ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7601
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bevel gevangenhouding na eindvonnis van politierechter
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2012 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die gedetineerd was in een huis van bewaring. Het verzoekschrift was op 14 augustus 2012 ingekomen en was gericht aan de rechtbank. De verdachte was eerder op 10 augustus 2012 door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en daarbij was een bevel tot gevangenhouding gegeven.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het relevante artikel 71 van het Wetboek van Strafvordering aangehaald, dat bepaalt dat de verdachte uiterlijk drie dagen na de tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank in hoger beroep kan komen bij het gerechtshof. De rechtbank concludeert dat er een ander rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de politierechter, dat de verdachte om zijn moverende redenen niet heeft benut.
De rechtbank oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet mag worden doorkruist door de verdachte op een niet in de wet voorziene wijze hoger beroep in te stellen. Daarom verklaart de rechtbank de verdachte niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis. De uitspraak is gedaan in raadkamer, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren, evenals de griffier.