnen verlaten, waaraan Shell de gevolgtrekking heeft verbonden dat gevreesd moet worden dat bij toekomstige acties wederom vernielingen zullen worden aangebracht. Het persbericht heeft een gelijke strekking, aldus Greenpeace Nederland.
6.2. Volgens Greenpeace Nederland zijn bij de acties op 14 september jl. geen stroomvoorzieningen onklaar gemaakt, noch benzineslangen doorgesneden. Voor zover er al benzine is gemorst is dat in zodanig geringe hoeveelheden gebeurd dat hierdoor geen gevaar heeft kunnen ontstaan. Verder is de bezetting van het hoofdkantoor zodanig georganiseerd dat hierdoor geen gevaar voor de veiligheid van de aanwezigen kon ontstaan, aldus Greenpeace Nederland.
6.3. Shell beroept zich op haar vrijheid van meningsuiting. De door haar ingenomen stellingen in de dagvaardingen zijn feitelijk juist, aldus Shell, die daarbij opmerkt dat zij niet heeft gesteld dat er tijdens de acties van 14 september jl. stroomvoorzieningen onklaar zijn gemaakt. Shell voert verder aan dat zij buiten het persbericht, waarin geen voor Greenpeace Nederland beschadigende uitlatingen worden gedaan, geen contact met de media heeft gezocht.
6.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het persbericht geen beweringen worden gedaan welke feitelijke grondslag missen. Het gaat immers om een - niet nader onderbouwde - mening: ''We vrezen dat hun veiligheid en die van medewerkers bij dit soort acties gevaar loopt.''. Het staat Shell vrij haar mening over het veiligheidsaspect van de gevoerde acties kenbaar te maken. Ingeval Greenpeace Nederland daarover een andere mening heeft, staat het haar eveneens vrij deze zelf in de openbaarheid te brengen.
6.5. Wat de bestreden uitingen van Shell in de processtukken betreft, geldt dat de processtukken in een civiel geding (anders dan een vonnis) niet openbaar zijn en de daarin ingenomen standpunten dus niet kunnen gelden als 'openbaar gemaakt'. Alleen al daarom is er ook geen grond voor rectificatie van in de processtukken ingenomen standpunten. Of de standpunten van Shell zoals hiervoor onder 6.1 weergegeven juist zijn, kan dus in het midden blijven.
6.6. Greenpeace Nederland zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, tot op heden aan de zijde van Shell begroot op € 816,- aan advocaatkosten. Alhoewel de reconventie in beide procedures is ingesteld, zal deze proceskostenveroordeling, nu het debat in beide procedures identiek was, slechts in één zaak worden toegewezen.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
In de procedure met zaak- en rolnummer 525686/KG ZA 12-1250
in conventie
7.1. verbiedt gedaagden vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis acties te organiseren welke worden uitgevoerd op terreinen van de benzinestations van (exploitanten/huurders van) Shell, in kantoren c.q. overige bedrijfsgebouwen en terreinen van Shell binnen Nederland, voor een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis aan Greenpeace, voor zover deze acties niet voldoen aan de navolgende voorwaarden:
1. Aan het begin van de actie wordt aan de persoon die voor de locatie van Shell verantwoordelijk is een schriftelijke mededeling overhandigd waarin staat vermeld:
- het doel van de actie,
- de werkwijze,
- de duur van de actie,
- indien van toepassing: de genomen veiligheidsmaatregelen.
- de naam en het telefoonnummer van degene die namens Greenpeace voor de actie ter plekke verantwoordelijk is en van degene die voor Greenpeace de actie coördineert, indien de actie op verschillende plaatsen wordt gevoerd.
2. Acties bij tankstations waarbij het tanken voor het publiek onmogelijk wordt gemaakt of de mogelijkheid daartoe in belangrijke mate wordt beperkt, duren niet langer dan een uur.
3. Acties bij niet voor het publiek toegankelijke locaties (zoals productiebedrijven, opslaglocaties of kantoren) die de normale bedrijfsvoering onmogelijk maken of in belangrijke mate belemmeren, duren niet langer dan twee uur.
Als aanvangstijdstip van een actie als bedoeld onder 2 of 3 geldt het moment waarop een aanvang wordt gemaakt met het daadwerkelijk ingrijpen in de bedrijfsvoering door bijvoorbeeld het onbruikbaar maken van benzinepompen, het blokkeren van een toegang en dergelijke.
7.2. bepaalt dat Greenpeace een dwangsom verbeurt van
€ 10.000,- voor iedere actie waarbij zij nalatig blijft aan de onder 7.1 sub 1 genoemde voorwaarde te voldoen;
7.3. bepaalt dat Greenpeace een dwangsom verbeurt van € 25.000,- voor elk uur of gedeelte van een uur dat een actie langer duurt dan onder 7.1 sub 2 en 3 is aangegeven;
7.4. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
7.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
7.7. weigert de gevraagde voorzieningen;
7.8. veroordeelt Greenpeace Nederland in de proceskosten aan de zijde van Shell, tot op heden begroot op € 816,- aan salaris advocaat;
7.9. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de procedure met zaak- en rolnummer 526023/KG ZA 12-1271
in conventie
7.10. verbiedt gedaagden vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis acties te organiseren welke worden uitgevoerd op terreinen van de benzinestations van (exploitanten/huurders van) Shell, in kantoren c.q. overige bedrijfsgebouwen en terreinen van Shell binnen Nederland, te Pernis, Rijswijk, Amsterdam, ’s Gravenhage en Moerdijk, voor een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis aan gedaagden, voor zover deze acties niet voldoen aan de navolgende voorwaarden:
1. Aan het begin van de actie wordt aan de persoon die voor de locatie
verantwoordelijk is een schriftelijke mededeling overhandigd waarin staat vermeld:
- het doel van de actie,
- de werkwijze,
- de duur van de actie,
- indien van toepassing: de genomen veiligheidsmaatregelen.
- de naam en het telefoonnummer van degene die namens Greenpeace voor de actie ter plekke verantwoordelijk is en van degene die voor Greenpeace de actie coördineert, indien de actie op verschillende plaatsen wordt gevoerd.
2. Acties bij tankstations waarbij het tanken voor het publiek onmogelijk wordt gemaakt of de mogelijkheid daartoe in belangrijke mate wordt beperkt, duren niet langer dan een uur.
3. Acties bij niet voor het publiek toegankelijke locaties (zoals productiebedrijven, opslaglocaties of kantoren) die de normale bedrijfsvoering onmogelijk maken of in belangrijke mate belemmeren, duren niet langer dan twee uur;
7.11. bepaalt dat Greenpeace een dwangsom verbeurt van
€ 10.000,- voor iedere actie waarbij zij nalatig blijft aan de onder 7.10 sub 1 genoemde voorwaarde te voldoen;
7.12. bepaalt dat Greenpeace een dwangsom verbeurt van
€ 25.000,- voor elk uur of gedeelte van een uur dat een actie langer duurt dan onder 7.10 sub 2 en 3 is aangegeven;
7.13. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.14. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
7.15. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
7.16. weigert de gevraagde voorzieningen;
7.17. veroordeelt Greenpeace Nederland in de proceskosten aan de zijde van Shell, tot op heden begroot op nihil;
7.18. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2012.?